Fricties in het eindeloze gezin
door Anneke Groen en Herman Vuijsje
Anneke Groen en Herman Vuijsje schreven het boek ‘Eindeloos ouderschap’ over een nauwelijks te overschatten, maar te weinig gesignaleerd verschijnsel, te weten dat van het moderne eeuwige gezin. Op verzoek van Wynia’s Week kijken de auteurs nog eens naar de weerslag van hun observaties.
Twee jaar na het verschijnen van ons boek Eindeloos ouderschap zijn er bijna vijfduizend exemplaren over de toonbank gegaan. Niet gek voor Nederlandse non-fictie. Ook de belangstelling vanuit de media verflauwt niet. Vooral vrouwenbladen tonen steeds opnieuw belangstelling. Opeenvolgende journalisten en redacteuren blijken ons onderwerp als nieuw te ervaren, vaak getriggerd door ervaringen uit hun eigen leven.
Eindeloos ouderschap is een toegankelijk geschreven maar toch redelijk doorwrocht signalement van een nog weinig opgemerkte sociale verandering: (groot)ouders houden zich langer intensief bezig met het wel en wee van hun nageslacht dan vroeger….
Ze geven vaker financiële hulp, passen vaker op de kleinkinderen en zijn emotioneel meer betrokken bij het leven van hun volwassen kinderen dan hun eigen ouders destijds. In ons boek beschrijven we deze verandering, gaan we in op de oorzaken en leggen we ook de twijfels en spanningen bloot die ermee gepaard kunnen gaan.
De blijvende belangstelling voor ons boek verheugt ons, maar zet ons ook weer verder aan het denken. Zo valt het ons op dat vragen bij lezingen en interviews vaak worden gesteld vanuit een pragmatische how-to invalshoek. Het signaleren van zo’n nieuw sociaal verschijnsel, okee hoor, maar wat vinden we er nu zélf van? Vinden we bijvoorbeeld niet dat ouders die financieel bijspringen hun kinderen te veel verwennen? En dat oppassen op de kleinkinderen, hoe vaak doen we dat zelf eigenlijk en wat kunnen we op dat gebied aanbevelen?
Ook in persoonlijke gesprekken duikt het onderwerp vaak op, maar daarbij gebeurt eerder het omgekeerde: het is voor de betrokkenen juist een eye-opener dat hun eigen ervaringen niet uniek zijn maar deel uitmaken van een meer algemene trend. Niet zelden leidt dat niet alleen tot herkenning, maar ook tot een zekere opluchting: het ligt dus niet aan mij dat ik vragen en twijfels heb over het beroep dat mijn volwassen kinderen op mij doen. Dus toch nog een zelfhulp-effect om een hoekje!
Zoals we al in ons boek veronderstelden, zijn het vooral (groot)moeders die zich hierover het hoofd breken. Vaders lijken laconieker. Ze komen desgevraagd simpelweg opdraven en tasten in de buidel waar dat nodig is, maar maken zich bijvoorbeeld minder zorgen over de vraag waarom de kinderen nooit ‘ns langs komen voor gewoon een kopje koffie, in plaats van een hulpverzoek. Ook komt het oppassen minder vaak op hun bordje terecht. ‘Mijn vader heeft een klusboot’, zo vat een zoon het kort en goed samen in ons boek.
Weg met de taboes!
Bij lezingen en interviews deden we ook een andere interessante waarneming. Met Eindeloos ouderschap willen we een nieuwe trend signaleren, maar ook een maatschappelijke bijdrage leveren. Als we (groot)ouders en kinderen kunnen inspireren tot een meer bewuste en ontspannen omgang met de uitdagingen die de gesignaleerde ontwikkelingen met zich meebrengen, is dat mooi meegenomen.
Het is, vinden wij, hoog tijd om grenzen te doorbreken: met twijfels voor de dag te komen, stappen te zetten naar openhartigheid en transparantie in de ouder-kindrelatie en af te rekenen met terughoudendheden en taboes die niet meer functioneel zijn in het licht van de nieuwe ontwikkelingen.
We belichten deze twijfels en taboes van beide kanten, ouders en kinderen, maar krijgen toch regelmatig het verwijt dat we een j’accuse aan het adres van verwende en veeleisende kinderen hebben geschreven, of een boetepreek voor sullige opa’s en oma’s die maar met zich laten sollen. Interessant, want ons boek is zeker niet eenzijdig, pessimistisch of beschuldigend van toon.
Het is dan ook verleidelijk om ook deze korzelige reacties in verband te brengen met de nieuwe, nog onwennige werkelijkheid. Wellicht illustreren zij dat ons onderwerp deels nog in het domein van het onbespreekbare ligt. Knabbelen aan vanzelfsprekendheden, signaleren van fricties, tasten naar grenzen – als het gaat om de gevoelige verhouding tussen ouders en kinderen is dat nog lang niet altijd welkom.
Ook de eerder genoemde neiging om uit de door ons beschreven trend vooral how-to- en zelfhulpvragen te distilleren, kan tegen deze achtergrond worden bezien. Dat geldt voor onze toehoorders en vragenstellers en ook wel een beetje voor onszelf. Het is misschien een wat omslachtige methode, maar het schrijven van dit boek heeft ook ons bewuster gemaakt van de vragen en onzekerheden die de nieuwe ontwikkelingen oproepen in onze rol van ouder en grootouder. Ook voor schrijvers van sociale non-fictie kan het verhelderend en troostend zijn, zich te realiseren dat hun doen en laten deel uitmaakt van grotere en complexe veranderingen op de langere termijn.