De rijkdom of armoede van landen heeft niets te maken met het kolonialisme 

APPELS GAST
Mumbai. ‘Terwijl Pakistan en Bangladesh nog steeds straatarm zijn, is India enorm gegroeid en hard op weg een economische grootmacht te worden.’ Beeld: commercialdesignindia.com.

Door Ton Appels*    

Een van de belangrijkste geopolitieke ontwikkelingen na de Tweede Wereldoorlog is de snelle dekolonisatie. Tussen 1945 en 1960 werden zo goed als alle nog resterende koloniën onafhankelijk, niet zelden onder druk van de Verenigde Staten. Maar in het publieke debat van de afgelopen jaren lijkt kolonialisme aan een comeback bezig.

Typerend was een artikel over en interview met Margot Salomon van de London School of Economics in de Volkskrant van 23 maart. Haar betoog komt erop neer dat het Noorden (bedoeld wordt West-Europa en Noord-Amerika) zijn welvaart vooral te danken heeft aan het koloniale verleden: ‘Het plunderde de rest van de wereld en bouwde zijn industrieën op achter hoge tariefmuren.’

Economische argumentatie

Even illustratief is de oprichting van een heus Decolonization Lab aan de VU in Amsterdam met als toelichting: ‘The decolonization lab serves as a dedicated platform for recognizing and addressing the immediate legacies and impacts of colonialism in real-time.’ En de kwalijke erfenis van het kolonialisme is gefundenes Fressen voor legioenen maatschappijkritische studenten en docenten die de (vermeende) kloof tussen ‘Noord’ en ‘Zuid’ qua welvaart en ontwikkelingsniveau geheel of in belangrijke mate daaraan wijten.

Hier wil ik stilstaan bij de economische argumentatie voor de stelling dat het kolonialisme, ook al is het al zo lang geleden beëindigd, een voortwoekerend kwaad is en de primaire oorzaak van de kloof tussen arm en rijk. Om te beginnen moet de stelling of, beter gezegd, de hypothese, exact worden geformuleerd. Als volgt: West-Europa en Noord-Amerika hebben hun huidige welvaart, en de grote kloof met de rest van de wereld, in belangrijke mate te danken aan hun koloniale verleden.

Deze hypothese kan worden getoetst met behulp van het falsificatiecriterium van Karl Popper. Dat houdt in dat je een hypothese niet moet bewijzen, maar juist moet proberen haar te weerleggen.

De eerste voor de hand liggende test van onze hypothese is kijken of de kloof tussen arme en rijke landen inderdaad nog zo groot is. Dat is slechts beperkt het geval. De ongelijkheid tussen landen is juist enorm afgenomen dankzij een dramatische en historisch unieke reductie in het aantal mensen dat leeft in bittere armoede en dankzij de opkomst van een gigantische nieuwe middenklasse.

Zijn koloniale landen rijker?

Het meest imposant is de opmars van China (na het omarmen van kapitalistische praktijken vanaf 1978) en India (na de economische hervormingen vanaf 1991). Maar ook de vier tijgers (Taiwan, Zuid-Korea, Singapore en Hong Kong) en grote delen van Zuid-Oost Azië en Oost-Europa hebben de kloof in hoge mate gedicht. In Latijns-Amerika verschilt de situatie per land. De inkomensverschillen binnen veel landen blijven er erg hoog met een forse straatarme onderklasse. Afrika blijft over het geheel, gemiddeld genomen, behoorlijk achter dus daar kan nog wel van een kloof worden gesproken.

Als het kolonialisme zo belangrijk is als verklaring voor ‘onze’ welvaart zou je verwachten dat landen die meer en langer en recenter koloniën hebben gehad welvarender zijn dan andere noordelijke landen. Groot-Brittannië, Frankrijk, Portugal, Nederland en België zouden het meest geprofiteerd moeten hebben. Maar hun welvaart wijkt niet significant af van bijvoorbeeld Duitsland, Scandinavië en Italië, landen die niet of in beperkte mate koloniën hebben gehad. Portugal is eerder een stuk armer ondanks zijn vele koloniën.

