Een gerechtshof dat kunstvandalen faciliteert is een gevaar voor de democratie
Het gerechtshof in Den Haag heeft geen straf of maatregel opgelegd aan de klimaatactivisten die anderhalf jaar geleden Johannes Vermeers meesterwerk ’Meisje met de parel’ bekladden. De politierechter oordeelde eerder heel anders, en legde juist twee maanden gevangenisstraf op, waarvan één voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Het hof vindt echter dat de sanctie niet zó ‘ingrijpend’ mag zijn ‘dat het een ontmoedigende werking heeft op mensen die van hun recht op vrijheid van meningsuiting en vrijheid van vreedzame vergadering gebruik willen maken in het kader van een protestactie’. Dat is een gevaarlijke redenering.
Op 27 oktober 2022 bekladden drie activisten het schilderij ‘Meisje met de Parel’ in het Mauritshuis in Den Haag. Een van hen sprong over een hekje en plakte zijn hoofd tegen de glasplaat van het schilderij. Een ander goot een rode substantie uit een soepblik over hem heen. Daarbij werd gezegd: ‘How do you feel when you see something beautiful and priceless being apparently destroyed before your eyes…Do you feel outraged? Good!’ Het ogenschijnlijk vernielen van een zeventiende-eeuws schilderij werd dus vergeleken met de vermeende soortgelijke toestand van de aarde. Een derde activist filmde het voorval om de beelden online te verspreiden.
Overeenkomsten rechtbank en gerechtshof
In haar arrest deelt het gerechtshof haar visie op de juridische situatie rondom deze rechtszaak. Noemenswaardig zijn daarbij vier punten. Ten eerste, dat de hierboven genoemde gebeurtenissen wettelijk en overtuigend zijn bewezen.
Ten tweede dat dit resulteert in twee strafbare feiten, te weten vernieling (artikel 350 Wetboek van Strafrecht) en openlijke geweldpleging (artikel 141): ‘Naar het oordeel van het hof hebben in dit geval de handelingen, die zijn verricht met en aan de glasplaat, de lijst en de achterplaat, de vorm aangenomen van ‘geweld’ tegen het schilderij als goed, niet vanwege de fysieke intensiteit van die handelingen, maar omdat zij bedoeld waren en ook geëigend bleken om de openbare orde te verstoren.’
En dat is volgens het hof ook gebeurd: ‘Dit valt onder meer op te maken uit de reactie van de bezoekers die te horen is op het filmpje dat een getuige met haar telefoon heeft gemaakt.’
Hoewel de activisten enkele handelingen hebben verricht om te voorkomen dat het doek zelf beschadigd zou raken, ‘was voorafgaand aan de actie niet te voorzien hoe daarop, met name door leden van het publiek, zou worden gereageerd. De actie is in dit geval niet uit de hand gelopen in de zin dat ook het doek van het schilderij is beschadigd, maar bij een ander verloop – met heviger reacties en meer tumult – zou zo’n beschadiging niet denkbeeldig zijn geweest’. Het hof stelt dus dat het niet ondenkbaar is dat het doek wel beschadigd was geraakt als gevolg van de actie, namelijk door de wijze waarop de actie plaatsvond.
In de derde plaats stelt het gerechtshof, in reactie op het pleidooi van de verdediging, dat een veroordeling geen ontoelaatbare inbreuk vormt op de artikelen 10 en 11 van het Europees Verdrag van de Rechten voor de Mens (EVRM). Sterker nog: volgens het hof hadden de activisten hun punt ook kunnen maken door gebruik te maken van de vrijheid van meningsuiting en vreedzame demonstratie, ‘zonder zich fysiek te richten op het schilderij’.
Geen straf of maatregel
In de vierde plaats is uiteraard de mate van de straf of de op te leggen maatregel van belang. Hier volgde het gerechtshof, als gezegd, niet langer de positie van de rechtbank. Er zou rekening mee moeten worden gehouden dat er geen ‘chilling effect’ van de straf uitgaat. Generale en specifieke preventie – lees: een afschrikkend effect richting deze en andere (potentiële) daders – worden hier dus als strafdoelen opzijgeschoven.
Wellicht zou het hof reageren dat dit te kort door de bocht is, maar is dat zo? Als activisten – die bij vrijwel elke actie zullen betogen dat ze gebruik maken van de artikelen 10 en 11 van het EVRM – niet afgeschrikt mogen worden door de straf die hen wordt opgelegd bij het overtreden van de wet, dan moet dit arrest gezien worden als een voorzichtige licentie om strafbare feiten te plegen. Eens te meer omdat het hof in het gehele arrest meegaat in de feitelijkheid van de gebeurtenissen, maar ook in de ernst ervan, en toch geen straf oplegt.
Een uitnodiging om strafbare feiten te plegen
Het hof beweert dat de actie de grenzen van de vrijheid van meningsuiting te buiten gaat. Hoe kan er dan sprake zijn van een ‘chilling effect’ op acties die binnen die uitingsvrijheid plaatsvinden? Rekt het hof dat recht hier op in bepaalde omstandigheden?
Een lukrake vernieling hoort niet te vallen onder de vrijheid van meningsuiting. Wanneer er schade wordt toegebracht aan goederen en dat strafbaar is (wat het geval is in Nederland), dan hoort daar een passende straf bij. Een rechterlijke uitspraak met – in dit geval – het ontbreken van een straf en met een motivatie erbij waarom die ontbreekt, is daarentegen een open uitnodiging om het strafbare feit opnieuw te plegen. Het gerechtshof beschermt kunsteigenaren daarmee onvoldoende tegen kunstvandalen. Sterker nog: zij faciliteert de plegers.
Van Bart Collard verscheen onlangs ‘Het recht op desinformatie’. Het boek is overal te koop en te bestellen, zoals ook in de winkel van Wynia’s Week. Kijk HIER.
De donateurs maken Wynia’s Week mogelijk. Doet u mee? Doneren kan op verschillende manieren. Kijk HIER. Hartelijk dank!