Zaak Khalid Kasem bewijst: tuchtrecht advocatuur moet veel transparanter

kasem
Khalid Kasem. Beeld: mr-online.nl.

Hoe houd je als strafrechtadvocaat zware criminelen als cliënt op gepaste afstand en wat is de reactie op fout gedrag? Een veel gehoord verwijt is dat tuchtrechters hun confrères teveel de hand boven het hoofd houden.

De Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) zag zich, mede naar aanleiding van de ‘zaak Weski’, genoodzaakt initiatieven te ondersteunen om strafrechtadvocaten beter te beschermen, via een noodnummer en noodknop. Er zijn ook ‘vertrouwensadvocaten’ aangesteld, met wie bedreigde of geïntimideerde advocaten off the record verontrustend gedrag van hun cliënten kunnen bespreken. Het zijn initiatieven van de Taskforce ‘bescherming tegen ondermijning’ die ook trainingen in weerbaarheid en een ‘kantoorscan’ aanbiedt.   

Bevoorrechte positie advocaat dwingt tot integriteit

In 2008 stelde advocaat Pim de Vos dat hij dit soort zware criminelen, die meer dan tien bv’tjes hebben in fiscale paradijzen, in gepantserde auto’s rondrijden, in verband worden gebracht met drugstransporten en liquidaties en daar lachend hun schouders over ophalen, uit principe niet wil verdedigen. In zijn boek haalt hij hoogleraar Floris Bannier aan, die schreef dat de advocaat niet alleen de partijdige dienaar van de cliënt is, maar ook dienaar van de rechtsstaat.

Advocaten, ook al zijn ze niet meer in functie (de geheimhoudingsplicht heeft in zo’n geval een postprofessionele werking), dienen te voldoen aan vijf kernwaarden: onafhankelijkheid, integriteit, partijdigheid, vertrouwelijkheid en deskundigheid. De wet beschermt advocaten, in ruil voor zulke strenge beroepsregels, met het verschoningsrecht en beloont hen met het procesmonopolie. Die bevoorrechte positie, ‘als gids in de jungle van het recht’, dwingt de advocaat tot een zuivere en integere beroepsuitoefening.

Toezicht op de klachtenafhandeling regelt de advocatuur primair zelf via een toezichtorgaan, de Nederlandse Orde van Advocaten. Grotere kantoren beschikken over een klachtenfunctionaris, in de regel een advocaat.                     

Advocaten zijn onderworpen aan het tuchtrecht (art. 46 Advocatenwet), dat ervan uitgaat dat personen uit eigen kring het beste weten wat wel en niet hoort. In het geval van een klacht wordt het vooronderzoek verricht door de plaatselijke Deken. De Deken heeft als toezichthouder een hybride taak: hij of zij is onderzoeker, bemiddelaar en aanklager tegelijk. Na het vooronderzoek kan (op verzoek van klager: moet) de Deken de klacht doorsturen naar de Raad van Discipline. In het tuchtrecht kan niet worden gesproken van een delict (het is immers geen strafrecht), slechts over ‘tekortschietend handelen’ oftewel ‘nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt’.

Hof van Discipline

De Raden van Discipline zijn onafhankelijke tuchtcolleges en vormen geen onderdeel van de Orde van Advocaten. De Raad bestaat uit twee respectievelijk vier advocaten en een rechter-voorzitter, alsmede een griffier. Het lidmaatschap van de raad staat, aldus een door mij benaderde advocaat, goed op je cv en je kunt naar de functie van raadslid solliciteren. In de praktijk is vaak sprake van coöptatie, waarbij de leden kandidaten kunnen voordragen.      

De Raad kan een advocaat, die meermalen over de schreef is gegaan, zelfs van het tableau schrappen. Tegen zo’n beslissing kan de advocaat in hoger beroep gaan bij het Hof van Discipline.

‘Incassotruc’

Meerdere strafrechtadvocaten, en nog veel meer civilisten, zijn het onderwerp geweest van tuchtrechtelijk onderzoek. In het Algemeen Dagblad hebben we kunnen lezen dat Khalid Kasem, destijds werkzaam als advocaat en kantoorgenoot van Royce de Vries, functionele contacten zou hebben gehad met de verdachte Ridouan Taghi en diens Italiaanse kompaan, maffiabaas Raffaele Imperiale.