Zijn niet-gekoloniseerde landen rijker?

De VS en Canada hebben respectievelijk nauwelijks en geen koloniën gehad. Toch zijn de VS zo ongeveer het rijkste land ter wereld (afgezien van wat oliestaten en ministaatjes) en Canada scoort ook hoog. Australië en Nieuw-Zeeland liggen weliswaar in het Zuiden (maar worden toch tot het Noorden gerekend), zijn zelf lang kolonie geweest, maar hun welvaart is desondanks te vergelijken met die van de noordelijke landen.

Volgens de hypothese zouden landen die nooit kolonie zijn geweest een stuk rijker moeten zijn dan hun gekoloniseerde buurlanden. Thailand en Iran zijn nooit gekoloniseerd en Ethiopië maar heel kort (van 1936 tot 1941). Toch zijn deze landen niet rijker dan en hebben zich grosso modo op dezelfde wijze ontwikkeld als hun buren.

Je zou verwachten dat landen die lang geleden zijn gedekoloniseerd rijker zijn dan meer recent bevrijde landen. Latijns-Amerika is al veel langer, zo’n twee eeuwen, gedekoloniseerd dan Azië en Afrika, en zou dus een stuk rijker moeten zijn. Dit is zeker niet het geval ten opzichte van Azië. Voorheen gekoloniseerde Aziatische landen lopen economisch flink voor op hun ‘mede-slachtoffers’ van het kolonialisme in Latijns-Amerika. De vergelijking met Afrika ligt een stuk genuanceerder. Gemiddeld genomen scoort Latijns-Amerika beter, maar er zijn de nodige landen die ongeveer even slecht scoren als veel Afrikaanse landen: b.v. Honduras, Nicaragua, Venezuela, Bolivia en Ecuador.

Ook zijn Singapore en Hong Kong heel laat onafhankelijk geworden (in 1959 en 1997), maar desondanks relatief zeer rijk; en dat ondanks het feit dat beide in een zeer vijandige omgeving verkeerden en geen natuurlijke hulpbronnen en grondstoffen hebben.

Voormalige koloniën ontwikkelen zich verschillend

Als de hypothese klopt zou je denken dat er geen al te grote verschillen zijn tussen landen met een gemeenschappelijke kolonisatie-achtergrond. Toch hebben India, Pakistan en Bangladesh, die gelijktijdig onafhankelijk zijn geworden van Engeland, zich zeer verschillend ontwikkeld. Pakistan en Bangladesh zijn nog steeds straatarm, terwijl India enorm is gegroeid en hard op weg is een economische grootmacht te worden.

Ook Laos, Vietnam en Cambodja, die tussen 1949 en 1954 onafhankelijk zijn geworden van Frankrijk, hebben zich nadien zeer verschillend ontwikkeld: Laos blijft ver achter, Cambodja doet het maar iets beter en Vietnam ontwikkelt zich snel.

Korea en Taiwan zijn vanaf het laatste decennium van de 19e eeuw tot 1945 door Japan gedomineerd en als kolonie behandeld. Na de Koreaanse oorlog en de afsplitsing van Taiwan van China hebben Zuid-Korea en Taiwan zich spectaculair ontwikkeld terwijl Noord-Korea straatarm is gebleven.

Wereldinkomen is sterk gestegen sinds 1960

Het is duidelijk dat de geponeerde stelling door de feiten wordt gelogenstraft. Dit hoeft niet te verbazen. In 1960 zijn zo goed als de laatste restanten van het kolonialisme opgeruimd. In de bijna 65 jaar sindsdien (3 generaties) is het totale reële wereldinkomen dramatisch gestegen. Hoewel moeilijk exact te kwantificeren, kunnen we uitgaan van een gemiddelde jaarlijkse economische groei van tussen de 2 en 4 procent. Dat impliceert een toename van het wereldinkomen met een factor tussen de 3,6 en 12,8.

