Het Utrechtse model voor jeugdhulp gaat aan empathie ten onder

HarrieVerbon 24-8-24
Beeld: gemeente.nu.

Jeugdhulp is momenteel één van de grootste hoofdpijndossiers van Nederlandse gemeenten. Dat bleek onlangs weer uit een enquête van nu.nl. Een groot deel van de gemeenten die aan de enquête meededen gaven aan meer geld uit te geven aan jeugdhulp dan begroot. Sommige gemeenten gaven aan dat niet alle hulp die nu wordt verleend past binnen wat jeugdhulp zou moeten zijn. Zo zei wethouder Eddie Förster van Breda dat jeugdigen te snel in een jeugdzorgtraject terechtkomen, terwijl er minder zware alternatieven beschikbaar zijn. 

De overheid hoeft niet alle jeugdproblemen op te lossen 

Wij beweerden al eerder dat het kan helpen als er minder vaak naar specialistische hulp wordt doorverwezen. Of, zoals voormalig staatssecretaris van VWS Maarten van Ooijen schreef in zijn Hervormingsagenda Jeugd van juni 2023: 

‘Niet alle hulpvragen van jeugdigen of ouders hoeven met jeugdhulp beantwoord te worden. Daarbij is het niet wenselijk dat de overheid voor alle hulpvragen jeugdhulp inzet. Sommige vragen horen bij het gewone opvoeden en opgroeien of zijn vragen die beantwoord kunnen worden in de sociale context van gezinnen zoals hun sociale netwerk (…).’ 

Welke hulpvragen niet door de gemeente hoeven te worden opgelost, zei Van Ooijen er dan weer niet bij. Daar moest eerst maar eens een ‘breed maatschappelijk gesprek’ over gevoerd worden. Oftewel, wij (de regering Rutte IV) gaan niets over de reikwijdte van die zogenaamde jeugdhulpplicht zeggen. De gemeenten zoeken het maar uit.  

En gemeenten proberen het uit te zoeken. De ene beleidsnota na de andere verschijnt waarin gemeenten het geven van minder zware hulp als beleidsdoel omschrijven. Kernwoord daarbij is ‘normalisering’. Deze term is een containerbegrip, maar min of meer bedoelen gemeenten daarmee dat zij op sommige hulpvragen met nee kunnen, of zelfs moeten, antwoorden.   

Laten we eens nagaan voor een speciaal geval, namelijk de gemeente Utrecht, of die beperking van de zware jeugdhulp uit de verf komt. We kiezen Utrecht, omdat academische bestuurskundigen de organisatie van de jeugdhulp daar als een succes hadden betiteld. In den lande is men zelfs gaan spreken van het Utrechtse Model als een voorbeeld van een geslaagde uitvoering van jeugdhulp.   

Het succes kwam toch niet 

Utrecht werkt met buurtteams, waar jeugdigen en gezinnen zich met hun hulpvraag kunnen melden. Die buurtteams worden bemand door professionals met een brede blik op mogelijke problemen die gezinnen kunnen tegenkomen. Deze professionals proberen problemen zoveel mogelijk zelf samen met de gezinnen op te lossen. Slechts in het uiterste geval zal er specialistische jeugdhulp ingeroepen worden. De bestuurskundigen melden dat er ‘sterke aanwijzingen’ zijn dat deze opzet leidt tot het voorkomen van problemen en/of tot normalisering. 

Na de invoering van de buurtteams in Utrecht stegen toch de kosten van jeugdhulp. Dat werd eerst toegeschreven aan het laagdrempelige aanbod van de buurtteams. Burgers konden daar makkelijker terecht dan bij een meer bureaucratisch ingericht loket in het gemeentehuis. De verwachting was dus dat meer burgers zich zouden melden. Omdat men er vroeg bij was, zouden de gesignaleerde problemen relatief mild zijn en de kosten per cliënt dus relatief laag. Dat moest op den duur tot een daling van de totale kosten leiden. 

Beroep op jeugdhulp nam toe 

Maar die daling is er niet gekomen. Vorig jaar februari ontvingen de leden van de Utrechtse gemeenteraad een brief van het college van burgemeester en wethouders (B&W) over de financiën van de jeugdhulp. Zonder ingrijpen verwachtte B&W een tekort van 7,2 miljoen euro in 2023, oplopend tot 17 miljoen euro in 2027. Wat was er met het Utrechtse model aan de hand? Wij citeren uit de brief: 

‘In Utrecht zijn het beroep op jeugdhulp en daarmee de uitgaven toegenomen, in lijn met de trend van de afgelopen jaren. Daarbij geven de jeugdhulporganisaties aan dat de intensiteit van de hulp thuis toeneemt.’ 

