Ook al heeft Papa Blanca een eigen arrest, hij blijft gewoon een crimineel
Kan een crimineel maatschappelijk relevant zijn? Dat zou aanleiding kunnen zijn aandacht aan hem te besteden bij het bereiken van een bijzondere leeftijd. Bijvoorbeeld als hij de tachtig is gepasseerd. En als er een boek over hem uitkomt. Laat dat beide nou het geval zijn.
Wie is Frans de Wit? Frans de Wit heeft het geschopt tot een eigen arrest dat luistert naar zijn bijnaam ‘Papa Blanca’. In juni 1981 heeft de Hoge Raad bepaald dat ‘personen die formeel niet in dienst zijn van de rechtspersoon maar feitelijk wel een invloedrijke rol spelen in het beleid, als feitelijk leidinggever kunnen worden aangemerkt’. Vanaf dat moment is het ‘Papa Blanca-arrest’ belangrijke jurisprudentie. Criminelen kunnen zich niet langer verschuilen achter rechtspersonen en katvangers, maar zijn persoonlijk aan te pakken.
Koppelbazen
In de jaren zeventig wemelde het in ons land, maar ook in Duitsland en België, van de koppelbazen. ‘Handige’ jongens die de sociale wetgeving aan hun laars lapten en miljoenen wisten binnen te harken door premies niet af te dragen, maar in hun eigen zak staken. Daar werd vorstelijk van geleefd.
Het duurde jaren eer sociale fondsen en uitkeringsinstanties in de smiezen kregen wat er aan de hand was. Toen politie en justitie werden geïnformeerd, bleek daar een enorm gebrek aan opsporingskennis op dit nieuwe fraudegebied te bestaan.
Ondertussen bouwde Frans de Wit, telg uit een keurig net katholiek Schiedams gezin, waarvan de vader directielid was van een distilleerderij, aan zijn misdaadimperium, dat later door justitie zou worden gekarakteriseerd als ‘een maffia-achtig syndicaat’.
Frans de Wit kreeg de bijnaam ‘Papa Blanca’ van collega’s uit de Rotterdamse onderwereld. Ook drie kornuiten met wie hij de business runde, gebruikten pseudoniemen, om zoveel als mogelijk onder de radar te blijven. Dit samenwerkingsverband noemden ze ‘Het Nut’.
Meer dan een schelm
De Rotterdamse journalist Ad van den Dool heeft over het fenomeen ‘Papa Blanca’ een schelmenroman geschreven, zoals op de achterflap van het ruim tweehonderd pagina’s tellende boek staat vermeld. Het woord ‘schelm’ heeft veel betekenissen, zoals bengel, deugniet, avonturier en ellendeling. Dat dekt de lading niet als het om Frans de Wit gaat.
Het levensverhaal van deze bejaarde boef illustreert dat er in het leven van Frans de Wit maar één persoon belangrijk is: Frans de Wit zélf en niemand anders. Hij werd drugs-, gok- en seksbaas, valsemunter en fraudeur. Met graaien en snaaien en een enkele keer fysiek geweld wilde hij voorkomen hetzelfde lot te moeten ondergaan als zijn ouders die eens achteruit in welstand hadden moeten gaan.
Het verschil met uitzendbureaus
In het boek wordt de werkwijze van de koppelbaas in zijn algemeenheid uitgelegd. ‘Hij ronselt arbeidskrachten die bedrijven tijdelijk bij hem kunnen inhuren. Een bedrijf haalt zo alleen mensen binnen voor de periode dat ze echt nodig zijn. De tijdelijke krachten vormen een flexibele schil om de vaste personeelsbezetting. Handig op een deelproject, bij piekbelasting of tijdens seizoendrukte.’