Als je bedenkt hoeveel geheel nieuwe producten en diensten er zijn gecreëerd, en hoezeer de kwaliteit en diversiteit daarvan is toegenomen, zal het waarschijnlijk dichtbij een vertienvoudiging zitten. En dat terwijl de kurk waarop Nederland en andere koloniale mogendheden zogenaamd dreven was weggevallen.

Toename in handel en investeringen

Vergelijkbare dramatische veranderingen vanaf 1960 zien we bij de in antikoloniale kringen zo vermaledijde multinationals. Die zouden vooroplopen wat betreft uitbuiting van het arme Zuiden en hun daarop gebaseerde machtspositie continueren. Maar afgaand op bijvoorbeeld de Fortune Global 500 en zijn voorgangers zien we doorlopend enorme verschuivingen in welke multinationals hoog of laag scoren (als ze überhaupt nog bestaan), wat vooral wordt bepaald door het soort bedrijfstak en het succes van het land van herkomst. Kortom, in de loop der decennia na het beëindigen van de kolonisatie hebben zich gigantische verschuivingen voorgedaan die met die kolonisatie helemaal niets te maken hebben.

Van groot belang is ook de enorme toename in de wereldhandel en buitenlandse investeringen (Foreign Direct Investments, FDI) na de dekolonisatie. Deze hebben de wereldwijde economische groei aangejaagd, in belangrijke mate ook in (voormalige) ontwikkelingslanden. De export van goederen en diensten als percentage van het totale wereldinkomen is gestegen van 12% in 1960 tot 31% in 2022. Deze toename dankzij vrijhandel representeert een win-win situatie zoals David Ricardo al meer dan 2 eeuwen geleden aantoonde.

De FDI was in de jaren zestig en zeventig nog klein (geleidelijk gestegen van rond de 10 tot ongeveer 50 miljard dollar per jaar) maar bereikte 1570 miljard dollar in 2000. Daarna schommelde het tussen ongeveer 1000 en 2000 miljard dollar per jaar. Die kolossale buitenlandse investeringen hebben niet alleen de productiecapaciteit en productiviteit wereldwijd enorm doen toenemen, maar ook geresulteerd in een ongekende verspreiding van technologische, operationele en organisatorische kennis en kunde.

Kortom, de enorme toename in de wereldhandel en FDI (ver) na de dekolonisatie heeft geheel nieuwe verhoudingen en mogelijkheden gecreëerd waarvan al die landen die verstandig genoeg zijn geweest erin te participeren hebben geprofiteerd. Het koloniale verleden is daarbij een verre, onbeduidende schim.

Pseudowetenschappelijke oprisping

Structurele economische groei is vooral verbonden met het zoveel mogelijk ruimte creëren voor kapitalistische praktijken en principes (maar met de bereidheid tekortkomingen aan te pakken). Het gaat dan om elementaire zaken als goed beschermde eigendomsrechten, rechtszekerheid, voldoende concurrentie, meritocratie, afwezigheid van corruptie en nepotisme, vrijhandel, vrijheid van ondernemen, individueel handelen en initiatief (binnen wettelijke kaders). Adam Smith wees er in 1776 al op, toen het Britse empire op het toppunt van zijn macht was, dat de koloniën economisch meer kwaad dan goed deden vanwege het mercantilisme en zijn obstakels tegen vrijhandel. ‘Great Britain should voluntarily give up all authority over her colonies.’

De stelling dat het kolonialisme de oorzaak is van de economische kloof tussen arme en rijke landen is afdoende weerlegd. Het is vooral een pseudowetenschappelijke oprisping vanuit de sociaal-‘wetenschappelijke’ hoek waar velen om emotionele redenen in geloven. Aan het daaruit voortspruitende activisme hebben de mensen in de voormalige koloniën helemaal niets.

Dr. Ton Appels is econoom en publicisten auteur van Pleidooi voor het Kapitalisme.

Wynia’s Week wordt mogelijk gemaakt door de lezers, kijkers en luisteraars. Bent u al donateur? Hartelijk dank!