Is Vrouwe Justitia wel blind genoeg voor Ali B? 

WW Collard 19 juni 2024
Rapper Ali B en een geblinddoekte Vrouwe Justitia bij de Gerechtskamer in de voormalige herberg in Oudega (Smallingerland). Beeld: Wikimedia Commons en Stichting Hattum de Vries

In Nederland lijken de publieke opinie en emoties in sommige strafzaken een steeds belangrijkere rol te spelen. Dat is niet goed. Nattevingerwerk hoort niet bij de rechtspraak. Rechters dienen zo objectief mogelijk te oordelen, zonder emotionele inmenging, bijna als robots. Anders komt de rechtszekerheid in het geding. Alleen bij terroristische delicten ligt dat misschien een beetje anders: daarbij is het schokken van de rechtsorde of een deel van de bevolking immers een doel.

Het kan niemand in Nederland zijn ontgaan dat muzikant Ali B (Ali Bouali) vorige week voor de rechter verscheen op verdenking van aanranding en verkrachting van verschillende vrouwen. De aanleiding voor de rechtszaak was een uitzending van BOOS op 20 januari 2022 over televisieprogramma The Voice of Holland, waarin Ali B fungeerde als coach. In de uitzending werden vermeende seksuele wandaden door bandleider Jeroen Rietbergen, coach Marco Borsato en Bouali aan de kaak gesteld. Bouali wordt verdacht van vier delicten (twee verkrachtingen en twee aanrandingen) met drie vrouwen. Bouali’s advocaat Bart Swier spreekt van ‘een strafzaak die in de media is begonnen’.

Nu is dat laatste an sich geen probleem. De uitzending van BOOS heeft vermeend seksueel wangedrag aangekaart waarvoor – indien het waar is – aandacht is gewenst en waarop dan ingegrepen dient te worden. Toch wijst de advocaat van Bouali er terecht op dat de vrouwen die aangifte deden wellicht zijn beïnvloed door de uitzending. Dat betekent niet dat deze vrouwen liegen, maar wel dat de betrouwbaarheid van hun verklaringen kritisch onder de loep moet worden genomen. Voor de betrokkenen kan dat – als zij de waarheid vertelden – naar zijn.

Sinds de MeToo-beweging in 2017 lijkt in de samenleving een neiging te zijn ontstaan om verhalen van slachtoffers van seksueel geweld nagenoeg kritiekloos te geloven. Maar wat als de verklaring van de aangever niet klopt, of slechts deels? Dan is wellicht niet de aangever, maar de verdachte het slachtoffer. Want de schade is reeds aangericht met de strafzaak. Zal deze verdachte de rest van zijn leven niet altijd de schijn tegen zich hebben? Eens te meer als de zaak veel media-aandacht heeft gehad of wanneer de verdachte een publieke bekendheid is.

De waarheid is soms moeilijk vast te stellen

Enige jaren geleden was ik rechercheur. Ik heb vreselijke zaken van huiselijk geweld gedraaid waarin niet bewezen kon worden dat (meestal) de man zijn vrouw had mishandeld. Maar ik heb ook genoeg zaken meegemaakt waarin het ernstige vermoeden bestond dat de vrouw serieuze valse verklaringen over de man aflegde in een ‘vechtscheiding’ om de voogdij over hun kinderen te krijgen.

Ik vond strafzaken van huiselijk geweld vreselijk: je kon het moeilijk goed doen, de waarheid is in zulke zaken meestal niet met enige zekerheid te bepalen en daarmee krijgt het slachtoffer vaak geen gerechtigheid. Wie dat slachtoffer dan ook is: de aangever of de verdachte (of wellicht allebei in verschillende mate). In de strafrechtketen begint de uitvoering van het onderzoek bij de politie, die doorgaans de meeste bewijsmiddelen presenteert. Maar wat als de bewijsmiddelen conflicterend met elkaar zijn of een onvoldoende beeld schetsen over wat er wel en niet is gebeurd? In beginsel – ik ga hier wellicht wat kort door de bocht – leidt dat tot vrijspraak van het tenlastegelegde.

