Hoogmoed blijft de hoofdzonde van links leunende politici

frentrop
Rob Jetten is er trots op is dat hij elektriciteitscentrales sloot voordat er een alternatief was gebouwd. Beeld: X.

‘Welaan laten wij ons een stad bouwen met een toren, waarvan de top in de hemel rijkt, zeiden de mensen tot elkaar. Maar de Here zeide: Dit is het begin van hun streven; nu zal niets van wat zij denken te doen voor hen onuitvoerbaar zijn. Laat Ons neerdalen en daar hun taal verwarren, zodat zij elkaars taal niet verstaan.’ Aldus geschiedde volgens het bijbelboek Genesis. De Toren van Babel kwam nooit af.

Waarschuwingen om niet te hoog te reiken zijn zo oud als de wereld. De Griekse mythologie kent vele verhalen van mensen die zeggen dat ze iets beter kunnen dan de goden en vervolgens door de betreffende god of godin gruwelijk worden gestraft voor hun hoogmoed (hubris). De Grieken dachten dieper na over het thema dan de Hebreeën. Bij hen ontstaat de verwarring niet na de hoogmoedige daad, maar juist ervoor. De schuldige wordt getroffen door verblinding (atè). Hij beseft niet dat hij een grens overschrijdt en merkt niet hoe hij zijn eigen ondergang tegemoet gaat.

De eerste zonde die werd begaan

Paus Gregorius de Grote, die rond het jaar 600 de zeven hoofdzonden op een rijtje zette, plaatste hoogmoed (superbia) bovenaan. Voor hebzucht, wellust, afgunst, gulzigheid, woede en luiheid. Hoogmoed is immers de eerste zonde die werd begaan. Maakte hoogmoed niet dat de licht brengende aartsengel Lucifer uit de hemel werd verstoten en transformeerde tot Satan, de duivel, zo stelde hij.

Tegenwoordig hoor je zelden meer over hoogmoed. Ondanks alle aandacht voor  grensoverschrijdend gedrag en #metoo tot dat van Ali B aan toe. Maar dat die oude zonde niet wordt genoemd, betekent natuurlijk niet dat deze eigenschap bij de mens is verdwenen. In dat kader viel me op hoe hoogleraar Lex Hoogduin vorige maand in zijn afscheidsrede aan de Rijksuniversiteit Groningen, zonder de term te gebruiken, enkele symptomen van hedendaagse hoogmoed op een rijtje zette.

Hij noemde het idee dat het klimaat en de natuur zijn te herstellen tot wat die op een bepaald tijdstip waren. Hij wees naar de mensen die nieuwe industriepolitiek bedrijven, onder het motto ‘we moeten beslissen wat voor economie we willen in 2050’. En hij merkte op dat de Europese Centrale Bank precies denkt te kunnen sturen hoe hoog de inflatie zal zijn.

En zoals Gregorius hoogmoed bovenaan zijn lijst van zonden plaatste, zo noemde Hoogduin als eerste het idee dat de overheid burgers tegen iedere tegenslag kan beschermen en bestaanszekerheid kan bieden.  

De Grieken zouden deze verblinding meteen hebben herkend. Het idee dat de overheid van een land voor de burgers van dat land moet zorgen, is dan ook een relatief jong bedenksel. Tot halverwege de achttiende eeuw was de heersende opvatting tegengesteld. Onderdanen dienden te zorgen voor het onderhoud van hun heersers. Die waren zelf alleen maar bezig met het behouden van hun macht. Machiavelli geeft in zijn boek De Heerser uitstekende adviezen hoe dat te doen en het welzijn van de bevolking is daarbij geen leidend beginsel.

Het is niet ‘links’ dat het nieuwe idee dat de overheid voor iedereen kan en moet zorgen in de wereld heeft gebracht. Echte socialisten meenden dat de staat vanzelf zou verdwijnen, zodra het volk de macht had. Nee, het was in Pruisen, twee generaties voordat de eerste socialist geboren werd, dat het idee postvatte dat de regering zich om het volk moest bekommeren. En die gedachte was niet gebaseerd op mensenliefde.

Het idee komt uit Pruisen

Friedrich Wilhelm I, van 1713 tot 1740 keursvorst van Brandenburg en koning in Pruisen, een boertige, nauwelijks geletterde autocraat, zat klem tussen grootmachten en wilde ook graag een groot leger hebben. Letterlijk. Hij huurde vanuit heel Europa mannen van minstens 1,88 meter in voor een speciaal regiment, de Lange Kerls. Ook van kortere mannen had hij er graag zoveel mogelijk. Daartoe lijfde hij onder dwang zijn mannelijke onderdanen in. Maar een leger in stand houden is duur. Zijn westelijke bezittingen brachten te weinig op en zijn oostelijke gebieden, waren door oorlog en epidemieën verarmd.

