China is nog steeds het China van Mao
In januari 2016 werd de bevolking van de kalme Centraal-Chinese provincie Henan overvallen door een spectaculaire gebeurtenis. Van de ene op de andere dag verrees midden op het platteland een 37 meter hoog standbeeld van Mao Zedong, de ook officieel bewierookte partijleider (van 1935 tot 1976) die in de jaren ’60 met zijn draconische politiek alleen al in deze streek meer dan 8 miljoen slachtoffers maakte.
Vermoedelijk had het regionale bedrijfsleven met dit project eens flink willen uitpakken, maar de levensduur van het goudkleurige monument bedroeg slechts een paar dagen. Toen werd het overdekt met een zwart zeil en door overheidsbeambten snel afgebroken. De boodschap van hogerhand was duidelijk: eerbetoon aan de grote leidsman was voorbehouden aan de partij, particulier initiatief werd niet op prijs gesteld.
Julia Lovell, hoogleraar Chinakunde aan London University, maakt in haar boeiende studie over inhoud en invloed van het Mao’s denkbeelden duidelijk dat deze ingreep van het heersende regime direct te maken had met het gespleten karakter van het Maoïsme. Meer dan veertig jaar leidde hij de Communistische Partij van China met ijzeren hand.
Elke oppositie werd onderdrukt, tijdens de burgeroorlog, maar ook nadat de Chinese communisten in 1949 aan het bewind kwamen. De ongelimiteerde macht was voor Mao een instrument om megalomane projecten uit te voeren, zoals de Grote Sprong Voorwaarts (1957-1961) en de Culturele Revolutie (1966-1971). De tientallen miljoenen doden waarvoor hij verantwoordelijk was, maken hem tot de grootste massamoordenaar van de 20e eeuw.
De Culturele Revolutie was voor Mao een middel om concurrenten in de partijtop uit te schakelen, maar in ideologisch opzicht vertegenwoordigde deze terreurcampagne het andere gezicht van het Maoïsme. Van hogerhand werd een opstand aangemoedigd tegen het establishment, vooral tegen de partijbureaucratie. De vertrouwde kaders waren volgens Mao vastgeroest, losgeraakt van het revolutionaire élan dat voor de communistische revolutie onmisbaar bleef. Het bestaande bestel moest worden opgeschud, met harde hand.
Een leger van jonge en onstuimige Rode Gardisten maakte plunderend en moordend de openbare ruimte onveilig. Hun missie had behalve een binnenlandse ook een internationale dimensie. Als centrum van de wereldrevolutie wierp China zich op als leider van het ware communisme, dat de strijd wilde aangaan met zowel het Westerse imperialisme als het vastgelopen Sovjet-revisionisme.
Mao was populair in het westen
Mao kon in de tweede helft van de jaren ’60 als ideoloog van de permanente en alomvattende rebellie ook in het Westen op veel steun rekenen, niet alleen bij trendgevoelige celebrities als Jean-Paul Sartre en Shirley Maclaine. De counterculture van opstandige jongeren verwelkomde Mao, net als Che Guevara en Ho Tsji Minh, als militante cultfiguur.
Zijn Rode Boekje, gevuld met citaten uit eigen werk, werd een bestseller. Helemaal onbegrijpelijk is dat niet, want de Chinese leider had een onmiskenbaar talent voor bijtende oneliners. Enkele voorbeelden: ‘Macht komt uit de loop van een geweer’, ‘De revolutie is geen eetpartijtje’, ‘Het imperialisme is een papieren tijger’ en, minder bekend maar niet minder veelzeggend: ‘Onbegrensde terreur brengt onbegrensd vermaak’.
Lovell spreidt haar vleugels wijd uit: niet alleen bespreekt zij de aantrekkingskracht van het Maoïsme in Amerika en West-Europa, de invloed van Mao’s denkbeelden in India, Indonesië, Peru, Zimbabwe en Tanzania komt ook ter sprake. Maar het leerzame hoogtepunt van haar boek is het slothoofdstuk over Mao en het huidige China. Na zijn dood in 1976 verdween Mao als ideologisch voorbeeld naar de achtergrond, maar verguisd werd hij niet.
Deng Xiaoping, die eind jaren ’70 in China de markteconomie introduceerde, begreep dat na 40 jaar maoïstische leiderschap een campagne tegen deze leider ook de partij en de staat, die een creatie waren van Mao, in diskrediet zou brengen. De Sovjetunie kon, nadat in 1956 Stalin door zijn opvolger Chroesjtsjov in de ban was gedaan, terugvallen op Lenin. Maar China had alleen Mao.