Maar de zegen van het Utrechtse model was toch juist dat de ‘intensiteit van de hulp thuis’ zou afnemen, omdat de professionals van de buurtteams de meeste problemen al vroeg weten op te lossen? Niet dus? Wat is er dan fout gegaan? Misschien kunnen we erachter komen door de jaarstukken over 2023 van de gemeente erop na te slaan. In die jaarstukken legt B&W verantwoording af aan de gemeenteraad over het gevoerde beleid. De in gemeenteland populaire drie W-vragen worden daar beantwoord: Wat is er bereikt? Wat is daarvoor gedaan? Wat heeft dat gekost? 

De jaarstukken staan op de website van de gemeente Utrecht niet als een enkel document, maar als een groot geheel aan doorklikbare pagina’s. Ik verdwaal al gauw in zo’n woud van pagina’s. Maar goed, laten we eens zien wat er in 2023 bereikt is met de jeugdhulp in Utrecht.  Dat vinden we op een pagina effectindicatoren waar een veelheid aan gegevens over jeugdhulp worden gepresenteerd. Het eerste plaatje op die pagina laat zien dat het aantal jongeren dat hulp kreeg van de buurtteams tot eind 2023 vrijwel constant is gebleven. Uit hetzelfde plaatje blijkt dat het aantal jongeren met specialistische – en dus dure – jeugdhulp na 2021 flink is gestegen. 

B&W van Utrecht: het ging niet fout  

Dat was zeker niet de bedoeling van het Utrechtse model. Bij het net besproken plaatje vermeldt B&W echter als conclusie: 

‘Vergeleken met andere gemeenten zijn er in Utrecht relatief minder jeugdigen die ambulante specialistische jeugdhulp krijgen en worden meer Utrechtse gezinnen geholpen door de buurtteams. Hierbij speelt mee dat in een deel van de andere gemeenten buurtteams geen of nauwelijks zelf jeugdhulp bieden en vooral de toegang tot jeugdhulp zijn.’ 

De gemeente Utrecht lijkt zich in dit jaarverslag dus helemaal niet druk te maken om de betaalbaarheid van de jeugdhulp. Het doel is kennelijk dat ‘jeugdigen gezond, veilig en zoveel mogelijk in een gezin kunnen opgroeien’, wat dat ook moge kosten. De lezer mag zelf uitzoeken wat in 2023 de buurtteams gekost hebben en of er een overschrijding van het begrote bedrag voor jeugdhulp met 7,2 miljoen euro is geweest. Ik heb het niet kunnen vinden in het jaarverslag, maar, als gezegd, ik raakte zo nu en dan de weg kwijt in de jaarstukken. 

Er zijn nog een groot aantal andere stukken die de gemeente Utrecht aan de gemeenteraad doet toekomen. Zo is er de Voorjaarsnota 2023 waar we wel een tekort van 7,2 miljoen euro bij de jeugdhulp vinden (blz. 17). Mooi, maar hoe komt dat dan? Loopt het Utrechtse model averij op? Nee hoor, volgens B&W komen die tekorten allemaal door ontwikkelingen waar de gemeente, naar eigen zeggen, niet zo veel aan kan doen. Volgens de gemeente maken jongeren steeds vaker gebruik van jeugdhulp ‘door toenemende prestatiedruk en toename van de informatie- en netwerkmaatschappij. Er is vaker sprake van zwaardere psychische, psychosociale en lichamelijke klachten die leiden tot langere hulptrajecten.’ Deze verklaringen lijken mij psychologie van de koude grond, die ervoor moeten zorgen dat de gemeente de schuld van overschrijdingen niet bij zichzelf hoeft te zoeken. 

De empathie van de gemeenteraad 

B&W kondigt natuurlijk wel bezuinigingsmaatregelen aan, zoals in deze raadsbrief van 5 maart 2024, maar daar is vaagheid troef. Er is echter nog een complicatie, namelijk de gemeenteraad. Op basis van vragen die raadsleden in maart 2024 aan het college van B&W hebben gesteld, lijkt het erop dat een meerderheid van de gemeenteraad van Utrecht bang is dat er te weinig, in plaats van te veel, aan jeugdhulp wordt uitgegeven. Misschien gaat het Utrechtse model voor de jeugdhulp dus wel ten onder aan een te veel aan empathie van de gemeenteraad. 

Harrie Verbonwas hoogleraar openbare financiën aan de Universiteit van Tilburg. Zijn artikelen verschijnen regelmatig in Wynia’s Week. 

De donateurs vormen het fundament van Wynia’s Week. U maakt het als donateur mogelijk dat ons online magazine 104 keer per jaar verschijnt. Doneren kan op verschillende manieren, kijk HIER. Alvast hartelijk dank!