Friedrich Wilhelm reorganiseerde daarom het bestuur over zijn landen. Hij stelde strakke regels op voor zijn ambtenaren, voor de belastinginning en voor het onderwijs. Iedereen wist wat hem te doen stond en werd nauwlettend gecontroleerd. Deze nieuwe vorm van landbestuur kreeg zelfs een wetenschappelijke basis. De koning stelde bij de universiteiten van Halle-Wittenberg en die van Frankfurt aan de Oder leerstoelen Kameralwissenschaft in, de voorlopers van de huidige leerstoelen economie en bestuurskunde. Daar werden regels bedacht voor het economische, financiële en juridische bestuur van het platteland en de steden, voor onderwijs, volksgezondheid, voedsel en deugdzaam burgerschap. Iedereen die uit dienst kwam, bleef verplicht zondags bij de kerkgang zijn uniform te dragen en Pruisen werd een machtige natie.

Maar de koning was hoogmoedig. Zijn staat behandelde de bevolking net zo zorgzaam als een boer zijn koeien. Met recht, vrijheid en democratie heeft dat allemaal niets van doen. Dat vergeten de geestelijke erfgenamen van ‘De Soldatenkoning’. Martin Sommer schreef onlangs bijvoorbeeld over de Franse president Emmanuel Macron: ‘Hij verwart de mystiek van het presidentschap voor alle Fransen met het idee dat hij beter dan wie dan ook weet wat in het belang van Frankrijk is.’ Dat is hoogmoed.

Ook veel Nederlandse politici zijn met dit euvel behept. Zou ik de huidige fractievoorzitters op hoogmoed moeten rangschikken, dan zou Rob Jetten bovenaan staan. De man die er trots op is dat hij elektriciteitscentrales sloot voordat er een alternatief was gebouwd. Op hem is de van toepassing wat Eduard Bomhoff begin deze maand in Wynia’s Week schreef: ‘Bestuurskundige mag nooit je eerste baan zijn’. Bomhoff betoogde dat je alleen op basis van het uitwisselen van ervaringen kunt leren om de maatschappij in goede banen leiden. Niet door blind te varen op het eigen gelijk.

Politiek ontbeert de correctie op hoogmoed, die het marktmechanisme wel geeft, legde Lex Hoogduin uit: ‘Het scheppen van de toekomst kan veel beter aan ondernemers dan aan ambtenaren worden overgelaten. Ondernemers worden door de markt gecorrigeerd. Wat niet werkt valt af. Bij de overheid is het maar al te vaak zo dat wat niet werkt extra geld krijgt toegeschoven.’ De deplorabele staat van het onderwijs in Nederland is misschien wel de beste illustratie van deze constatering.

Omgaan met onzekerheid, dat is de kunst

Hoe geven wij de toekomst vorm? Hoogduin benadrukte in zijn afscheidsrede dat omgaan met risico’s de basis van de economische wetenschap is; de mens leeft in fundamentele onzekerheid. Inderdaad, de kunst is hoe met risico’s om te gaan. Risico’s nemen vergt moed. Maar te grote risico’s nemen is overmoed. En risico’s niet willen zien is hoogmoed.

Die verblinding voorkom je door te beseffen dat je niet alles weet. Dat onderwees Socrates al toen hij uitlegde waarom het Orakel van Delphi hem had uitgeroepen tot de meest wijze van alle filosofen van Athene: ‘Die anderen denken dat ze weten hoe het zit. Ik weet dat ik dat niet weet.’

Moderne, jonge, links leunende politici daarentegen denken dat zij genoeg weten om de maatschappij te kunnen maken. Zij volgen daarmee niet Karl Marx of Willem Drees. Hoewel ze zichzelf vaak sociaalliberaal noemen, baseren ze zich ook niet op liberale denkers. Ze zijn gevallen voor de hoogmoed van Friedrich Wilhelm I drie eeuwen geleden.

Hoe dat af zal lopen? De koning van Pruisen leed de laatste jaren van zijn leven aan wat in die tijd melancholie werd genoemd. Hij lag de hele dag in bed te bidden of psalmen te zingen. ‘s Nachts dwaalde hij door de gangen van zijn paleis. Hij was gek.

Paul Frentrop was achtereenvolgens journalist, bankier, ondernemer, pensioenbeheerder, hoogleraar en lid van de Eerste Kamer.

Wynia’s Week verschijnt 104 keer per jaar met even onafhankelijke als broodnodige berichtgeving. De donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!