Het Marengoproces was een trendbreuk in de bestrijding van de georganiseerde misdaad
Afgelopen week gaf de rechtbank in Amsterdam na 140 zittingsdagen zijn lang verwachte eindoordeel in het mega-liquidatieproces Marengo. Er stonden niet minder dan zeventien verdachten terecht, die in een georganiseerd verband zes liquidaties en vier pogingen tot liquidaties hebben gepleegd. Het proces vond plaats in De Bunker in Amsterdam-Osdorp, onder toeziend oog van zwaarbewapende agenten, pantservoertuigen en een helikopter.
De rechtbank veroordeelde Ridouan Taghi, Saïd Razzouki en Mario R. tot levenslang. Drie anderen kregen celstraffen van 15, 27 en 29 jaar, alle anderen werden veroordeeld tot lagere straffen. In de voorbije jaren hebben hun advocaten er alles aan gedaan om de zaak te rekken. Ze dienden verzoeken in voor aanvullende onderzoeken, de rechters werden zes keer – vergeefs – gewraakt en gedurende de rit moesten om allerlei redenen nieuwe advocaten worden aangesteld. Door alle commotie heeft het proces zes jaar geduurd. De rechtbank heeft gemeend om deze reden lagere straffen op te leggen dan door justitie was geëist. Aan de nabestaanden zijn excuses gemaakt.
‘Nietsontziend en ontwrichtend geweld’
De voorzitter van de rechtbank meende dat sprake is geweest van een organisatie die er niet voor terugdeinsde ‘nietsontziend en ontwrichtend geweld’ toe te passen. Ook zou sprake zijn geweest van effectieve terreur. Familieleden van kroongetuige Nabil B., advocaten, rechters en officieren van justitie moesten gedurende het proces worden beveiligd. Geen enkele nabestaande heeft het aangedurfd om te vertellen van het leed dat hem of haar is aangedaan.
Taghi wordt gezien als de onbetwiste ‘roverhoofdman’ van de bende. Rond het proces hing bovendien, in de woorden van de rechtbank, ‘een gitzwarte rand’: de broer van de kroongetuige, zijn advocaat Derk Wiersum en zijn vertrouwenspersoon Peter R. de Vries werden vermoord. Taghi zou de opdrachtgever zijn geweest, maar dat is nog allerminst bewezen.
Naar het oordeel van de befaamde criminoloog Cyrille Fijnaut, die werd geïnterviewd door het Vlaamse dagblad De Morgen, hebben politie en justitie alles in het werk moeten stellen om de verdachten veroordeeld te krijgen en hebben zij deze lakmoesproef goed doorstaan. Het Marengoproces heeft ook nog eens het belang van kroongetuigen aangetoond. Nabil B. sloot een deal met het Openbaar Ministerie en speelde zo een cruciale rol bij het blootleggen van de bende rond Taghi. Zijn verklaringen waren volgens de rechtbank betrouwbaar en kwamen zelfs in detail overeen met de inhoud van de gehackte PGP-berichten. ‘Dit soort getuigen zijn onmisbaar en je moet hen ook voldoende bescherming kunnen bieden,’ aldus Fijnaut. Dat laatste is helaas onvoldoende gebeurd.
Hoe moeten we de nietsontziende bende van Taghi plaatsen in de wereld van de Nederlandse misdaad van de afgelopen halve eeuw? Voor het beantwoorden van die vraag kunnen we gebruikmaken van de bevindingen van de parlementaire enquêtecommissie opsporingsmethoden (1994-1996), die een externe onderzoeksgroep van vier hoogleraren instelde die – onder voorzitterschap van Fijnaut – aard, omvang en ernst van de georganiseerde criminaliteit in Nederland in kaart bracht.
In deze analyse werd bepaald dat aan een groep het label van georganiseerde criminaliteit kan worden gehangen wanneer zij aan vijf criteria voldoet: een hiërarchische structuur, toepassing van sancties, investering van crimineel vermogen in legale activiteiten, intimidatie of corruptie van overheidsfunctionarissen of medewerkers van legale bedrijven, en het begaan van meerdere delicten. Fijnaut stelde destijds vast dat drie Nederlandse groeperingen aan alle criteria voldeden.
