Dodenherdenking: 120 seconden per jaar géén Gaza en géén jodenhaat, is dat nou te veel gevraagd?
We kampen in Nederland ontegenzeggelijk met een aantal grote problemen. Om er een paar te noemen:
De woningnood is kolossaal. Er waren in 2023 circa 437.000 woningvragers, maar slechts 47.000 duizend beschikbare woningen. Zicht op verbetering is er niet: het aantal afgegeven nieuwbouwvergunningen nam vorig jaar met 15 procent af.
De asielmigratie is op hol geslagen en kost de schatkist jaarlijks meer dan 20 miljard euro. Het vierde kabinet-Rutte viel erover, het was het hoofdthema van de campagne in de aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november en nu dreigt de kabinetsformatie erop vast te lopen.
Onze energievoorziening is in acuut gevaar. In grote delen van het land is het elektriciteitsnet zo vol dat er de komende jaren geen nieuwe bedrijven aangesloten kunnen worden. Ook voor kleinverbruikers, zoals huishoudens en winkeliers, dreigt stroomuitval.
Het Nederlandse onderwijs verkeert in deplorabele staat. De resultaten glijden jaar na jaar weg; het lerarentekort is torenhoog en groeit.
We gaan richting een permanent zorginfarct. De financiering van de zorg staat op instorten; bureaucratie en regeldruk doen de rest.
Nederland is een narcostaat geworden, inclusief drugslabs in woonwijken, explosies, liquidaties, criminele witwassers in de bovenwereld en duizenden agenten en OM’ers die iedere dag bezig zijn met het beveiligen van door de Mocro-maffia bedreigde rechters, officieren van justitie, politici en journalisten.
Last but not least: ons bestuurlijke establishment is geobsedeerd door multiculturalisme, klimaatverandering en eurofilie en heeft nog maar weinig voeling met de denk- en leefwereld van doorsnee burgers.
Grootste ramp ooit
Toch lijken al deze problemen makkelijker oplosbaar dan de hardnekkige moeilijkheden die we hebben met het jaarlijks herdenken van de slachtoffers van de Duitse bezetting.
Aan de Duitse bezetting zelf kan dat niet liggen: het is de op afstand grootste ramp die ons land ooit heeft getroffen. Omstreeks 250.000 Nederlanders kwamen in de jaren 1940-1945 om of werden vermoord, onder wie ruim 100.000 Nederlandse Joden.
Meteen na de oorlog ontstond in tal van steden en dorpen de gewoonte om op de avond voorafgaande aan de viering van de bevrijding (5 mei) een ‘rouw-omgang’ te houden, gekoppeld, op klokslag acht uur, aan twee minuten stilte. ‘Van aanvang aan,’ meldde Loe de Jong in de epiloog van zijn magnum opus Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, ‘verliepen die dodenherdenkingen in perfecte harmonie’. Regel werd ook dat op de herdenkingsdag nog één nationale plechtigheid plaatsvond: een kranslegging op de Dam, waar in 1947 een voorlopig en in 1956 een definitief monument werd onthuld.
Nee, een mooi monument was het niet. ‘De fallische vorm is vaak bespot,’ schreef Fred Feddes in zijn standaardwerk De Dam (2018). ‘De poreuze steensoort kan zo slecht tegen het vochtige Nederlandse klimaat dat het monument al tweemaal moest worden gerestaureerd.’ En dan was er nog de stichtelijke, maar ondoorgrondelijke tekst van dichter Adriaan Roland Holst op de binnenzijde van de muur. Ook had architect J.J.P. Oud, de ontwerper van het monument, niet bepaald een smetteloos oorlogsverleden.
Vanaf de jaren zestig was het op veel plekken voorbij met de spontane, meestal particuliere 4 mei-initiatieven en ging ‘hogerhand’ zich met de zaak bemoeien. Want welke oorlogsdoden herdachten we nu precies? Alleen die van de Tweede Wereldoorlog? Nee, zo bepaalden door de regering goedgekeurde ‘richtlijnen’ in 1961: ook de soldaten die na 1945 sneuvelden ‘in dienst van het Koninkrijk’, bijvoorbeeld in Nederlands-Indië of tijdens de Korea-oorlog.
De Duitse bezetting als kapstok
Het was een trendbreuk richting een Dodenherdenking die vooral is gaan dienen als kapstok voor het aan de orde stellen van actueel wereldleed en daarmee verbonden hedendaagse politieke en culturele thema’s. In de jaren zeventig Vietnam, Chili en de neutronenbom, in de jaren tachtig de Centrumpartij, Nicaragua en Zuid-Afrika, in de jaren negentig Srebrenica en de Taliban, daarna onder anderen gediscrimineerde Marokkanen, afgewezen asielzoekers, ‘klimaatdoden’ en – editie 2024 – de oorlog in Gaza.
Het hoofdstuk over Nederland tijdens de Duitse bezetting, analyseerde Volkskrant-columnist Jan Blokker in 2002, zijn we kennelijk een beetje dunnetjes gaan vinden: er moet van alles en nog wat worden ‘bijgeschreven’ om er weer een dik boek van te kunnen maken.
Maar, meende Blokker, ‘je kunt wel net doen alsof het één pot nat is, en met een grote kwast de misère van veertig eeuwen wereldgeschiedenis in een schildersemmer doormekaarroeren om die vervolgens met een groot plamuurmes over het monument op de Dam te strijken, maar dan ben je met een andere plechtigheid bezig dan de afspraak was. Dan vergeet je de Tweede Wereldoorlog niet alleen, dan verzuip je ‘m.’
Nationaal onvermogen
Vooral door toedoen van het malle, in 1987 door de regering ingestelde Nationaal Comité 4 en 5 mei is de Duitse bezetting inmiddels gereduceerd tot een ‘thematiek’ die moet ‘aansluiten’ bij zoveel mogelijk ‘belevingswerelden’ om maximaal moreel nut te genereren. Met herdenken heeft dat weinig te maken. Wel met ons nationale onvermogen om het een paar minuten per jaar níet over het heden en níet over onszelf te hebben.
‘Geen land dat zo als een slons met z’n verleden omgaat,’ schreef Blokker in 2002. De 250.000 slachtoffers van de Duitse bezetting hebben inderdaad beter verdiend.
Roelof Bouwman is columnist en adjunct-hoofdredacteur van Wynia’s Week. Hij schrijft over politiek, geschiedenis en media.
Wynia’s Week is jarig! Bent u al donateur? Doneren kan op verschillende manieren. Hartelijk dank!