Ook werd Kasem ervan verdacht een ambtenaar van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) te hebben omgekocht. Kasem stelde zijn cliënt voor 12.000 euro te betalen om bij een ambtenaar te ‘regelen’ dat hij eerder uit de gevangenis kwam – door Kasem een ‘incassotruc’ genoemd. ‘Dat deed ik ook bij mijn vorige werkgever,’ stelde hij. Dat was het advocatenkantoor Van Oosten, dat de handelwijze van ‘de incassotruc’ meteen heeft weersproken en daar een klacht over heeft ingediend. Advocatenkantoor Van Oosten heeft laten weten dat er op hun kantoor geen enkele ‘trucs’ werden toegepast.

Het gesprek met Peter R. de Vries, toen acterend als directeur van het kantoor, is op de band opgenomen en in handen gekomen van een drietal lieden die zich schuil houden onder de naam ‘De Drie Musketiers’.      

De beschuldiging was aanleiding voor een ‘oriënterend onderzoek’ door de plaatselijke Deken, alsmede door de Rijksrecherche. De Amsterdamse toezichthouder, Deken Barbara Rumora-Scheltema, heeft getracht de gestolen tapes op te eisen van het AD, omdat zij vindt dat dit soort informatie vertrouwelijk moet blijven. Dat is niet gelukt. Op grond van het onderzoek, dat drie maanden heeft geduurd, pleit zij Kasem grotendeels vrij, hoewel het feit overeind blijft dat hij zich ongepast heeft uitgelaten tegenover een gedetineerde cliënt. Dat  was op zijn zachtst gezegd onhandig, goed voor een formele waarschuwing en een ‘normoverdragend gesprek’. Een gang naar de tuchtrechter is hem bespaard gebleven. Of Kasem nu wel of niet cash geld heeft gevraagd blijft onduidelijk. Royce de Vries, zijn vroegere partner van het advocatenbureau, spreekt van een ‘broodjeaapverhaal’.

Advocaten hebben een verantwoordingsplicht jegens de Deken. De Deken meent nu dat er onvoldoende bewijs is van omkoping, ook al heeft Kasem dat in het vertrouwelijk gesprek met Peter R. de Vries wel toegegeven. Rumora heeft, naar ik heb begrepen, een groot aantal personen gesproken en vele honderden pagina’s aan documentatie verkregen en bestudeerd. Wie die personen zijn wil de Deken niet zeggen. Het is de ‘bredere context’ op basis waarvan zij heeft vastgesteld dat er geen aanwijzingen zijn gevonden voor omkoping. Volledige zekerheid kan en wil zij niet geven. Van Oosten heeft de Deken verzocht het onderzoek te heropenen.

Lekken van geheime informatie

Los van die ‘bredere context’ vindt advocaat Geertjan van Oosten de afdoening van de klacht onjuist. Kasem ziet de ernst van zijn gedragingen niet in en beschouwt zichzelf als ‘vrijgepleit’. ‘Hij heeft ons kantoor in een verkeerd daglicht gezet’, zegt Van Oosten. Of het verhaal van Kasem jegens Van Oosten waar of niet waar is, staat echter niet vast.

Het Openbaar Ministerie bracht in 2020 in een eerdere zaak Kasem in verband met het lekken van geheime informatie uit het 26Koper-dossier. Die informatie werd door Taghi c.s. opgehaald bij de advocaten die werkzaam waren bij het kantoor Ficq & Partners, zelfs tijdens de beperkingen. Binnen een mum van tijd moest Kasem de zaak overdragen aan zijn kantoorgenoot, Leon van Kleef. Het geconstateerde lek heeft mogelijk geleid tot een opdracht voor moord.

