Ook het nieuwe kabinet wil ‘gratis’ kinderopvang. Dat is niet progressief, maar asociaal
Belangrijk nieuws haalt lang niet altijd de voorpagina’s. Neem de seksuele revolutie. Het startschot daarvoor werd op 9 mei 1960 gegeven in de Verenigde Staten en uiteraard maakte ook The New York Times er de volgende dag melding van. Het bericht stond echter helemaal achterin de krant, op pagina 75, en telde slechts 136 woorden. Kop: ‘U.S. Approves Pill for Birth Control’.
Het betrof de beslissing van de Food and Drug Administration (FDA) om de anticonceptiepil toe te laten. Vier moedige pioniers hadden het project op poten gezet. Het was, zo schreef Jonathan Eig in zijn prachtige boek The Birth of the Pill (2014), een merkwaardig gezelschap:
De feministische verpleegkundige Margaret Sanger, die in 1916 in Brooklyn de eerste Amerikaanse kliniek voor geboortebeperking had geopend.
De visionaire, maar ook enigszins onberekenbare bioloog Gregory Pincus, die aan zijn experimenten met reageerbuisbevruchting bij konijnen de bijnaam ‘Dr. Frankenstein’ had overgehouden.
‘Silver-haired gynaecologist’ John Rock, zo weggelopen uit een ziekenhuisroman en aanvankelijk promotor van periodieke onthouding, die als rooms-katholiek over de juiste papieren leek te beschikken om de pil te promoten bij kerkelijke autoriteiten.
En Katharine McCormick, een steenrijke weduwe die voor de kliniek van haar vriendin Sanger al eens pessaria van Europa naar Amerika had gesmokkeld, en die bereid bleek het hele project te financieren.
Samen werden ze de John, Paul, George en Ringo van een baanbrekend anticonceptiemiddel dat als brandstof van de seksuele revolutie ging fungeren.
Voortplanting werd een kwestie van kiezen
Zeker voor de idealistische Sanger, die had verwacht dat de pil zou leiden tot meer huwelijksgeluk en een einde aan de groei van de wereldbevolking, gold dat ze niet alle gevolgen goed had voorzien. Het aantal echtscheidingen begon in de jaren zestig juist explosief te stijgen en de wereldbevolking stabiliseerde niet, maar groeide in hoog tempo door: van ongeveer drie miljard in 1960 naar naar ruim acht miljard nu.
Maar toch: sinds de introductie van de pil – vanaf 1963 ook te koop in Nederland – is ons voortplantingsgedrag meer dan ooit tevoren een kwestie van kiezen geworden. Het wel of niet realiseren van een kinderwens is – hoe oneerbiedig het misschien ook klinkt – tot hetzelfde domein gaan behoren als het wel of niet aanschaffen van een nieuwe auto of het wel of niet boeken van een vakantie.
De logische consequentie daarvan zou moeten zijn dat burgers zoveel mogelijk zélf verantwoordelijkheid dragen voor hun beslissing om wel of geen kinderen te nemen. Minstens zo logisch zou het moeten zijn om het principe van eigen verantwoordelijkheid ook te laten gelden voor burgers die ervoor kiezen om het nemen van kinderen te combineren met het hebben van een baan buitenshuis.
Die keus kan in een liberaal land immers niet minder ‘goed’ of ‘slecht’ zijn dan de keus om het nemen van kinderen níet te combineren met het hebben van een baan buitenshuis. En dus zouden politici ervoor moeten passen om die eerste categorie ouders door middel van ‘gratis’ kinderopvang gericht te ontlasten.
‘Gratis’ kinderopvang voor de Quote 500
Tot op heden is de vergoeding voor kinderopvangkosten afhankelijk van het inkomen: ouders met een lager inkomen krijgen meer vergoed dan gezinnen die het breder hebben. Maar in hun onlangs gepresenteerde hoofdlijnenakkoord kondigen PVV, VVD, NSC en BBB aan dat de plannen van het demissionaire kabinet voor een stelselherziening van de kinderopvang worden doorgezet. Dat betekent dat er een inkomensonafhankelijke compensatie komt waarbij alle werkende ouders 96 procent van de kinderopvangkosten vergoed krijgen.
Kinderopvang wordt zo de facto een bijna ‘gratis’ publieke voorziening, óók voor werkende ouders met topinkomens. De malle consequentie daarvan is dat kinderloze burgers met modale en beneden modale inkomens met hun belastinggeld nóg meer gaan meebetalen aan de kinderopvangkosten (ook) van vermogende ouders. Buschauffeur Harry en zijn vrouw Anneke, die bewust hebben gekozen voor een kindvrij leven, financieren zo de crèche voor het kroost van Wijnand en Charlene uit de Quote 500.
Typisch katholiek
Een dergelijke stelselherziening van de kinderopvang stond jarenlang vooral bij progressieve partijen hoog op de politieke agenda. Maar er is helemaal niets progressiefs aan. ‘Asociaal’ zou een betere typering zijn, of desnoods ‘typisch katholiek’. Want in Nederland was de rooms-katholieke staatsman C.P.M. Romme (1896-1980) de geestelijk vader van het – klaarblijkelijk – nog altijd zeer populaire idee dat mensen met kinderen inkomensonafhankelijke cadeautjes zouden moeten krijgen uit de staatskas.
Romme namelijk was als minister van Sociale Zaken in het vierde kabinet-Colijn (1937-1939) dé grote man achter de invoering van de kinderbijslag. Echtparen hadden volgens hem het ‘recht’ om een gezin te stichten en ‘dus’ had de staat de plicht om zulks door middel van een toeslag te vergemakkelijken.
Die opvatting had – uiteraard – alles te maken met Rommes rooms-katholieke inborst. Het huwelijk kende in zijn visie slechts één doel: voortplanting, liefst op zo ruim mogelijke schaal. Saillant detail: tijdens de Duitse bezetting bleek dat de nazi’s er niet veel anders over dachten, want onder hun leiding trad Rommes kinderbijslagwet op 1 januari 1941 in werking.
Roelof Bouwman is columnist en adjunct-hoofdredacteur van Wynia’s Week. Hij schrijft over politiek, geschiedenis en media.
Wynia’s Week is jarig! Bent u al donateur? Doneren kan op verschillende manieren. Hartelijk dank!