Anne Frank en de Tweede Wereldoorlog worden misbruikt als kapstok voor politiek correcte praatjes
In zijn boek Vermoorde onschuld. Etnisch verschil als Hollands taboe (1986) vertelt socioloog, journalist en schrijver Herman Vuijsje hoe hij in de jaren zestig als jong student voor het eerst het Anne Frank Huis betrad.
‘Ik had vernomen dat men in het Achterhuis nog wel een flinke gids kon gebruiken, en zo gebeurde het dat ik enkele zomers een centje bijverdiende op deze gewijde plek. Mijn werk begon met het opendrukken van de deur als beneden bezoekers aanbelden. Meestal waren het Amerikanen, die zich tijdens de klim naar de eerste verdieping steevast beklaagden over de steile trappen. Het zou toch een kleine moeite zijn, het gebouw van een lift te voorzien? Maar eenmaal in het Achterhuis aangekomen, waar ik met mijn rondleiding begon, bleef van hun praatjes weinig over. Een heilig ontzag kwam ervoor in de plaats, en een aandachtiger gehoor kon je je als gids niet wensen.’
Een herdenkingsplaats zonder pretenties
Het Anne Frank Huis, memoreerde Vuijsje, was in de jaren zestig nog een klein museum. Later werd het – samen met het Rijksmuseum, het Van Gogh Museum en een rondvaart door de grachten – een van de populairste toeristische attracties van Amsterdam. Met soms meer dan een miljoen bezoekers per jaar.
Maar, schreef Vuijsje, dat is niet het enige wat er is veranderd. Het Anne Frank Huis was in de jaren zestig nog een herdenkingsplaats, zonder verdere pretenties. ‘Het praatje dat ik tijdens de rondleiding hield, had ik geleerd van de andere werkstudenten. Het had puur betrekking op het lot van Anne, haar familie en de overige onderduikers.’
Toen Vuijsje halverwege de jaren tachtig opnieuw het Anne Frank Huis bezocht, merkte hij dat het voorbij was met de pretentieloosheid. ‘De gidsen zijn vervangen door foldertjes in negen talen. De werkstudenten hebben plaats gemaakt voor een professionele staf, waarvan een groot deel zich bezighoudt met vormingswerk onder jongeren. De oorlogsgebeurtenissen worden daarbij als “didactisch hulpmiddel” gebruikt om “herlevend fascisme en racisme” tijdig te onderkennen.’
De Tweede Wereldoorlog, concludeerde Vuijsje, was een kapstok geworden: om actuele politieke en culturele thema’s aan op de hangen. ‘Wat de nazi’s hebben gedaan, is tegenwoordig voor de meeste Nederlanders een mythe: iets van horen zeggen, dat je onmogelijk bevatten kunt. Dát het gebeurd is, en hoe precies, wordt gaandeweg van minder belang dan de “aanroepende” waarde.’
Kennis over WOII steeds verder weggezakt
Deze door Vuijsje gesignaleerde trend heeft zich de afgelopen veertig jaar met volle kracht doorgezet. Wát er tijdens de Tweede Wereldoorlog is gebeurd, en hoe precies, is – mede dankzij het verloederde Nederlandse geschiedenisonderwijs – steeds verder weggezakt uit ons collectieve geheugen.
Hoe dramatisch de toestand is, bleek in 2018 uit een onderzoek van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen onder leerlingen in het voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs. Meerkeuzevragen met foto’s van Winston Churchill, Arthur Seyss-Inquart en Hannie Schaft (‘wie is de persoon op de afbeelding’) werden door minder dan 30 procent van de jongeren correct beantwoord. Ook begrippen als ‘verzet’ en ‘nationaalsocialisme’ bleken slechts bij een kleine minderheid bekend. Wat een ‘moffenhoer’ was of wat de Februaristaking precies inhield, wist vrijwel niemand.
Voortdurend ‘oorlogslessen’
De ‘aanroepende’ waarde van de oorlog heeft daarentegen explosief aan betekenis gewonnen. Voortdurend worden we getrakteerd op zogenaamde ‘oorlogslessen’.
Islamkritiek bijvoorbeeld zou een voorportaal zijn van het fascisme. In werkelijkheid beschouwde Adolf Hitler de leer van Mohammed als een superieure godsdienst, zeker in vergelijking met het christendom. De nazi’s deden er alles aan om zich wereldwijd te profileren als geestverwanten en beschermheren van de islam.
Aan het Derde Rijk kun je zien hoe gevaarlijk nationalisme is, luidt een andere veelgehoorde frase. De werkelijkheid is dat je aan het Derde Rijk vooral kunt zien hoe gevaarlijk internationalisme is. Want het ging Hitler niet om het recht van het Duitse volk op een natiestaat – dat recht was al verwezenlijkt in 1871 – maar om het onbegrensde recht van het ‘superieure’ Germaanse ras op wereldheerschappij. Zoals bij marxisten alles draait om internationale klassenstrijd, zo draaide bij Hitler alles om internationale rassenstrijd.
Didactisch misbruik heeft vrij spel
Nog een malle redenering die vooral sinds de jaren tachtig populair is geworden: de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog zouden het Europese eenwordingsproces in gang hebben gezet, met de bedoeling een nieuwe oorlog te voorkomen. In werkelijkheid werd de Europese samenwerking na 1945 aangejaagd door de Verenigde Staten: om een politiek en economisch machtsblok te vormen tegen de communistische Sovjet-Unie en haar satellietstaten – en zo sterker te staan in de beginnende Koude Oorlog.
Als historische kennis ontbreekt, heeft didactisch misbruik van het verleden vrij spel. Als we dan toch een oorlogsles willen trekken, is dat misschien wel een van de belangrijkste.
Roelof Bouwman is columnist en adjunct-hoofdredacteur van Wynia’s Week. Hij schrijft over politiek, geschiedenis en media.
Wynia’s Week is jarig! Bent u al donateur? Doneren kan op verschillende manieren. Hartelijk dank!