Eindelijk een regering die kan omgaan met gevaarlijke woorden
In de komkommertijd van het jaar 2024 boog de Nederlandse volksvertegenwoordiging zich over de vraag hoe een voor iedereen zichtbaar verschijnsel mocht worden aangeduid. De conclusie luidde dat ‘omvolking’ een te gevaarlijk woord is om te gebruiken en het beter is om te spreken van ‘zeer zorgelijke demografische ontwikkelingen’.
Voor wie zich bekommert om al de risico’s waar de mensheid mee te maken heeft, lijkt zo’n debat misschien op het geharrewar van de kleine beestjes, die je druk, maar zinloos ziet bewegen als je een steen optilt. Die associatie is echter onterecht. Woorden doen ertoe. Ze zijn onontbeerlijk voor begrip.
Zo weet ik dat iemand die het woord ‘jongeren’ in de mond neemt lariekoek spuit. Er bestaan jongens en meisjes, maar jongeren komen alleen voor in beleidsnota’s. Die gebruiken taal om zaken weg te moffelen. Zij spreken van ‘uitdagingen’ als ze problemen bedoelen en impliceren dat ambitieuze doelstellingen beter zouden zijn dan gewone doelstellingen, hoewel de kans om een ambitieuze doelstelling te halen per definitie kleiner is. Ze zeggen zelfs dat vliegtuigen ‘stiller’ worden, hoewel dat niet kan.
Van vaderland naar thuisland
Dat het belangrijk is om de juiste woorden te kiezen bij het beschrijven van wat er gebeurt, leerde de praktijk steeds weer. Terwijl de Kamer debatteerde, waren twee Zweden na een gevangenenruil met Iran in hun ‘thuisland’ teruggekeerd en bleek ook Wikileaks-oprichter Julian Assange op weg naar zijn ‘thuisland’ Australië, aldus de pers.
Maar in mijn jeugd kende alleen het apartheidsregime in Zuid Afrika ‘thuislanden’. Daar waren wij tegen. Hier hadden we een vaderland. Dat ‘vaderland’ in onze taal plaats heeft moeten maken voor ‘thuisland’ heeft niet alleen van doen met geslachtsomzichtigheid. Vaderland ligt in onze hersenen dicht aan tegen volkslied dat weer ligt opgeslagen vlak bij ongemakkelijke woorden als ‘nationalisme’ en ‘volksaard’.
We hadden het probleem natuurlijk op kunnen lossen door in plaats van ‘vaderland’ het woord ‘geboorteland’ te gebruiken, maar als gevolg van (al dan niet zorgelijke) demografische ontwikkelingen is ook die term beladen geraakt. Van veel landgenoten is Nederland niet het geboorteland. Dus zitten we in ons aller thuisland op tv naar het Nederlandse of het Turkse elftal te kijken. (Maar niet naar het Marokkaanse of Syrische, want die mogen niet meedoen aan het EK). En op straat naar demografische ontwikkelingen.
In het vaderland werd de vreemdeling met argwaan bekeken. Geen wonder, hij was immers vreemd. Dat is precies wat hem onderscheidt van ons. Uit het Hebreeuws kennen we de term sjibbolet, een uitspraak die eenduidig aangeeft of de spreker al dan niet tot een bepaalde groep behoort. Zo liet het verzet in de Tweede Wereldoorlog mensen het woord Scheveningen uitspreken om zeker te weten dat ze geen Duitser waren. En de Friezen weten: ‘Bûter, brea en griene tsiis, wa’t dat net sizze kin is gjin oprjochte Fries‘ (‘Boter, brood en groene kaas, wie dat niet kan uitspreken, is geen oprechte Fries’).
Want veel sterker dan kleur, onderscheidt taal ons van de ander. Tegelijkertijd blijkt uit het gedoe over de term omvolking hoe taal de aanpak van immigratie heeft gegijzeld. Al in 1979 stelde de Troonrede: ‘Ons land is vol, ten dele overvol.’ Toch bleef tegengaan van immigratie nog bijna een halve eeuw taboe. Volgens socioloog J.A.A. van Doorn (in 1993) omdat twee onderwerpen verstrengeld waren: het lot van vluchtelingen en de positie van allochtonen. Deze dubbele koppeling maakte volgens hem iedereen die zich progressief noemde op slag kopschuw als iemand over mogelijke overbevolking begon. Want de progressief zag beide groepen als zwak en kansarm en vond daarom dat ze tegen elke prijs moesten worden ontzien.
Die benadering staat haaks op het gegeven dat mensen van nature bang zijn voor vreemdelingen. Maar vrees is zo’n onwelkome gast, dat hij meestal in vermomming verschijnt. Liefst als schuldgevoel. Dat verklaart volgens mij de verschuiving van de aandacht van christelijk Nederland van zending naar opvang van immigranten, die begon in de jaren van dekolonisatie. Met als resultaat dat de wereld hier verandert in plaats van daar.
