Ruud Lubbers (1): een manager in de politiek
Hij was 34 toen hij in 1973 voor de Katholieke Volkspartij (KVP) als minister van Economische Zaken zitting nam in het kabinet-Den Uyl. Vijf jaar later hield hij als voorzitter van de hopeloos verdeelde CDA-fractie het kabinet-Van Agt/Wiegel in het zadel. En van 1982 tot 1994 leidde hij drie kabinetten van wisselende samenstelling.
Valt er nog wat nieuws te schrijven over Ruud Lubbers?
Er is al een stapel Lubbers-boeken, inclusief de postuum gepubliceerde memoires Haagse jaren (2020) van de staatsman zelf. Toch is de lijvige biografie van Johan van Merriënboer en Lennart Steenbergen, verbonden aan het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis van de Radboud Universiteit, geen overbodige luxe.
De titel Een slag anders is namelijk meer dan alleen een zegswijze die Ruud Lubbers graag in de mond nam. Het is ook de formulering van de ambitie van de auteurs om in debat te gaan met tijdgenoten die er een beetje of helemaal naast zaten.
Eigen draai
De belangrijkste persoon die door Merriënboer en Steenbergen terecht wordt gewezen, is Ruud Lubbers zelf. Die blijkt in zijn memoires steevast een eigen draai aan zijn avonturen te hebben gegeven. Meestal gaat om een te geflatteerde voorstelling van zaken. Maar op pagina 316 valt de kwalificatie ‘zijn eigen verslag is erg subjectief, grenzend aan geschiedvervalsing’. Het gaat dan over een gloeiend heet hangijzer: het voorbehoud van de CDA-fractie inzake het NAVO-besluit tot plaatsing van nieuwe kernwapens.
Lubbers beweerde in zijn memoires Haagse jaren onomwonden dat het kabinet de afspraak om dat voorbehoud in de NAVO-raad van 12 december 1979 in te brengen niet was nagekomen. Hij zou ‘genomen’ zijn door premier Dries van Agt. Het kabinet zou uiteindelijk zijn gered doordat Lubbers een smeekbede hield die de meerderheid van de ‘loyalisten’ (de CDA-dissidenten die tegen het kabinet- Van Agt/Wiegel waren) wist te overtuigen tegen een PvdA-motie te stemmen.
Het zat heel anders, weten we nu dankzij de biografie. In werkelijkheid spraken tien CDA’ers zich uit voor een motie-Stemerdink (PvdA) die stelde dat ‘in het komende NAVO-overleg niet ingestemd dient te worden met een positieve beslissing over productie en plaatsing van de Pershing II en kruisraket, hetgeen tevens inhoudt dat Nederland thans niet kan instemmen met plaatsing op zijn grondgebied.’
De motie werd op 6 december aangenomen. Daarop formuleerden Van Agt en zijn kabinet het voorbehoud: uitstel van de beslissing tot plaatsing tot eind 1981.
Op 12 december 1979 viel inderdaad het roemruchte dubbelbesluit tot plaatsing van de kernwapens in de Europese NAVO-landen in combinatie met het openen van onderhandelingen met de Sovjets. Het Nederlandse voorbehoud werd buiten het NAVO-communiqué gehouden. Maar het bleek wel degelijk ingebracht door Nederland; het was verstopt in een voetnoot.
Redding van het CDA
Vervolgens begon op 19 december het Kamerdebat over het NAVO-besluit. In de nacht diende het PvdA-Kamerlid Bram Stemerdink opnieuw een motie in die aansloot bij zijn vorige. Premier Van Agt sprak daarop uit dat moties die ‘instemming onthouden aan hetgeen de regering heeft gedaan of een trap na geven aan de NAVO, bij de regering onoverkomelijke bezwaren oproepen’.
In de schorsing die volgde was het niet fractievoorzitter Lubbers, maar loyalist Hans de Boer die het voortouw nam. Hij zorgde ervoor dat de CDA-fractie als een gesloten front tegen de tweede motie-Stemerdink stemde. En daarmee werd niet alleen het kabinet-Van Agt gered, maar ook het CDA zelf. Een jaar later werd de partij in wording officieel opgericht.