Met Xi is Mao helemaal terug
Wie had gedacht (en dat waren er vooral in de Verenigde Staten velen) dat het Chinese recept van liberalisering in de economie langzaam maar zeker tot democratie in de politiek zou leiden, is inmiddels uit de droom ontwaakt. Sinds het aantreden in 2012 van Xi Jinping als partijleider is het maoïstische model van de onbeperkte dictatuur helemaal terug.
Xi noemt zich in navolging van Mao ‘grote leidsman’. Zijn gedachtegoed is officieel onderdeel geworden van de Chinese constitutie, zoals voorheen ook bij Mao het geval was. Bovendien heeft Xi zich laten benoemen tot partijleider voor het leven. De maximale termijn van 10 jaar, die de afgelopen decennia was ingesteld, is van de baan. De persoonlijkheidscultus is hersteld.
Maar Lovell laat heel goed zien dat Xi flink in zijn maag zit met de andere Mao. De mobilisatie van onderop is voor deze kleurloze apparatchik een spookbeeld dat op grote afstand moet worden gehouden. Leden van zijn familie waren tijdens de Culturele Revolutie slachtoffer van de spontane straatterreur, die het land in een chaos stortte. Maar het is onmogelijk om te doen alsof dit deel van de Maoïstische erfenis niet bestaat.
Het regime mag er dan in zijn geslaagd om elke oppositie tegen het heersende systeem de kop in te drukken, met rebellen die zich beroepen op Mao heeft het een stuk moeilijker. Lovell beschrijft uitvoerig hoe de partij op de internetwebsite Utopia wordt belaagd door de woordvoerders van een verzameling (niemand weet hoe groot die is) radicalen die zich opwerpt als propagandist van de onmisbare opstandigheid. Een verbod op de activiteiten van deze neo-Maoïsten is voor de partijleiding riskant omdat het zou ingaan tegen het gedachtegoed van de inmiddels door het huidige regime volledig gerehabiliteerde grondlegger van het Chinese communisme.
Deze Mao zuopai (letterlijk: Mao-linksen) zijn kwade burgers, ze vertegenwoordigen de Chinese variant van het populisme. Ze maken zich sterk voor een anti-westers nationalisme dat in de traditie van Mao staat. En ze dreigen het huidige regime in de problemen te brengen. Xi ambieert voor China een mondiale positie die zijn land terugbrengt naar de status die het had als aparte beschaving (‘rijk van het midden’) voordat in de 19e eeuw het verval begon. Een combinatie van geleidelijke machtsuitbreiding – vooral economisch, maar ook politiek-militair – en gematigd nationalisme moet die ambitie ondersteunen.
Maar sinds de spanningen met Amerika oplopen als gevolg van conflicten in de handelsbetrekkingen en de ambities van Peking in de Zuid-Chinese Zee, bestoken de neo-Maoïsten het heersende regime met het verwijt dat het zich niet krachtig genoeg verweert. Het gedraagt zich volgens hen te slap en biedt te weinig harde weerstand aan de Amerikaanse vijand.
Als de ontevredenheid groeit, zegt een van de Utopisch-Maoïsten die voor dit boek door Lovell is geïnterviewd, neemt de bewondering voor Mao toe. De aanhang van deze ideologische scherpslijpers wordt groter als gevolg van het Chinees-Amerikaanse conflict. Ze duwen de partijleiding in een radicale richting die het gevaar oproept dat men de regie verliest. Een gecontroleerd nationalisme dreigt te worden verdrongen door een vurige variant die zijn eigen dynamiek genereert, met alle risico’s van dien.
Dissidenten die opkomen voor democratische rechten en zich tegen het systeem keren, zijn onder het leiderschap van Xi effectief uitgeschakeld. Maar de oppositie die ertoe doet keert zich niet tegen de alleenheerschappij van de partij. De Utopisch-Maoïsten zoeken de confrontatie met het Amerikaanse imperialisme. Dat zij zich beroepen op een ideologische strijdlust die tijdens het bewind van Mao uitliep op een tomeloze moordzucht, kan niet verhinderen dat de partijleiding hun activiteiten moet tolereren en zelfs met hun wensen rekening moet houden. Geen wonder, want het huidige China, zo maakt het boek van Lovell duidelijk, is nog altijd in hoge mate het China van Mao.
Julia Lovell, Maoism. A Global History, The Bodley Head, 606 blz., €23.99
Ronald Havenaar is historicus. Bij Prometheus verscheen onlangs zijn laatste boek: Naar de bliksem, maar nu nog niet. Over hedendaags doemdenken [/bg_collapse]