Planbureau stelt teleur met klimaatberekening
Twee keer heeft het Centraal Planbureau (CPB) advies gegeven over maatregelen om CO2 te beperken. In 2016 ging het om het voorontwerp van een klimaatwet van Groen Links en de PvdA. Groen Links was oppositie en de PvdA van Diederik Samson deed een handreiking – ongebruikelijk voor een regeringspartij – om milieubewuste kiezers binnen boord te houden.
We weten nu dat Samson geen succes had want zijn PvdA leed het grootste verlies ooit in de Nederlandse parlementaire geschiedenis: van 38 naar 9 zetels. Samson, die zichzelf terecht beschrijft als ‘soms fanatiek’ is desondanks nog niet uitgespeeld – maar daarover een andere keer. Het gaat nu over het CPB.
Het CPB gaf advies over deze klimaatwet van Groen Links en PvdA en benadrukte zowel de baten als de lasten. Die analyse is nog steeds actueel want de plannen van 2016 leken veel op wat nu ‘ontwerp-Klimaatakkoord’ heet. Allicht, want tijdens de eerste drie maanden van de formatie van 2017 schoof de VVD van Rutte ver op in de richting van Groen Links dat toen een mogelijke partner leek voor zijn derde kabinet.
Nu ligt ook een doorrekening van het ontwerp-Klimaatakkoord op tafel, en hoewel de voorgestelde maatregelen uit 2016 en 2019 erg op elkaar lijken, is de analyse helaas meegebogen met de politieke realiteit. Ik geef twee voorbeelden.
Voorbeeld 1: Wel of niet afname werkgelegenheid?
Het CPB In 2016: ‘De sectoren vrachtvervoer, chemie, staal en luchtvaart hebben maar beperkte mogelijkheden om de CO2- uitstoot te verminderen en de maatregelen die zij hebben om de CO2-uitstoot te verminderen zijn ook nog eens relatief duur. De concurrentiepositie zal verslechteren. Het is niet ondenkbaar dat deze sectoren voor een belangrijk gedeelte zullen verplaatsen naar het buitenland.’
Maar het CPB in 2019: ‘Er is nauwelijks of geen afname van de werkgelegenheid (…) De werkgelegenheid verschuift van kolencentrales, landbouw, metaal en consumenten- en voedselproducenten naar de windmolens en dienstensector.’
Nu komen dus de landbouw en de voedselindustrie nog bij de lijst van kwetsbare sectoren uit 2016. Bedenk dat Wageningen de beste universiteit voor landbouw is in de wereld en dat we kunnen bogen op Friesland Campina en VION als succesvolle Nederlandse multinationals met een uitstekende reputatie voor controle op de kwaliteit van babyvoeding, zuivel en vlees. Wat bereiken we voor het milieu en voor de kwaliteitscontrole op het voedsel door die bedrijven te dwingen om te krimpen of om hun productie te verplaatsen naar landen met lagere kosten van energie?
Daarbij komt nog dat het prudent is om niet al te zeker te zijn over vervangende werkgelegenheid in de windmolens. De producent van de turbines is het Deens-Duitse Nordix. Toegegeven, Nederlandse bedrijven zouden de kabels kunnen leggen in de Noordzee, maar voorzitter Berdowski van Boskalis vindt offshore-wind een ‘afgrijselijke industrie’ omdat de Nederlandse overheid niet betrouwbaar is over de twintig jaar van vereiste subsidies.
De waarschuwing van het CPB uit 2016 lijkt reëel; de gladpraterij uit 2019 heel riskant. Nederland Distributieland, de KLM, Schiphol, AKZO, DSM en de zuivelcoöperaties horen wereldwijd bij het visitekaartje van de lage landen. Zulke bewezen kampioenen hebben zo veel werkgelegenheid in Nederland dat het onwaarschijnlijk lijkt dat al die banen terugkomen voor het leggen van gesubsidieerde kabels in de Noordzee of voor ongespecificeerde ‘banen in de dienstensector’.
Voorbeeld 2: Wel of geen welvaartsverlies?
CPB in 2016: ‘Maatregelen kunnen nodig zijn die tot substantiële gedragsveranderingen leiden. In dat geval nemen de negatieve welvaartseffecten van het klimaatbeleid sterk toe.’
CPB in 2019: Nu zijn de gedragsveranderingen opeens zeer positief. Het CPB merkt op dat tot nog toe in de berekeningen altijd gedragsveranderingen buiten beschouwing bleven, ‘omdat deze vooraf moeilijk in te schatten zijn’. Maar in 2019 wordt de uitkomst voor de gemiddelde Nederlander kosmetisch opgepoetst van -2 procent tot een meer onschuldig lijkende -1,5 procent door voor het eerst wel een gedragsverandering mee te nemen in de berekening. En wat mag dat dan zijn? Nederlanders die een elektrische auto kopen zijn extra blij met ‘de lagere motorrijtuigenbelasting en het voorkomen van de voorgenomen lastenverzwaringen voor niet-elektrische auto’s.’
Dit is dus de logica van het CPB in 2019: De overheid maakt het rijden in benzineauto’s bewust al maar duurder, en rekent dan dat de Nederlanders zich gemiddeld een half procent rijker voelen omdat sommige bevoorrechte landgenoten extra blij zijn met hun elektrische auto (waarvan ze de aanschaf nog moeten financieren, maar dat is bewust buiten deze berekening gehouden). Onzin, natuurlijk, en een bureau dat nog is opgericht door Nobelprijswinnaar Jan Tinbergen onwaardig
Jammer dat het CPB toegeeft aan politieke druk om de belangrijkste uitkomst van de berekening te veranderen van -2 naar -1,5 en gênant dat de rekenmeesters niets beters konden bedenken dan deze drogreden.
Een beter milieu brengt kosten met zich mee. Bij het CO2 probleem is het extra belangrijk om daarover eerlijk te zijn, omdat er zo veel verschillende manieren zijn om CO2 te verminderen. De echte risico’s van van het ontwerp-Klimaatakkoord zijn hoger dan blijkt uit de politiek gestuurde doorrekening door het CPB. Zo verliest het CPB vertrouwen en komt er bovendien te weinig aandacht voor de alternatieve strategie om vooral in te zetten op research naar schone energie en milieuvriendelijke landbouw en veeteelt.
Ik schreef al eerder in Wynia’s Week (lees hier) dat het riskant is om een carrière-ambtenaar directeur te maken van het CPB in plaats van een ervaren en onafhankelijke wetenschapper. Spijtig om die vrees nu bevestigd te zien.