Het burgerlijk recht regelt de verhoudingen tussen burgers onderling en strafrecht is voornamelijk sanctierecht. Iemand heeft een norm, in de vorm van een wet, overtreden en wordt daarvoor gestraft. Strafrechtpleging dient zoveel mogelijk neutraal te gebeuren, met zoveel mogelijk objectiviteit. Daarom dienen rechters onafhankelijk en onpartijdig te zijn en is er een verbod op willekeur.

Hoe moet er dan worden omgegaan met strafzaken tegen Bekende Nederlanders? Het oppakken van zo’n strafzaak is geen probleem. Idealiter wordt elke ernstige zedenzaak opgepakt. De media-aandacht die in zo’n zaak tegen een BN’er ontstaat mag echter niet meespelen in de oordeelsvorming van de rechter. De rechter mag niet meegaan in hypes of een media-hetze, want dan komt de rechtszekerheid in het geding. Rechters moeten eigenlijk een beetje wereldvreemd zijn. Dan kan het gaan schuren in zaken met veel media-aandacht, want het is vaak onvermijdelijk om daar kennis van te nemen.

Een noemenswaardig fenomeen in de strafzaak tegen Ali B is dat de media voornamelijk berichten over de verklaringen van de aangevers en van Bouali. Maar de verklaringen van de aangeefsters werken hier niet versterkend aan elkaar. Het is niet drie aangeefsters tegen één verdachte, omdat het over afzonderlijke incidenten gaat. In de meeste mediaberichten gaat deze strafzaak dus om drie één-tegen-één-verklaringen. En voor de duidelijkheid: drie één-tegen-één-verklaringen zijn niet zonder meer betrouwbaarder dan een één-tegen-één-verklaring.

Weinig bewijsmiddelen steunen elkaar

Ik ken de strafzaak niet gedetailleerd, maar op basis van de meeste nieuwsberichten lijken weinig bewijsmiddelen elkaar te steunen. Ali B kan een notoire vreemdganger zijn, maar dat maakt nog niet dat hij veroordeeld dient te worden voor aanranding of verkrachting. Dat dient slechts te gebeuren als de bewijsmiddelen daartoe aanleiding geven.

Waarom gaat het OM dan toch voor een eis van drie jaar gevangenisstraf? Dat de rapper een bekende Nederlander is, zou irrelevant moeten zijn, maar de impact van de strafzaak op de samenleving lijkt wel degelijk mee te spelen. De grootschalige media-aandacht heeft gezorgd voor enorm veel ophef. Headlines als ‘Ali B toont geen berouw’ (NU.nl) en ‘Er is geen enkele sprake van wroeging’ (Leidsch Dagblad) zijn feitelijk juist, maar slechts relevant als reeds vaststaat dat de verdachte het delict heeft gepleegd. Met betrekking tot zaken waarin er veel media-aandacht is, is het gelijkheidsbeginsel belangrijk: in soortgelijke gevallen zouden soortgelijke rechterlijke uitspraken moeten volgen. Daaruit volgt rechtszekerheid.

Oppassen met ‘emo-rechtspraak’

Hoe complex deze materie is, bleek toen het OM op 13 juni de strafeis tegen de rapper wilde uitspreken, maar zijn advocaten erop aandrongen pas de volgende dag verder te gaan: anders zou die avond aan de talkshowtafels wel de strafeis worden besproken, maar niet het verweer, en dreigde ‘een eenzijdig beeld’. De rechter bleek gevoelig voor dit argument. De grote aandacht voor de rechtszaak beïnvloedde zo een processuele beslissing.

Natuurlijk, context doet ertoe in het strafrecht, maar er dient zo weinig mogelijk ruimte te zijn voor ‘emo-rechtspraak’ waarbij hypes en ophef leidend zijn. Feiten en zoveel mogelijk rationele overwegingen moeten prevaleren.

Van Bart Collard verscheen in 2023 ‘Het recht op misinformatie’. Het boek is overal te koop en te bestellen, ook in de winkel van Wynia’s Week. Kijk HIER.

De donateurs maken Wynia’s Week mogelijk. Doet u mee? Doneren kan op verschillende manieren. Kijk HIER. Hartelijk dank!