Van den Dool constateert dat koppelbazen hetzelfde doen als uitzendbureaus, ‘met dit verschil dat de meeste uitzendbureaus een deugdelijke administratie voeren en zich aan wettelijke voorschriften houden, zoals het afdragen van loonbelasting, sociale premies en btw. Koppelbazen doen dat dus juist niet.’
‘De mensen die voor koppelbazen werken, krijgen hun geld zwart en verdienen zo per uur aanmerkelijk meer dan dat ze in normale loondienst zouden krijgen.’
Bundeling van opsporingskrachten
Al in 1974 waarschuwt mr. W. H. Fokkema Andreae, de toenmalige voorzitter van de Kamer van Koophandel in Rotterdam, voor deze misstand die zich vooral in de haven zou voordoen.
Jaren later als bij het GAK, het SFB en de Belastingdienst de ogen open gaan en administraties in beslag worden genomen en er aangifte wordt gedaan, weten ze bij het Rotterdamse politiekorps geen raad met alle paperassen. Die bizarre constatering zal uiteindelijk leiden tot bundeling van opsporingskrachten, hetgeen het begin van het eind betekent van het imperium van ‘Papa Blanca’.
‘Geheimagent van Tito’
Schrijver deze herkent zichzelf ‘als figurant’ in het hoofdstuk ‘Karate Bob’, de bijnaam van de Joegoslavische geheimagent Slobodan Mitric die op 25 december 1973 in Amsterdam drie landgenoten doodschoot. De gevechtssportman zit bij Frans de Wit op dezelfde afdeling van bajes Esserheem opgesloten.
De Amsterdamse recherche doet de drievoudige moord af als een afrekening in de Joegoslavische onderwereld. Dat is reden voor Mitric om in een boek aan te tonen dat hij wel degelijk geheimagent is. ‘Mitric heeft voor de ghostwriter die hij wil inhuren voor zijn levensverhaal vijfduizend gulden nodig’, lees ik in het pas verschenen boek van Van den Dool. ‘De Wit wil het wel voor Mitric financieren.’
Het boek Geheimagent van Tito komt er uiteindelijk. Ik vervul mijn taak als ghostwriter onder het pseudoniem Carel Fred. Officiële uitgevers halen er de neus voor op. Het Centraal Boekenhuis weigert de verspreiding.
‘Papa Blanca’ lost met veel geld de problemen op. Een drukker in Brabant gaat overstag. Het boek vindt in coffeeshops en sportscholen grif aftrek. Als misdaadverslaggever krijg ik een uniek inkijkje in de werkwijze van ‘de onderwereld’. Dat er lijnen zijn naar de bovenwereld.
Frans de Wit kijkt terug op heel wat bajesjaren. In de biografie Papa Blanca laat hij weten nergens spijt van te hebben. In de epiloog van het boek rijdt de auteur met Frans de Wit door het Rotterdamse havengebied. Langs BP, Gulf, ICI, Shell en andere grote bedrijfsnamen.
‘Papa Blanca’ kent geen enkele schroom. Geen bescheidenheid. Hij zette hier duizenden mensen aan het werk. Zwart. De crimineel pocht: ‘Wij hebben de Rijnmond gebouwd.’
Malafide uitzendbureaus
Wat hem na meer dan veertig jaar het meest dwarszit, is dat alleen de koppelbazen zijn aangepakt door justitie. Van de talloze opdrachtgevers werd niemand vervolgd.
Koppelbazen, zoals hij er een was, bestaan niet meer. ‘Malafide uitzendbureaus die arbeidskrachten werven uit Oost-Europa werken ook met schijnconstructies.’ Dat dan weer wel. Zouden de opsporingsdiensten er al achter zijn?
Ad van den Dool, Papa Blanca, AGBU, Rotterdam, 2024, 240 pp., 21,99 euro.
Theo Jongedijk is journalist.
Wynia’s Week verschijnt altijd, twee keer per week. Het zijn de donateurs die dat mogelijk maken. Nog geen donateur? Kijk HIER. Hartelijk dank!