Hoe overleven we met meer dan tien miljard mensen?
Ze ogen wat verweesd, de koeien op de foto die onlangs in NRC stond. Hun wei is een zandvlakte onder een woud van zonnepanelen op betonnen palen. Nergens een spoortje sappig groen, behalve de koeien leeft hier niets. Dit is veehouderij in het moderne milieu- en klimaatbewuste China. Een armetierig bestaan en, als we niet oppassen, ons aller voorland.
Want niet alleen Nederland begint zoetjesaan uit zijn voegen te barsten, ook komen de grenzen in zicht van wat de wereld als geheel qua bevolking aankan. Tussen 1950 en nu verviervoudigde de bevolking van India tot een kleine anderhalf miljard mensen – dat was in datzelfde 1950 bijna 60 procent van de wereldbevolking. Ook de Indonesische bevolking werd vier keer zo groot, terwijl die van Irak zelfs vertienvoudigde. Afrika als geheel groeide met een factor zes van 225 miljoen naar 1,4 miljard mensen. Weliswaar vlakt de groei van de wereldbevolking al sinds de jaren 1970 procentueel af, maar in absolute aantallen groeit ze nog steeds. De verwachting is dat er tot 2050 nog een miljard Afrikanen bijkomen.
Druk op beschikbare middelen
Je hoeft geen Einstein te heten om te zien dat zo’n spectaculaire bevolkingsgroei een enorme druk legt op de beschikbare middelen. Want al die extra mensen moeten eten, zich kleden en een voldoende verwarmd of gekoeld onderdak hebben. Plus productief werk, met alles wat daar bijhoort, om een en ander te kunnen betalen. Je kunt dan ook gerust stellen dat een kind maken nu het ergste is wat je als individu het milieu, het klimaat en je medemensen kunt aandoen. Want elk kind vergroot de al enorme belasting van het milieu, dat dan ook wereldwijd piept en kraakt, zelfs zonder illegale houtkap, ongebreidelde plantageaanleg, roofmijnbouw, corruptie en wanbeheer.
Het mag een wonder heten dat de meeste aardebewoners er, terwijl de wereldbevolking volgens de VN pas in 2085 haar grootste omvang zal bereiken bij ongeveer 10,4 miljard, toch nog op zijn vooruitgegaan. Er is nu minder honger en er leven zowel procentueel als in absolute aantallen minder mensen in de diepste armoede dan een halve eeuw geleden. Bovendien is overal, dus ook in de minst ontwikkelde gebieden, de levensverwachting drastisch toegenomen. Een gemene ziekte als pokken vind je alleen nog in het laboratorium en polio is goeddeels uitgeroeid. Dat heeft alles te maken met de westerse wetenschap en technologie – ten goede én ten kwade.
Zo rond 1900, op het hoogtepunt van het imperiale kolonialisme, kwam de moderne westerse geneeskunde goed op gang. Via goedbedoelende missionarissen, zendelingen en andere idealisten kwamen de vruchten daarvan, zoals effectieve medicijnen, vaccinaties en betere hygiëne, ook in de koloniën terecht. Daardoor liep vooral de kindersterfte sterk terug. Dat is het goede.
Met de pillen en spuiten strooiden ze evenwel ook de benauwde christelijke moraal over de bevolking uit. Die moraal was obsessief gericht op zieltjes winnen, en zo plaveiden zij per saldo de weg naar de overbevolkte hel: ‘Laat de kindertjes tot mij komen’, had de Heer gezegd, en hoe meer het er waren, hoe beter. ‘Gaat heen en vermenigvuldigt u’, verordonneerde de Bijbel, dus was geboorteregeling, net als in Europa zelf, van de duivel.
Wat ze niet meebrachten, waren de westerse kennis, normen en mentaliteit die voor de sterk groeiende welvaart van Europa en Noord-Amerika borg stonden. Alle zorg ging uitsluitend naar het uitmelken van koloniën en naar het maken en in leven houden van kinderen voor God en als te exploiteren arbeidskrachten. Dat is het kwade.
Jong en arm
Toen de meeste koloniën rond 1960 onafhankelijk werden, ontstond bijgevolg een allegaartje van straatarme, slecht georganiseerde en intern verdeelde landen met een razendsnel groeiende bevolking, die al gauw bijna allemaal tot corrupte dictaturen verwerden of in eeuwige burgeroorlogen verzopen. Daar is inmiddels wel wat aan verbeterd, vooral in zuidelijk Azië. Taiwan is een goed functionerende democratie, en in mindere mate zijn Zuid-Korea, India en Indonesië dat ook. Maar dat is zelfs in die landen lang niet genoeg om iedereen een fatsoenlijk bestaan te bieden.
Alleen al het voeden van de gargantuaanse massa mensenvlees van de nabije toekomst is een enorm probleem. Sommige experts zien de oplossing in een plantaardig dieet – vlees produceren vraagt veel energie – maar daar zijn eigenlijk alleen fanatieke vegetariërs en veganisten voor te porren. De bulk van de mensheid is jong en woont in arme gebieden, maar heeft wel toegang tot een smartphone. Daarop hebben ze net voor het eerst bijna mogen ruiken aan al die heerlijkheden die wij, rijke westerlingen, zo aangenaam en doodgewoon vinden. ‘Helaas pindakaas jongens, maar jullie zijn te laat, hier is een sloopje bonen en frituur maar wat meelwormen’, daar gaan die miljarden echt geen genoegen mee nemen. Natuurlijk kun je ook overgaan tot het directe recyclen van mensenvlees, zoals in de film Soylent Green uit 1973. Maar iets zegt me dat ook dat geen begaanbare weg is.