Op liegen staat kennelijk geen sanctie

De Amsterdamse Deken, Evert-Jan Henrichs, heeft destijds vastgesteld dat er is gelekt, maar dat de advocaten ‘niet tuchtrechtelijk verwijtbaar’ hebben gehandeld. Ook voor de beschuldiging dat Kasem de bron van het lek zou zijn is geen bewijs gevonden. Wel is gebleken dat Kasem, ondanks zijn ontkenning, contact heeft gehad met Taghi. Tegen zijn kantoorgenoten verzweeg Kasem dat hij in Dubai als advocaat was geraadpleegd door de rechterhand van Taghi. ‘Advocaten mogen niet liegen’, liet strafadvocaat Peter Plasman mij eens weten. Maar kennelijk staat daar geen sanctie op.

Probleem van dit soort oriënterende onderzoeken door de plaatselijke Deken is dat, mede als gevolg van de geheimhoudingsplicht, voor een buitenstaander veel in nevelen blijft gehuld.

Gebrek aan transparantie en hoog ‘entre-nous’ gehalte

Advocaten in het strafrecht zitten vaak klem in het verhaal van hun cliënten, maar dat ze ook onderdeel kunnen worden van of fungeren als boodschappenjongen voor een criminele organisatie is niet geheel nieuw. Recent is de naam van strafrechtadvocaat Gerald Roethof opgedoken. De Raad van Discipline heeft vastgesteld dat Roethof de aan hem opgelegde beperkingen heeft geschonden door met derden informatie over de strafzaak van zijn cliënt te delen. In juristenkringen is dat een doodzonde. Roethof is onvoorwaardelijk voor zes weken geschorst. Daarnaast zijn aan hem nog eens vier weken schorsing opgelegd vanwege eerdere tuchtrechtelijke overtredingen. In dit geval is hoger beroep niet mogelijk. 

Standaard-bezwaar tegen de Raad van Discipline is dat de slager zijn eigen vlees keurt. Daar is niets op tegen zolang dit te goeder trouw gebeurt en het onderzoek degelijk en grondig heeft plaatsgevonden. Er is echter een groot gebrek aan transparantie en een hoog ‘entre-nous’ gehalte. Wat moet je bijvoorbeeld met de bewering van de Amsterdamse Deken dat die op grond van een ‘bredere context’ heeft besloten de zaak-Kasem niet voor te leggen aan de tuchtrechter. 

Rechterlijke beslissingen zijn niet eenvoudig. Maar is het niet van belang, ook voor de advocatuur, dat iedereen, dus ook de gewone burger, de beslissing van de Raad van Discipline kan volgen en controleren? Nu blijft er een zweem van ‘handjeklap’ hangen, zeker in de zaak tegen Khalid Kasem.

De huidige demissionaire minister voor Rechtsbescherming, Franc Weerwind, wil nu het hele toezicht op de advocatuur extern maken. De door mij benaderde advocaten zijn daar geen voorstander van. Ze wijzen erop dat zo’n nieuw instituut, dat al gauw gaat fungeren als een aparte rechtbank, ook veel geld zal kosten.

Laat ook deskundige niet-juristen toe in tuchtcollege

Met de geconstateerde foute stappen van vooraanstaande advocaten,  alsmede de feitelijke oncontroleerbaarheid van de onderzoeken, krijgt het voorstel van Weerwind ‘de wind in de rug’. Bij de Nederlandse Orde van Advocaten heerst nog altijd de gedachte dat ze hun eigen zaken het beste zelf kunnen oplossen. Dat is nog maar de vraag. De medici hebben wel buitenleden (geen medici, maar juristen) in hun tuchtcolleges – in alle gevallen als voorzitter en plaatsvervangend voorzitter. Die hebben vaak een wat onbevangener kijk op een klacht of zaak.

Wellicht is er voldoende reden om ook deskundige niet-juristen als buitenleden toe te laten bij de beoordeling van misstanden binnen de advocatuur. Dit zou ook meer maatschappelijke steun geven aan het beeld van de advocaat als integere vechter van de belangen van de verdachte en dienaar van de rechtsstaat. 

Naschrift: Deze tekst is op donderdag 4 april licht aangepast.

Hans Werdmölder is auteur van het boek ‘De zaak Ridouan T. De loopbaan van een topcrimineel’.

Wynia’s Week verschijnt 104 keer per jaar met even onafhankelijke als broodnodige berichtgeving. De donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!