Britse ontdekking: Led Zeppelin stond op de loonlijst van… Willem Duys en Pim Jacobs
‘There’s a lady who’s sure all that glitters is gold…’
Veel muziekliefhebbers hebben aan die beginregel genoeg om direct Stairway to Heaven te herkennen. Hoewel de uit 1971 daterende klassiekervan de Britse rockband Led Zeppelin nooit werd uitgebracht op single, staat het nummer elk jaar weer bij de bovenste tien van de Top 2000.
Bij Led Zeppelin, actief tussen 1968 en 1980, gaat het al gauw om superlatieven en records. In geen enkele opsomming van ’s wereld bestverkopende artiesten aller tijden ontbreekt hun naam en meestal zijn The Beatles dan de enige Britse groep die ze vóór zich moeten dulden. Van hun titelloze vierde album – met ook Stairway to Heaven – werden alleen al in Amerika 24 miljoen exemplaren verkocht.
‘They’re the greatest rock & roll band of all time,’ schreef Dave Grohl (Nirvana, Foo Fighters) in 2011 en ook president Barack Obama was vol lof toen hij Led Zeppelin een jaar later vergastte op de prestigieuze Kennedy Center Honor, een prijs bedoeld voor kunstenaars en artiesten die met hun werk een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan de cultuur van de Verenigde Staten. Gitaarvirtuoos Jimmy Page, tevens de belangrijkste componist van de band, wordt steevast in één adem genoemd met grootheden als Jimi Hendrix en Eric Clapton. John Bonham werd in 2016 door Rolling Stone uitgeroepen tot de beste drummer aller tijden – vóór Ginger Baker en Keith Moon – en Robert Plant was volgens de lezers van het blad ‘the best lead singer of all time’.
Heroïne, occultisme en groupies van 14
Maar Led Zeppelin heeft ook een donkere kant. Natuurlijk, voor leden van wereldberoemde rockbands was het in de jaren zeventig bijkans verplicht om zich te misdragen. Wie niet regelmatig een televisietoestel uit een hotelraam kieperde of een Rolls Royce in z’n privézwembad parkeerde, telde niet echt mee. Maar bij Led Zeppelin zat het venijn een paar laagjes dieper.
John Bonham veranderde, zodra hij had gedronken, in ‘The Beast’ en was dan levensgevaarlijk voor zijn omgeving. Hij overleed in 1980 op pas 32-jarige leeftijd – na het nuttigen van veertig glazen wodka.
Jimmy Page raakte rond 1975 verslaafd aan heroïne en oogde gedurende de laatste jaren van Led Zeppelin als een anorexiapatiënt. En hoewel wel meer muzikanten zich destijds lieten omringen door jonge groupies, ging Page nog een stapje verder: door seksuele betrekkingen aan te knopen met het amper 14-jarige fotomodel Lori Mattix. Ook zijn fascinatie voor occultisme mag niet onvermeld blijven. In 1970 kocht Page Boleskine House, het Schotse landhuis waar zijn held Aleister Crowley (1875-1947) menig duister ritueel had opgevoerd. Diens credo ‘Do What Thou Wilt’ liet hij graverenin de uitloopgroeven van Led Zeppelin III.
En dan was er nog ‘the man who led Zeppelin’: Peter Grant, de zwaarlijvige manager van de band. In 2018 werd hij door zijn biograaf Mark Blake uitgeroepen tot ‘the most notorious rock manager of all time’. De voormalige worstelaar intimideerde iedereen die hem voor de voeten liep, journalisten incluis, onderhield contacten met criminelen en liet Led Zeppelin tijdens optredens steeds vaker omringen door halve en hele gangsters.
In 1977, tijdens een Amerikaanse tournee, liep de zaak volledig uit de hand toen Grant en leden van zijn entourage in Oakland (Californië) op de vuist gingen met medewerkers van concertpromotor Bill Graham en een van hen het ziekenhuis in sloegen. De doorgesnoven vechtersbazen (‘They were ready to kill at the slightest provocation,’ verklaarde Graham later) en ook Bonham werden gearresteerd en kwamen pas vrij na het betalen van een borg.
Van Yab Yum naar Mazzo
Met Nederland had Led Zeppelin zo op het eerste oog geen innige relatie. Zeker, Stairway to Heaven werd een evergreen, maar anders dan Bob Dylan en The Rolling Stones speelde de band hier in de jaren zeventig niet in voetbalstadions, maar in de (oude) RAI of in Ahoy. Na een veelbelovende start begon ook de platenverkoop van Led Zeppelin al snel te stagneren. Zo haalde hun laatste album In Through The Out Door (1979) – twee weken nummer één in Groot-Brittannië, zeven weken nummer één in Amerika – bij ons niet eens de top 20.