Wat kunnen we tegen die achtergrond dan wel doen om, ook in ons eigen belang, te voorkomen dat de nog altijd groeiende Afrikaanse en Aziatische massa’s op drift raken? Het antwoord is: zorgen dat ze voldoende reden hebben om thuis te blijven. Dat wil zeggen dat we moeten werken aan meer bestaanszekerheid en een aanvaardbaar niveau van welvaart en ontplooiingskansen in wat tegenwoordig de Global South heet.
Allereerst zal er heel veel werkgelegenheid gecreëerd moeten worden, ook hoogwaardige. De traditionele economische organisatievormen van derdewereldlanden zijn op geen enkele manier tegen de huidige bevolkingsdruk opgewassen. Er moet in flink tempo verstandig geïndustrialiseerd worden. Dat kan alleen met westerse hulp. Maar het daarin te investeren kapitaal rendeert alleen als we het bestuur verbeteren en corruptie en religieuze dwingelandij in belangrijke mate kunnen smoren. Ruimhartigheid is geboden, maar wel op duidelijke, strikt rationele voorwaarden, en op voet van gelijkwaardigheid.
Minstens zo urgent is het om nu serieus werk gaan maken van geboortebeperking door gedegen basale seksuele voorlichting, het beschikbaar maken van voorbehoedmiddelen en het slechten van seksuele taboes. En druk uitoefenen op al die leiders die hun bevolking nog altijd graag zien groeien, om welke reden dan ook. Alle beetjes helpen, ook als men voorspelt dat de groei er na 2085 wel uit is. Bedenk dat elke verdere groei het mondiale vergrijzingsprobleem op termijn alleen maar verergert.
Pragmatisme is geboden
Gemakkelijk zal het niet gaan. Hebzuchtige, corrupte elites schudden hun graaimentaliteit niet zo maar af, militiegeboefte vertoont geen neigingen om een cursus boekhouden te gaan volgen en ambitieuze militairen zullen nog lang blijven complotteren met buitenlandse en binnenlandse stokebranden, van IS tot aan Wagner. We zullen ons pragmatisch moeten opstellen en erkennen dat serieuze democratie en mensenrechten vooral iets zijn voor de (verre) toekomst. Voorlopig zijn er nog te veel trauma’s te verwerken en te veel onderlinge, vaak tribale conflicten te bezweren.
En dan is er nog van hoog tot laag het postkoloniale wantrouwen jegens de westerse wereld. En niet te vergeten: de angst om door het Westen niet serieus genomen te worden. Die giftige mix is de bron van het neo-koloniale succes van China in Afrika. Maar dat is voor het Westen geen excuus om niets te doen, want alles wat we nalaten, maakt de al penibele toestand alleen maar erger.
Tegelijkertijd moeten er ook in het Westen zelf, in ons eigen land dus, dingen gebeuren om onze positie te consolideren en onze zwaar bevochten normen, waarden en welvaart te waarborgen. Het percentage niet-westerse immigranten en hun nakomelingen is inmiddels zo groot, dat Nederland cultureel verkleurt doordat een fors deel van hen slecht is geïntegreerd of onze maatschappij zelfs compleet afwijst. Dat raakt aan het wezen van onze samenleving en bedreigt ons welzijn.
Hoe weren we ons daartegen? In elk geval niet met een baarwedstrijd, want die verliezen we. Europese vrouwen willen echt niet meer dan een à twee kinderen. Fokpremies zullen juist eerder de ongeïntegreerden aanspreken. Wat ook averechts werkt is het ongebreideld verketteren van immigranten à la Geert Wilders. Dat is juist koren op de molen van religieuze geestdrijvers en politieke ruziezaaiers uit de thuislanden, en wie ook maar verder onze samenleving wil destabiliseren.
Wel moeten we de instroom drastisch beperken en alles op alles zetten om waar nodig al ingestroomde migranten alsnog te doen integreren. Daar hebben we tot nu toe bar weinig van gebakken. Toen het nog om kleine minderheden ging, hebben we onder de aegis van respect voor ieders eigen taal en cultuur een gesegregeerde maatschappij vol getto’s laten ontstaan, en juist dáár hebben we nu last van. We moeten stoppen met het doodknuffelen van allochtonen, maar ze juist uit hun isolement halen, deelgenoot maken van de moderniteit en doordringen van de grote voordelen daarvan. Daartoe moet in elk geval de lange arm van een aantal thuislanden voorzichtig maar doortastend worden gebroken.
Minder vlaggenzwaaierij
Ook in dit opzicht is pragmatisme geboden. Je zou bijvoorbeeld wat minder opzichtig aan letterverering en vlaggenzwaaierij kunnen doen, waarvan we weten dat het juist bij het minder verlichte deel van de moslimbevolking grote weerstand oproept. Dat vinden belangenbehartigers en activisten niet leuk, maar het deel van de bevolking waar het om gaat is te groot om te negeren en we moeten toch echt met elkaar samenleven.
Daar mag dan weer tegenover staan dat de overheid veel minder toeschietelijk wordt als het gaat om extra openbare ruimte die de islam opeist: nee, geen officiële feestdagen, bijvoorbeeld. Nee, geen gebedsruimtes of -pauzes in openbare gebouwen, geen politieafvaardigingen bij iftars, enzovoort. Het doel is om in elk geval de jongeren uit hun vaak beklemmende maatschappelijk isolement los te weken. En als dat paternalistisch klinkt: het zij zo.
Rik Smits is taalkundige en wetenschapsjournalist.
Wynia’s Week wordt mogelijk gemaakt door de lezers, kijkers en luisteraars. Bent u al donateur? Hartelijk dank!