Woorden wonen in hun context
Net zomin als mensen zijn woorden echter per se gevaarlijk. Dat hangt af van de plek. Mensen wonen in hun ‘thuisland’, woorden in hun context. Luister maar naar de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit: ‘Een plant, dier, of een ander organisme, dat van nature niet in Nederland voorkomt, wordt een uitheemse soort genoemd. Wanneer deze soorten door menselijk handelen in ons land terechtkomen worden ze exoten genoemd. (..) Een klein deel van de exoten voelt zich prima thuis in zijn nieuwe omgeving. Ze kunnen zich vestigen in onze natuur, zich snel vermeerderen en schadelijk zijn voor inheemse soorten. Deze soorten worden invasieve exoten genoemd.’ Maar wie Eritreeërs (al dan niet invasieve) exoten zou noemen, overtreedt de wet. Hij doet aan groepsbelediging.
Of neem het racisme dat al jaren openlijk en welig tiert in de aardappelbranche. In het Convenant Robuuste Aardappelen uit 2017 staan zulke onversneden oproepen tot omvolking dat ze iedere Volkskrant-columnist van zijn bureaustoel zouden doen tuimelen. De traditionele Nederlandse aardappel moet worden vervangen door betere rassen, vindt men daar. En dat is al bijna gelukt. Het Bintje, een ras dat in 1905 door de hoofdonderwijzer Kornelis Lieuwes de Vries uit het Friese Suameer als een kruising van de ‘Munstersen’ met ‘Fransen’ werd gekweekt, is nu vrijwel uitgeroeid. En de kruimige eigenheimer overleeft slechts als scheldwoord.
In taal zie je het pas als je het begrijpt. Zo kennen wij de buurtvader en de wijkagent. Waarom niet de wijkvader en de buurtagent? Omdat wet- en regelgeving precies moet zijn. De wijkagent weet precies dat zijn wijk ophoudt op de hoek van de Julianalaan, want hij moet precies weten wat zijn bevoegdheden zijn. Een buurt daarentegen is niet scherp begrenst. Voor de buurtvader maakt dat niet uit. Hij heeft geen wettelijke status. Je hoeft niet naar hem te luisteren. Dus hij kan met vage taal worden aangeduid.
Hoe belangrijk de keuze van het juiste woord is, weet men in China al lang. Onderdeel van het confucianistisch denken is zheng ming oftewel ‘de correctie der namen’. Onzorgvuldig taalgebruik leidt volgens Confucius tot een glibberig pad waarop ‘moraal en kunst achteruitgaan’ en ‘mensen in hulpeloze verwarring blijven staan.’
Gevaarlijke ontwikkeling
In die verwarring stond politiek Nederland stil. Pas met de laatste verkiezingen gingen de oordoppen af. Dat heeft een halve eeuw geduurd. Behalve in tijd is de periode waarin moraal en kunst in Nederland achteruit glibberden ook in aantallen mensen uit te drukken. Toen Nederland in 1979 ‘vol, ten dele overvol’ was, telde het vaderland 14 miljoen inwoners. Vorige maand woonden er in het thuisland bijna 18 miljoen mensen en toen pas erkende Frans Timmermans: ‘Als je iedereen toelaat, dan blaas je de verzorgingsstaat op. Hij wil nu de Staatscommissie Demografische Ontwikkelingen volgen. Die werd geleid door oud CDA-ambtenaar Richard van Zwol, voordat die dit kabinet ging formeren.
Van Zwol wil de bevolking tot 2050 ‘gematigd’ laten groeien en Nederland voor nog 1 tot 2 miljoen mensen tot ‘thuisland’ maken. Zijn dat geen gevaarlijke woorden? Voor Extinction Rebellion wel, neem ik aan. Die nieuwe Nederlanders stoten stikstof en CO2 uit die wie hier al woont juist moet besparen. Als de uitroeirebellen consistent zijn, kunnen we blokkades bij de grens verwachten, zodra ze terug zijn van vakantie.
Maar zal ik U eens een echt gevaarlijke demografische ontwikkeling vertellen? In 2050 heeft in Nederland de helft van de mensen niet alleen geen ouders meer, maar ook geen broers, zussen of kinderen: een direct gevolg van de vergrijzing en het gestaag dalende vruchtbaarheidscijfer. Daar hoor ik niemand over.
Niet meer binnen zonder kloppen
Wie de kop in het zand steekt ziet demografische ontwikkelingen niet aankomen. Taal kan de mens tot zand dienen. Gebruik van vage woorden is verleidelijk om de werkelijkheid te verdoezelen, maar slechts van een onverschrokken onder de ogen zien der waarheid, hoe pijnlijk die ook wezen moge, is enige verbetering van misstanden te verwachten. In 1993 schreef J.A.A. van Doorn gewoon: ‘Bedenk bevolkingspolitiek primair vanuit de behoeften en belangen van de Nederlandse samenleving, waar enigszins mogelijk aangevuld met royale humanitaire initiatieven.’ Dat gaat de regering nu pas doen.
Er hangt geen touwtje meer uit de brievenbus. Wie binnen wil moet netjes kloppen. En zijn geloofsbrieven aanbieden.
Paul Frentrop was achtereenvolgens journalist, bankier, ondernemer, pensioenbeheerder, hoogleraar en lid van de Eerste Kamer.
Wynia’s Week verschijnt 104 keer per jaar met even onafhankelijke als broodnodige berichtgeving. De donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!