Hoe een Nijmeegse oorlogsgeschiedenis 80 jaar lang speelde met het toeval

jongedijk
Nijmegen geldt als de Nederlandse stad die het meest geschonden uit de Tweede Wereldoorlog kwam. Foto: Wikipedia.

In het nieuws gaat het iedere dag, of we het nu willen of niet, over oorlog. In Oekraïne, in het Midden-Oosten, of elders waar de brandhaard nog niet is geëxplodeerd tot wereldnieuws.

In het gezin waarin ik begin jaren vijftig opgroeide, waren de bezettingsjaren nog maar net voorbij. Toch leek het alsof ze helemaal niet hadden bestaan. Alleen als mijn broer en ik aangaven iets niet te lusten, viel het beladen woord oorlog. ‘Eet op. Jullie hebben de oorlog niet meegemaakt.’

Verder werd er gezwegen over wat er tussen 1940 en 1945 was voorgevallen. Ouders wilden voor hun kinderen vooral een onbezorgde jeugd. Antwoorden op oorlogsvragen werden ver vooruitgeschoven. ‘Dat vertellen we later wel.’

Op zoek naar antwoorden

Dat later is er in het geval van mijn ouders niet van gekomen. Op 9 juni 1977 verongelukten ze op weg naar de Noordkaap in Finland, na een bezoek aan een ingenieurscongres in Helsinki. Mijn ouders namen alle vragen die ik over de oorlog had mee het graf in. Maar hoop op antwoorden had ik niet opgegeven. Hoe terecht dat was, blijkt uit deze reconstructie met verrassende afloop.

Jaap Jongedijk, journalist bij de Provinciale Geldersche en Nijmeegsche Courant, en Tea Ashof, informatrice bij de Nederlandse Spoorwegen op het station van Nijmegen, woonden aan de Staringstraat 29 van de Keizer Karelstad. De aan het begin van de Tweede Wereldoorlog ontstane liefde noemde Jaap gekscherend ‘perrongeluk’. Hij maakte voor zijn krant een verhaal over de nieuwe functie van informatrice waarop Tea had gesolliciteerd. De kennismaking op het perron was liefde op het eerste gezicht.

Jaap Jongedijk en Tea Ashof traden vanuit de Staringstraat 29 in Nijmegen op 24 april 1944 in het huwelijk. Hun woning ging op 2 en 3 oktober 1944 door Duitse granaatbeschietingen verloren.

De stad aan de Waal heeft het in de oorlogsjaren zwaar te verduren gehad. Van het veel genoemde aantal landelijke burgerslachtoffers, zo’n 30.000, waren er naar schatting 2.200 afkomstig uit Nijmegen. Naar de cijfers wordt nog altijd onderzoek gedaan. Het bekendste leed is het bombardement op Nijmegen van 22 februari 1944 dat samen met het bombardement op Rotterdam op 14 mei 1940 en de watersnoodramp van 1 februari 1953 behoort tot de drie grootste catastrofes uit de recente vaderlandse geschiedenis.

Vanuit Engeland stegen op 22 februari 1944 een duizendtal Amerikaanse bommenwerpers op met als doel het vernietigen van vliegtuigfabrieken in Duitsland. De weersomstandigheden waren zo slecht dat 177 machines die al boven Duitsland waren, opdracht kregen gelegenheidsdoelen te bombarderen. Veertien vliegtuigen kozen het spoorwegemplacement in Nijmegen. Andere toestellen wierpen hun bommen op fabrieken in Enschede en Arnhem.

Volgens de regels van toen was het in Nijmegen een precisiebombardement binnen een straal van een kilometer van het doel. De bommenrichter was echter niet erg precies. Het westelijk deel van het centrum van de bovenstad werd daardoor vernietigd. Later in de oorlog richtten de Duitsers door brandstichting en beschietingen elders in Nijmegen nog veel grotere schade aan.