Kijken we naar de organisatie van Ridouan Taghi dan kunnen we vaststellen dat het gaat om een internationaal opererende criminele onderneming, voornamelijk bestaande uit mannen, met als kernactiviteit de invoer en transport van cocaïne. De organisatie is hiërarchisch van aard met aan het hoofd Taghi. Er wordt grof geweld toepast, zowel intern als sanctiesysteem als extern, om gezag op te bouwen. Ook is sprake van intimidatie en zelfs terreur op hoog niveau. De organisatie schermt zich af door gebruik te maken van versleuteld berichtenverkeer. De afscherming van de buitenwereld vindt ook plaats door de opname van familieleden, criminele jeugdvrienden en het need-to-know-principe. Dat laatste begrip houdt in dat iemand alleen iets hoort dat direct te maken heeft met zijn specifieke taak in de organisatie. Over andere zaken wordt hij niet geïnformeerd.
Veel overeenkomsten met de maffia
De organisatie van Taghi maakt ook gebruik van corrumptieve contacten, bijvoorbeeld bij het verkrijgen van valse paspoorten en door gebruik te maken van ‘mollen’ bij de politie en de belastingdienst. Verder is sprake van het witwassen van crimineel vermogen door de aankoop van onroerend goed in binnen- en buitenland.
Taghi’s organisatie vertoont veel overeenkomsten met de ‘ndrangheta, de maffia uit de Zuid-Italiaanse regio Calabrië, en de georganiseerde misdaad uit Sicilië (cosa nostra) en Napels (de camorra). Ook de stelselmatige onderschatting door de overheid valt op. De drugshandel van Taghi kon jarenlang onder de radar blijven zonder dat de overheid iets in de gaten had. Voorts zijn er duidelijke familiebanden binnen de organisatie en ook sociale netwerken uit de tijd dat Taghi nog lid was van een Utrechtse jeugdbende. Deze leden behoren tot zijn rekruteringsbasis.
Het geweld is bij Taghi ‘ontspoord’ als middel tot wraak en terreur. Zijn organisatie is bovendien werkzaam op een hoog niveau en internationaal actief, onder meer in Zuid-Amerika, Marokko en Spanje. In de superrijke oliestaat Dubai, die door veel criminele organisaties wordt gebruikt als veilige haven, ontstonden nieuwe samenwerkingsverbanden: met de camorra, met Ierse misdaadclans uit Dublin en met andere, soortgelijke organisaties. Er wordt samengewerkt als het gaat om witwassen, het herinvesteren van crimineel geld in de toerisme-industrie, kansspelen en online gaming.
De advocatuur moet intern orde op zaken stellen
Er lijkt hier duidelijk sprake van een trendbreuk. De organisatie van Taghi heeft laten zien hoe ontspoord het drugsgeweld is, dat er tentakels zijn in de bovenwereld en dat daarbij sprake is van effectieve terreur.
De rol van de kroongetuige heeft geleid tot verhitte discussies over hoever de beveiliging moet gaan. Moeten bijvoorbeeld alle familieleden van de kroongetuige worden beschermd en voor hoe lang? Dat de voorzitter van de rechtbank spreekt van ‘nietsontziend en ontwrichtend geweld’ heeft zeker ook betrekking op de moorden in de bovenwereld, die tot nu toe niet gelinkt kunnen worden aan de organisatie van Taghi.
Ook is gebleken hoezeer de wereld van de advocaten is ontspoord. Youssef T., de advocatenneef van Taghi, is inmiddels veroordeeld; naar presentator en oud-advocaat Khalid Kasem is door de Amsterdamse Orde van Advocaten een onderzoek ingesteld en ‘topadvo’ Inez Weski wordt door het OM vervolgd voor deelname aan een criminele organisatie. Ze wordt ervan verdacht dat ze informatie van Taghi vanuit de gevangenis met de buitenwereld heeft gedeeld. Het wordt hoog tijd dat ook de Nederlandse orde van advocaten (NOvA), de publiekrechtelijke beroepsorganisatie voor de advocatuur, binnen eigen kring orde op zaken stelt.
Hans Werdmölder is criminoloog en antropoloog. Hij is onder meer de biograaf van prof A.N.J. den Hollander: Den Hollander – Dwars boegbeeld van de Nederlandse sociologie. Het boek is gepubliceerd door Uitgeverij Blauwburgwal.
Wynia’s Week verschijnt 104 keer per jaar met even onafhankelijke als broodnodige berichtgeving. De donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!