Ruim 200 pagina’s verder verhalen de auteurs over de ‘rancune’ van Lubbers jegens de Duitse bondskanselier Helmut Kohl. In het spoor van de Britse collega Margaret Thatcher had premier Lubbers na de val van de Muur in 1989 bedenkingen tegen de voortvarendheid van Kohl met de hereniging van Duitsland. Was het niet beter om daar een jaartje of tien te wachten? Lubbers deed niet lang daarna ook nog een poging om de op te richten Europese Centrale Bank naar Amsterdam te halen, in plaats van Frankfurt. Kohl concludeerde daarop dat Lubbers ‘nicht deutschfreundlich’ zou zijn. Hij blokkeerde in 1994 de benoeming van Lubbers tot voorzitter van de Europese Commissie.
Een jaar later spuide Lubbers in zijn memoires Haagse jaren zijn gal over Kohl: ‘Van iemand met een charmant minderwaardigheidsgevoel is hij uitgegroeid tot een man met een irritant superioriteitsgevoel (…) Hij is in de loop der jaren op weg gegaan naar een Duits Europa. Of preciezer gezegd: naar een Europa van Kohl. Hopelijk duurt dit niet te lang, omdat anders de Europese melk al te zuur zal worden.’
Een aantal meelezers van Haagse jaren vond deze passages over een bevriend staatshoofd – Kohl was in 1995 nog in functie – absoluut niet voor publicatie vatbaar. Volgens Van Merriënboer en Steenbergen was dit ‘een van de hoofdredenen’ dat de memoires 25 jaar in de kluis zijn blijven liggen.
Deze schermutselingen doen evenwel niets af aan de oprechte bewondering van de biografen voor de politicus Lubbers. Die haalde alles uit de kast om resultaten te boeken. Niemand in zijn omgeving werkte zo hard en zo snel als hij, niemand beheerste de dossiers zo compleet en niemand communiceerde zo intensief met mede- en tegenspelers als Lubbers. Vooral in het bedenken van varianten, compromissen en alternatieven om vastgelopen zaken vlot te trekken was de CDA-leider ongeëvenaard flexibel.
54 zetels
De eerste twee kabinetten-Lubbers stonden in het teken van economisch herstelbeleid. Het financieringstekort was gedaald van 9,4 procent in 1982 tot 5 procent in 1990. Het aandeel van de collectieve uitgaven in het nationaal inkomen was ook fors gedaald. Het concurrentievermogen van het bedrijfsleven was sterk toegenomen, evenals de productiviteit. Minpunten waren het oplopen van de staatsschuld en de hardnekkige werkloosheid van 12,5 procent.
‘De sturende en stuwende kracht van Lubbers was een belangrijke factor voor het ingezette herstel’, schrijven Van Merriënboer en Steenbergen. Ze wijzen daarbij op de recordscore van 54 zetels voor het CDA bij de Tweede Kamerverkiezingen van 1986 en 1989. En dat terwijl – ook in de ogen van Lubbers zelf – de oprichting van het CDA een defensieve actie was geweest om een dam op te werpen tegen de ontkerstening van de natie.
Dat de ontzuiling een keerzijde heeft, namelijk dat een christelijke partij voortaan ook voor mensen zonder kerkelijke binding aantrekkelijk kan zijn, wordt vaak vergeten. Lubbers profileerde zich als professioneel manager en waakte zorgvuldig voor ethische scherpslijperij over vraagstukken als euthanasie, abortus of gelijke behandeling van homo’s.
Sterker nog: juist op deze terreinen werden door actieve bemoeienis van Lubbers als fractievoorzitter (abortus) en als premier van zijn derde kabinet met de PvdA (euthanasie en antidiscriminatiewet) klinkende resultaten geboekt.
Als het politieke management in gebreke blijft, verliest de ontvoogde kiezer al gauw zijn geduld. Zo hadden zowel Lubbers als PvdA-leider en vicepremier Wim Kok het in 1993 – een jaar voor de verkiezingen – hun krediet al ruimschoots verspeeld. Waar de sociaaldemocraten werden afgerekend op de koude sanering van de arbeidsongeschiktheidsregeling, was het CDA ten prooi gevallen aan chaos.
