Bart Jan Spruyt: Noodwetgeving moet geen prestigekwestie worden, het doel is belangrijker dan het proces

WW Spruyt 12 oktober 2024
Voortgejaagd door haar partijleider Geert Wilders wil minister Marjolein Faber volgende week haar noodwet, voorzien van een ‘dragende motivering’, in het kabinet presenteren. Foto: Bart Maat, ANP/Hollandse Hoogte

Ik weet niet hoe minister Marjolein Faber vanmorgen wakker is geworden, maar het kan niet met een voldaan en tevreden gevoel zijn geweest. In de afgelopen week moest zij immers tegenslag op tegenslag incasseren.

In de Tweede Kamer sneuvelde haar plannetje om bij asielzoekerscentra borden neer te zetten met de waarschuwende tekst dat in die centra aan hun terugkeer wordt gewerkt. Zulke borden had ze gezien tijdens haar werkbezoek aan Denemarken en in het kader van ‘verwachtingsmanagement’ leek het haar een goede gedachte de borden ook hier te plaatsen. Maar de Kamer staat haar dat niet toe. Coalitiepartner BBB zei bij monde van Caroline van der Plas dat er slechts sprake was geweest van een opzichtige poging om asielzoekers te pesten.

Geen meerderheid

In de Eerste Kamer werd deze week duidelijk dat er daar geen meerderheid te vinden is die de beoogde noodwetgeving van dit kabinet steunt. Die noodwetgeving is een mogelijkheid die de Vreemdelingenwet zelf biedt, maar impliceert wel dat het parlement tijdelijk moet toezien hoe het kabinet via een Koninklijk Besluit en Algemene Maatregelen van Bestuur de immigratie inperkt. Dat kan wanneer ‘bijzondere omstandigheden’ om dergelijke wetgeving vragen. En van die ‘bijzondere omstandigheden’ is volgens de Eerste Kamer, inclusief een conservatieve partij als de SGP, geen sprake.

En ook in Europa liep Faber een blauwtje. Op een bijeenkomst van Europese ministers in Luxemburg kreeg zij van haar collega’s (op Sandor Pinter uit Hongarije na) te horen dat een zogeheten ‘opt-out’ (een Nederlandse uitzonderingspositie op het Europese migratiebeleid) ‘ongewenst’ is en om niet minder dan een verdragswijziging vraagt.

Al deze tegenslagen betekenen ondertussen niet dat Faber het hoofd in de schoot legt. De bijeenkomst in Luxemburg was haar nog ‘meegevallen’, en voortgejaagd door haar partijleider Geert Wilders wil zij volgende week haar noodwet, voorzien van een ‘dragende motivering’, in het kabinet presenteren.

Maar ondanks die vasthoudendheid is duidelijk dat er een impasse dreigt. NSC heeft zich uitgeroepen tot hoedster van de rechtstaat en minister Judith Uitermark van Binnenlandse Zaken heeft al gewaarschuwd. ‘Ik zal ervoor waken dat we grenzen overschrijden. Wij zullen altijd handelen binnen de kaders van de rechtsstaat’, zei zij van de week bij de behandeling van haar begroting. ‘Ik laat mijn morele kompas nooit thuis, dat draag ik altijd bij me’. En als mensen over morele kompassen beginnen, dan weet je het wel.

Zoals het er nu dus naar uitziet, moet Faber nog altijd een ‘dragende motivering’ formuleren, zullen haar plannen zelfs binnen het kabinet (het NSC-smaldeel) op een zeer kritische houding stuiten, moeten die plannen nog langs de Raad van State, en zelfs als deze hordes en de horde van de Tweede Kamer wordt genomen, zullen die plannen op het verzet van een meerderheid in de Eerste Kamer stuiten.

Dreigende impasse

Deze dreigende impasse, en de reële kans dat de plannen voor noodwetgeving zullen sneuvelen, zou de coalitie moeten nopen om de knopen te tellen. Het lijkt me geboden om plannen voor ‘dragend gemotiveerde’ noodwetgeving uit te werken – niet alleen vanwege de effecten van migratie op volkshuisvesting, gezondheidszorg en arbeidsmarkt, maar ook vanwege de sociaal ontwrichtende werking van massa-immigratie. Nu al is het zo dat een relatief kleine groep moslims met parlementaire en buitenparlementaire steun en met gebruikmaking van de macht en invloed van tal van parallelle organisaties ons land ondermijnt. De demonstraties op 7 oktober hebben opnieuw duidelijk gemaakt dat er grote groepen immigranten zijn die niet alleen Israël maar ook ons eigen land als een soort neokoloniale macht verachten en verwerpen.

Dat probleem moet eerst maar eens worden opgelost, voordat we die groep zouden laten groeien. Het is een citaat dat de afgelopen twintig jaar uit ten treure is herhaald, maar dat in zijn eenvoud de kern van de discussie helder samenvat, en afkomstig is van Pim Fortuyn: ‘Niet dweilen met de kraan open’.

Maar tegelijkertijd moeten we ervoor oppassen dat de discussie over noodwetgeving geen prestigekwestie wordt en dat het beste de vijand van het goede wordt. Op 22 november vorig jaar heeft de Nederlandse bevolking niet voor een noodwet gestemd maar voor adequate maatregelen om de immigratie terug te dringen. Dat is dus het doel, de beoogde uitkomst, en het proces, de weg ernaar toe, is daarbij van ondergeschikt belang. Het middel dat in het regeerprogramma is gekozen – die noodwetgeving dus waarvoor de Vreemdelingenwet zelf de mogelijkheid biedt – is het proberen meer dan waard. Maar wanneer de discussie daarover ertoe leidt, dat alle anti-immigratieplannen alsnog op niets uitlopen, dan worden doel en middel heilloos met elkaar verwart. Het vorige kabinet is op migratie gevallen, de PVV heeft de verkiezingen op dit thema gewonnen, en de samenstelling van het huidige kabinet is de logische vertaling van die uitslag. Het kabinet moet dan ook leveren, met de grootst mogelijke spoed, met of zonder noodwet.

Er is een momentum

En deze urgentie dringt te meer omdat er ook in het huidige Europa meer dan ooit tevoren mogelijkheden zijn om de asielwetgeving aan te scherpen. Samen met Oostenrijk (waar de FPÖ recent aan de macht kwam) heeft Nederland een plan uitgewerkt om de terugkeer van afgewezen asielzoekers gemakkelijker te maken, inclusief zogeheten ‘hubs’, detentiecentra buiten de Europese Unie. In Finland, Zweden en Italië zijn recent rechtse regeringen aangetreden, de coalities in Duitsland en Frankrijk hebben zich, geconfronteerd met de gevolgen van de duurzame ontwrichting die migratie veroorzaakt, genoodzaakt gezien tot een koerswijziging. Voor het Nederlands-Oostenrijkse voorstel bestaat in vijftien landen uit het Schengengebied al steun.

Er is dus een momentum, nationaal en internationaal. Het zou zonde en ongepast zijn om dat moment door partijpolitiek gekrakeel in een impasse van prestige te laten verzanden.

Bart Jan Spruyt is historicus en journalist. Zijn columns over politiek en samenleving verschijnen iedere zaterdag in Wynia’s Week. 

Wynia’s Week verschijnt nu drie keer per week! De groei en bloei van Wynia’s Week is te danken aan de donateurs. Doet u al mee? Doneren kan op verschillende manieren. Kijk HIER. Hartelijk dank!