Tjerk Lammers, destijds vertegenwoordiger van de Nederlandse tak van hun platenmaatschappij, vertelde in 2003 in Aloha het tragikomische verhaal van Led Zeppelins laatste bezoek aan ons land, in juli 1980:
‘In Ahoy stond de volumeknop zo wagenwijd open, dat het publiek lamgeslagen in de stoelen zat. Het magere applausje van de weinige diehards die de decibellenorkaan konden weerstaan, ontlokten aan Robert Plant de onvergetelijke uitspraak: “Thank you… both of you.” Led Zeppelin speelde hard, maar leefde net zo hard. Na de show werd ik gevraagd of ik een bordeel wist. Natuurlijk wel. Snel Yab Yum gebeld, alwaar de dienstdoende “telefoniste” vertelde dat de zaak wegens een privéfeest helaas was gesloten – op de achtergrond hoorde ik een ingehuurde volkszanger “Hij was maar een clown” galmen. Het alternatief was een club nabij het Leidseplein. De bandlimousine paste maar net op het grachtje, de chauffeur liep mee naar binnen en ik kon het toen gigantische bedrag van tweehonderd gulden per persoon neertellen. Waarop een der bandleden de aangeboden kamers inspecteerde en het hele avontuur afblies wegens gebrek aan kwaliteit. Ik kreeg mijn geld (gedeeltelijk) terug en het hele gezelschap klom in de limo, waar ondertussen de autoradio uit gestolen was. Onder luid geklaag over glasscherven en tocht door het ingeslagen raam werd koers gezet naar discotheek Mazzo op de Rozengracht. Ook dit bezoek duurde slechts een luttel aantal minuten, omdat Robert Plant onmiddellijk ruzie kreeg met een barjuffrouw en daarop plompverloren de zaak werd uitgezet.’
Een van de employees die Plant over de dansvloer naar de uitgang werkte, was de toen nog niet beroemde Michiel Romeyn, zo weten we dankzij zijn biografie Bepaal jij dat? (2021). Hij had geen idee welke ‘langharige Brit’ hij op straat zette.
Toch is Romeyn bij lange na niet de merkwaardigste link tussen Led Zeppelin en Nederland.
De zaak kwam onlangs aan het licht dankzij de Britse journalist James Cook van de website LedZepNews, sinds 2012 ‘the leading unofficial and independent source of news about Led Zeppelin’. Het gebeurde toen Cook zich verdiepte in de juridische nasleep van het zojuist genoemde incident in Oakland.
Drie slachtoffers van het geweld eisten in 1977 een schadevergoeding van 2 miljoen dollar. De claim werd neergelegd bij S&L Entertainment Enterprises, het bedrijf dat destijds stond vermeld op concertkaartjes en in advertenties van Led Zeppelin. Zowel de vier bandleden als manager Grant waren sinds oktober 1976 officieel in dienst van S&L. Het bedrijf maakte deel uit van een internationaal netwerk van firma’s dat was bedoeld om het Led Zeppelin-imperium zo weinig mogelijk belasting te laten betalen. Op zich niets bijzonders in de muziekwereld.
Op de loonlijst in Spijkenisse
Wel opvallend was dat S&L Entertainment Enterprises officieel was gevestigd in Spijkenisse en dat de vijf werknemers een Nederlands salaris kregen uitbetaald: het waarschijnlijk vooral symbolische bedrag van 125.000 gulden per jaar, rekening houdend met inflatie nu een kleine 200.000 euro. Maar, zo ontdekte LedZepNews, er was nog méér Nederlandse betrokkenheid.
Uit nog niet eerder openbaar gemaakte stukken blijkt namelijk dat S&L in 1978, in het kader van de juridische afwikkeling van de schadeclaim, gedwongen werd te onthullen wie er zitting hadden in de directie.
Acht personen, zo bleek, onder leiding van – hoe kan het ook anders – een Zwitserse advocaat. Maar in het gezelschap bevond zich ook de veel minder voor de hand liggende Russische ballerina Irina Baranova en… ‘two Dutch radio hosts’.
Beschaafde heren
De eerste: Willem Duys, bekend van het zondagse easy listening-programma Muziek Mozaïek, maar natuurlijk ook muziekproducent, tenniscommentator en welbespraakt gastheer van de veelbekeken AVRO-talkshow Voor de vuist weg.
De tweede: Duys-intimus Pim Jacobs, befaamd jazzpianist, tv-presentator (Music-All-In, Babbelonië), Gevleugelde Vriend van mr. Pieter van Vollenhoven en echtgenoot van Europe’s First Lady of Jazz Rita Reys.
Kort en goed: twee beschaafde heren van vóór de oorlog, altijd keurig in het pak en – hoewel niet vies van geld verdienen – lichtjaren verwijderd van het door heroïne, geweld en minderjarige groupies gedomineerde universum van Led Zeppelin. Toch stond de band op hun loonlijst en waren Duys en Jacobs – waarschijnlijk zonder dat ze aan de knoppen zaten – op die manier betrokken bij een internationale tax structure van twijfelachtig allooi.
Waarom namen beide heren dat risico? Welke verdiensten stonden er tegenover? Wie bracht ze met S&L in contact?
Navragen bij Duys en Jacobs kan helaas niet meer. Robert Plant, 75 inmiddels, leeft gelukkig nog wel. Iemand zou eens bij hem moeten informeren of dat ‘Thank you… both of you’ in Ahoy misschien niet sloeg op de ‘two Dutch radio hosts’ die zijn belastingontwijking hielpen faciliteren.
Roelof Bouwman is columnist en adjunct-hoofdredacteur van Wynia’s Week. Hij schrijft over politiek, geschiedenis en media.
Wynia’s Week is jarig! Bent u al donateur? Doneren kan op verschillende manieren. Hartelijk dank!