Prins Geert heeft het doodgewaande verschijnsel ‘volkspartij’ wakker gekust

Bouwman
Geert Wilders gaat op de foto tijdens een bezoek aan de markt in Gouda (2023). Foto: Robin Utrecht, ANP Foto.

Overal hebben we het de afgelopen jaren kunnen horen en lezen: het politieke landschap in Nederland is versnipperd geraakt. Plattelandsbewoners (BBB), dierenliefhebbers (PvdD), volgelingen van George Soros (Volt), maanlandingsontkenners (FvD), aanhangers van de president van Turkije (Denk): de verscheidenheid in onze volksvertegenwoordiging is ongekend groot. Bij de voorlaatste Tweede Kamerverkiezingen haalden liefst zeventien partijen de kiesdrempel, een sinds 1918 niet vertoond aantal.

Uiteraard past daarbij de kanttekening dat het in maar weinig landen zo eenvoudig is om een parlementszetel in de wacht te slepen als in Nederland. Ons kiesstelsel behoort tot onze nationale eigenaardigheden, samen met klompen, tulpen, de Elfstedentocht en de populariteit van korfbal, hagelslag en drop.

0,66 procent van de stemmen is al genoeg voor een Kamerzetel

Sinds 1956, toen de Tweede Kamer werd uitgebreid van 100 naar 150 leden, is een score van 0,66 procent al voldoende voor een plek in de volksvertegenwoordiging. Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2023 kwam dat neer op nog geen 70.000 stemmen. Een heel verschil met bijvoorbeeld Frankrijk en Groot-Brittannië. Daar moeten parlementsleden – net als vóór 1918 in Nederland het geval was – een kiesdistrict veroveren. In Duitsland bestaat naast het districtenstelsel ook evenredige vertegenwoordiging, maar dan met een kiesdrempel van 5 procent.

Natuurlijk zijn aan het Nederlandse kiesstelsel wel degelijk ook voordelen verbonden. Onvrede over de zittende partijen kan eenvoudig en snel door nieuwkomers electoraal worden vertaald en ‘verzilverd’. Daar kun je als democraat eigenlijk geen bezwaar tegen hebben.

Lubbers haalde als laatste meer dan 50 zetels

Hoewel versnippering niet per definitie tot het verdwijnen van grote partijen hoeft te leiden, gebeurde dat in Nederland wel. Sinds de invoering van het algemeen kiesrecht waren we decennialang gewend aan Tweede Kamerverkiezingen waarbij de winnaar meestal rond de dertig procent van de stemmen haalde: in het interbellum steevast de katholieke RKSP, na de oorlog afwisselend de katholieke KVP, de PvdA en – vanaf de jaren zeventig – het CDA.

Die wereld heeft opgehouden te bestaan. Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 1989 waren er 54 zetels voor het CDA van Ruud Lubbers; de 50 zetels-grens werd nadien door geen enkele partij meer gepasseerd. Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2012 was er voor de laatste keer een winnaar met meer dan 40 zetels: de VVD van Mark Rutte.

In 2022 kwamen de liberalen ook bij de gemeenteraadsverkiezingen als nummer één uit de bus: dankzij welgeteld 11,7 procent van de stemmen. Het was het ultieme bewijs dat we in electoraal opzicht een excentriek buitenbeentje waren geworden: een land waar verkiezingen worden gewonnen door een ‘Volkspartij’ voor Vrijheid en Democratie waar bijna 90 procent van de kiezers niet op stemt.

Over de precieze betekenis van het intrigerende woord volkspartij zijn vooral in de Bondsrepubliek veel politicologische discussies gevoerd – niet voor niets geldt de Volkspartei als een Duitse vinding. In Nederland gebruiken we de term meestal in de eenvoudige betekenis van een partij die zich met succes richt tot kiezers uit alle sociale klassen. De VVD is te klein geworden om aan dat criterium te voldoen; CDA en PvdA vielen al eerder af. Hebben we in Nederland dus geen volkspartijen meer?

Je zou het zomaar kunnen denken. Maar zoals Sneeuwwitje in het gelijknamige sprookje wakker wordt gekust door een prins, zo lijkt Geert Wilders bezig het ogenschijnlijk overleden verschijnsel volkspartij nieuw leven in te blazen.

Op 22 november haalde de PVV 37 zetels. Dat was niet alleen aanzienlijk méér dan naaste concurrent GroenLinks-PvdA, maar ook meer dan winnaar Rutte bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2017 en 2021. Minstens zo frappant: de afgelopen drie maanden is de PVV in de peilingen nog verder opgerukt, bij Maurice de Hond zelfs tot voorbij de 50 zetels.

Naar de notaris

Meer dan een derde van de stemmen: dat zou je een magische grens kunnen noemen, voor het laatst gepasseerd door de al genoemde Ruud Lubbers, 35 jaar geleden. Mocht de PVV op 6 juni, bij de verkiezingen voor het Europees Parlement, daadwerkelijk die score op het bord krijgen, dan zou Wilders een bezoek aan de notaris kunnen overwegen: om de naam ‘Volkspartij voor de Vrijheid’ (VVV) te laten registreren. Ook omdat VVV-Venlo Wilders’ favoriete voetbalclub is, vallen er dan veel dingen op hun plek.

Roelof Bouwman is columnist en adjunct-hoofdredacteur van Wynia’s Week. Hij schrijft over politiek, geschiedenis en media.

Wynia’s Week is jarig! Bent u al donateur? Doneren kan op verschillende manierenHartelijk dank!