Werkgelegenheid is nu niet het probleem, de Nederlandse deeltijdcultuur wel. Waarom heet het ministerie dan nog Sociale Zaken en Werkgelegenheid?
Werk is een splijtzwam tussen mannen en vrouwen. Van de mannelijke werknemers werkt 67 procent vijf of meer dagen in de week, van de vrouwen werkt 72 procent juist vier dagen of mínder in de week. De twee cijfers illustreren wat al jaren de handicap is van de Nederlands arbeidsmarkt die doorwerkt in de samenleving als geheel: onze deeltijdcultuur.
De cijfers komen uit de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden 2022 (NEA) van denktank TNO en statistiekbureau CBS. Aan het onderzoek deden ruim 60.000 werknemers deel. Dat wijst op voldoende zeggingskracht.
De bouw versus de zorg
De Nederlandse deeltijdcultuur wordt alom als een verworvenheid gezien, maar is tevens allemans ergernis. Werken in deeltijd is individuele vrijheid-blijheid, maar de keerzijde wordt onaangenaam voelbaar. Personeelstekorten, wachtrijen, beperkte openingstijden, schoolklassen zonder docent, operatiekamers zonder ondersteunend personeel.
De bedrijfstakken met het hoogste aantal deeltijdwerkers zijn ook nog eens de maatschappelijke groeisectoren, zoals gezondheidszorg, kinderopvang en onderwijs. Dat zijn sectoren met grote aantallen deeltijdwerkers, in meerderheid vrouwen. Ter illustratie: in de bouwnijverheid, een typische mannenbedrijfstak, werkt 79 procent van de werknemers vijf dagen, in de gezondheidszorg, een sector waarin vrouwen de toon aangeven, is dat 21 procent, leert de NEA-enquête.
Daarom buigen knappe koppen zich al jaren over de vraag hoe Nederland zijn deeltijdcultuur moet ombuigen in een samenleving waarin werknemers meer uren maken.
Maar wat in meer dan een eeuw is gegroeid, los je niet op met een imagocampagne, een meer-uren-toeslag of een taskforce. De deeltijdcultuur gaat ver terug, in feite tot de 19de eeuw, toen industrie en nijverheid opkwamen. Uit religieuze en ideologische motieven kwam er een vergaande arbeidsverdeling in gezinnen. Mannen werkten buitenshuis, betaald. Vrouwen werkten binnenshuis, onbetaald: huishouding, koken, wassen, opvoeding.
Vooral de afgelopen 35 jaar is daarin een duidelijke verandering gekomen. De arbeidsparticipatie van vrouwen is met sprongen omhoog gegaan, mede dankzij werken in deeltijd. Dus betaald werk buitenshuis én onbetaald werk thuis. De arbeidsparticipatie van vrouwen groeit ondertussen nog steeds.
‘Cultuuromslag’
De consequenties zijn verstrekkend. Denk alleen al aan de stijging van de prijzen van koopwoningen. Een deel van de stijging van de laatste decennia is te verklaren door de gestegen koopkracht van gezinnen: zij hadden niet langer één salaris beschikbaar om een huis te financieren, maar anderhalf of meer salaris.
Het doorbreken van de deeltijdcultuur is als een gordiaanse knoop. Wie het lukt om de knoop te ontwarren, wint de hoofdprijs. Daarom zijn er steeds weer ambitieuze voorstellen om een ‘cultuuromslag’ te forceren in de deeltijdcultuur. In september 2018 kwam de denktank van adviesbureau McKinsey bijvoorbeeld met een panklare strategie. McKinsey erkende dat er een scala aan maatregelen nodig was, van financiële en sociale beloningen tot extra voorzieningen (kinderopvang, techniekonderwijs), maar dan had je ook wat. Een groei van het bruto nationaal product met 100 miljard euro was haalbaar. En 230.000 vrouwen konden dankzij meer uren werken economisch zelfstandig zijn.
Ik kan me vergissen, maar het plan lijkt niet echt aangeslagen.
Meer uren werkt!
De meest recente poging is een onderzoeksplan getiteld Meer uren werkt! dat mede wordt gefinancierd door het Nationaal Groeifonds. Het Groeifonds steunt met 20 miljard euro overheidsgeld initiatieven die de toekomstige welvaart moeten veiligstellen. Meer uren werkt! wilhet aantal gewerkte uren verhogen, mede daardoor de kwaliteit verhogen van sectoren als zorg en kinderopvang én ervoor zorgen dat meer burgers (lees: vrouwen) economisch zelfstandig worden.
Het Groeifonds steekt in eerste instantie 30 miljoen in het plan, dat bij succes een meerwaarde van 1,06 miljard euro moet opleveren. Dat is nog eens rendement op een investering. Als het een beleggingsvoorstel was zou ik zeggen: te mooi om waar te zijn.
Een van de participanten in het Meer uren werkt!-plan is het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Dat is opmerkelijk, want de aanval op de deeltijdcultuur is ook een aanval op de naam en dus de taak van het ministerie zelf. Een aanval op het woord ‘werkgelegenheid’ in de naam van het departement.
De toevoeging Werkgelegenheid aan Sociale Zaken is een relikwie uit 1981. Toenmalig PvdA-leider Joop den Uyl werd minister van Sociale Zaken in het kortstondige kabinet Van Agt II (CDA, PvdA, D66). Op 11 september 1981, de dag van de beëdiging van het kabinet, liet Den Uyl in de tuin voor het departement het naambord plaatsen met de toevoeging ‘en Werkgelegenheid’ De verlengde naam gaf zijn politieke rol in het ‘superministerie’ meer cachet (het tweede kabinet-Den Uyl zou er niet meer komen). De nieuwe naam baande ook de weg voor werkgelegenheidsprogramma’s om de werkloosheid te bestrijden. Zonder veel succes.
Geen tekort aan banen maar aan werkenden
Met de kabinetten-Lubbers klom de Nederlandse economie na 1982 razendsnel uit het slop, maar de naam van Sociale Zaken bleef gekoppeld aan Werkgelegenheid. Inmiddels wordt steeds duidelijker dat Nederland geen werkgelegenheidsprobleem heeft. Er is geen banentekort, maar een tekort aan werkenden. Vandaar de lobby van werkgevers om niet alleen arbeidsmigranten, maar ook asielmigranten aan het werk te krijgen. Vandaar deze zoveelste poging om de deeltijdcultuur te ondergraven.
Dus, geachte toekomstige minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, schrap dat woord Werkgelegenheid. Ga terug naar de basis. Naar de oudste naam. Leve het ministerie van Arbeid.
Menno Tamminga is economisch columnist van Wynia’s Week. Eerder was hij redacteur en columnist van Het Financieele Dagblad en van NRC Handelsblad.
Wynia’s Week wordt mogelijk gemaakt door de vrijwillig betaalde abonnementen van de lezers. Doet u al mee? Doneren aan Wynia’s Week kan HIER. Hartelijk dank!