De reconstructie van de anarchie in de CDA-gelederen neemt in Een slag anders zo’n tachtig pagina’s in beslag. Het was veel meer dan alleen de animositeit tussen Lubbers en zijn kroonprins Elco Brinkman. Zo kwam ook de senaatsfractie onder leiding van de eigenzinnige Zeeuw Ad Kaland herhaaldelijk in opstand tegen Lubbers III. Kaland wilde helemaal geen samenwerking van het CDA met de socialisten, terwijl Lubbers vond dat Kaland en zijn senatoren hun boekje verre te buiten gingen door Tweede Kamertje te spelen.
Ook in het partijbestuur was de regie zoek. Voorzitter Wim van Velzen had Brinkman veel te vroeg als nieuwe leider gelanceerd, waarna zijn opvolgster Tineke Lodders probeerde Brinkman weer weg te werken. Tevergeefs. Oudgediende Frans Andriessen werd gepolst om Brinkman te vervangen als kandidaat-premier.
Dodelijk vermoeid
Ten einde raad ging Lubbers zelf zich met de campagne bemoeien. Hij overwoog zelfs zijn eigen kabinet op te blazen en terug te komen op zijn besluit de politiek te verlaten. Uiteindelijk liet hij ook naar buiten toe blijken dat hij Brinkman ongeschikt vond als zijn opvolger.
De verkiezingen van 3 mei 1994 brachten een aardverschuiving teweeg als nooit vertoond in onze parlementaire geschiedenis. Het CDA verloor 20 zetels, de PvdA 12. De VVD (plus 9) en D66 (plus 12) waren de grote winnaars. Gedesillusioneerd en dodelijk vermoeid verliet de 54-jarige Ruud Lubbers de politiek. Het zou nog tot 16 augustus duren voordat Elco Brinkman aftrad als fractievoorzitter van het CDA. Een week later werd het kabinet-Kok (PvdA, VVD, D66) beëdigd. Onder leiding van Ennëus Heerma begon het CDA aan een nieuw leven: als oppositiepartij.
Van Merriēnboer en Steenbergen typeren Lubbers als ‘de eerste van de echte minister-presidenten’. Lubbers was inderdaad veel meer dan voorzitter van de ministerraad. Hoewel hij te maken had met eigenzinnige collega’s als Hans van den Broek (Buitenlandse Zaken) en Onno Ruding (Financiën), die helemaal geen zin hadden in bemoeienis van de premier, wist Lubbers toch de regie naar zich toe te trekken. Dat had te maken met zijn persoonlijkheid, maar meer nog met nog het feit dat de positie van regeringsleiders op het wereldtoneel vanaf midden jaren tachtig steeds dominanter werd.
‘Most impressive’
Zo kon Lubbers het goed vinden met de Amerikaanse president George H.W. Bush en werd hij, naar eigen zeggen, door Sovjetleider Michail Gorbatsjov geprezen om zijn pogingen ‘verbindingen te leggen tussen West en Oost’. Thatcher omschreef Lubbers in een brief aan koningin Beatrix als ‘a most impressive, shrewd and friendly person’. Ze had hem ontmoet in de Europese Raad van staatshoofden en regeringsleiders. Die was in 1974 in het leven geroepen om het algemene politieke beleid van de Europese Gemeenschap te bepalen.
Met de toetreding van Spanje en Portugal in 1986, het einde van de Koude Oorlog in 1989 en het Verdrag van Maastricht over de invoering van de monetaire unie in 1992 kwam het proces van Europese integratie in de hoogste versnelling. Zo groeide de Europese Raad uit tot een soort regering van de Europese Unie – met als logisch gevolg dat Lubbers en zijn opvolgers als de bazen van hun land aan tafel zaten.
Dat dat staatsrechtelijk niet helemaal in de haak was – de Nederlandse premier is immers niet meer dan de eerste onder zijn gelijken – beschouwde Lubbers als een niet ter zake doend detail.
Johan van Merriënboer en Lennart Steenbergen: Ruud Lubbers. Een slag anders, Boom, 800 pagina’s, € 49,90.
Hans Wansink is historicus en journalist en publiceert over boeken in Wynia’s Week. Hij was redacteur van NRC Handelsblad, Intermediar en de Volkskrant.
Wynia’s Week verschijnt nu drie keer per week! De groei en bloei van Wynia’s Week is te danken aan de donateurs. Doet u al mee? Doneren kan op verschillende manieren. Kijk HIER. Hartelijk dank!