Van een gesuggereerd vergissingsbombardement op 22 februari was volgens de Nijmeegse historicus en publicist dr. Joost Rosendaal geen sprake. Het betrof immers een bewust gekozen gelegenheidsdoel. Latere beweringen dat er verwarring was met een Duitse stad, doken pas op toen bleek dat er een fout was gemaakt, namelijk het zonder toestemming bombarderen van Nederlandse steden (Nijmegen, Arnhem en Enschede).

Market Garden

Aan de bevrijding van Nijmegen in september 1944 ging Market Garden vooraf. Britse en Arnhemse autoriteiten hebben deze strijd gereduceerd tot ‘de Slag om Arnhem’. Feitelijk heeft slechts een klein deel van de troepen van de Britse Airforce Divisie rond de Gelderse hoofdstad gevochten. De strijd liep uiteindelijk vast in de Betuwe.

De voor de stad tot op de dag van vandaag belangrijke oeververbinding kon, zo wil het verhaal, behouden blijven dankzij sabotagewerk van student Jan van Hoof. Zijn ingrijpen wordt geëerd met een monument op het Keizer Traianusplein. Volgens Rosendaal is dit verhaal een mythe. ‘Al begin jaren vijftig constateerde een regeringscommissie van vijf generaals dat dit niet zo was. De werkelijke reden van het behoud van de burg: in opdracht van het Duitse opperbevel was de ondermijning onklaar gemaakt omdat ze de bruggen mogelijk nodig hadden voor een tegenaanval.’

Granaatbeschietingen op Nijmegen gingen ondanks de bevrijding in september 1944 door tot maart 1945 en kostten aan nog eens achthonderd mensen het leven. Hoe journalist Jaap en NS-informatrice Tea dit geweld in hun dagelijkse leven hebben ervaren, is gissen.

Het jonge echtpaar beschikte in Den Haag begin jaren vijftig als een van de eersten in de straat over een auto, voor het werk en voor privéritjes. Een tochtje terug naar het verloren gegane verleden? Het huis laten zien aan de Staringstraat in Nijmegen waar alle aandenken aan Indië in één klap waren weggevaagd – Tea was geboren op Java uit Nederlandse ouders – was ondenkbaar.

Dat anno 2024 oorlog niet meer uit onze huiskamers is weg te houden, doet de vraag herleven hoe het eigenlijk is afgelopen met dat weggebombardeerde huis van mijn ouders in Nijmegen. Voetstoots was ik er altijd vanuit gegaan dat het pand Staringstraat 29 een van de talloze was dat bij het Amerikaanse bombardement van 22 februari 1944 verloren was gegaan.

Om dat ter plekke te kunnen uitzoeken, boekten mijn vrouw en ik een maand geleden een hotel voor twee nachten in de buurt van Nijmegen. De data: 2 en 3 oktober.

Precies tachtig jaar later

Rosendaal meldt dat de Staringstraat níet was getroffen bij het Amerikaanse bombardement van 22 februari 1944. ‘De stad was al bevrijd toen de Staringsstraat werd geraakt door de Duitse Luftwaffe. Uw ouders zullen na de voltreffer gevlucht zijn. Veel Nijmegenaren uit de nabijheid van de brug trokken naar een veiligere schuilkelder, zoals in de Annastichting, op het kazerneterrein aan de Groesbeekseweg, of bij het Albertinumklooster.’

Het antwoord van Rosendaal betreffende de datum van het Duitse bombardement op de Staringstraat, waarbij mijn ouders Jaap Jongedijk en Tea Ashof in één klap al hun bezittingen verloren, maakte mij even sprakeloos. ‘Dat was op 2 en 3 oktober 1944.’

Precies tachtig jaar later parkeerde ik tijdens mijn Nijmeegse oorlogsverkenning op 3 oktober 2024 mijn auto aan de Staringstraat om een foto te maken van het in 1951 herbouwde pand op nummer 29, dat exact op deze dag in 1944 aan flarden was geschoten.

Die datum was mij altijd onbekend. Dit is puur toeval.

Jaap en Tea hadden blijkens gemeente-informatie al in 1945 gekozen voor een toekomst in de Randstad. Ver weg van het hun zo noodlottig geworden Nijmegen.