Politieke mildheid en wijsheid van Jan de Koning worden node gemist

Jan Jaap van den Berg
Cover van het besproken boek. Beeld: boom.nl.

Peter Boomsma’s fijne biografie van Jan de Koning is meer dan alleen een politieke geschiedenis: zijn portret van de breed gewaardeerde en invloedrijke CDA-voorman houdt ook het heden een spiegel voor. Het inhoudelijke niveau van de Nederlandse politiek en de omgangsvormen zijn er de afgelopen decennia niet bepaald op vooruitgegaan. Juist nu wordt een verbindende en wijze politicus als Jan de Koning node gemist.   

Vanaf het einde van de jaren zestig speelde Jan de Koning (1926-1994) een belangrijke rol in de Nederlandse politiek, eerst als antirevolutionair en vervolgens als christen-democratisch Kamerlid, senator, Europarlementariër, minister en informateur. Politicoloog Peter Boomsma, die eerder lezenswaardige boeken publiceerde over onder meer het kabinet-Den Uyl, de onlangs overleden Dries van Agt en over de Molukse gijzelingen, neemt in deze biografie een lange aanloop – pas halverwege het boek doet Jan de Koning zijn intrede aan het Binnenhof.

Een katholiek meisje van Surinaams-creoolse afkomst

Het is terecht dat Bootsma uitgebreid aandacht besteedt aan de jeugd van Jan de Koning in het Overijsselse Zwartsluis, diens verzetsactiviteiten, de periode daarna als militair in Nederlands-Indië en zijn tijd als student sociale geografie in Utrecht, waar Jan zijn latere vrouw Molly ontmoette. Bootsma laat goed zien dat in die voorgeschiedenis allerlei aanknopingspunten zijn te vinden voor de latere politieke loopbaan van De Koning.

Zo bleek hij, hoewel afkomstig uit een vroom gereformeerd milieu, al op jonge leeftijd immuun voor het gelijkhebberige, stellige en ‘stijle’ dat zoveel orthodox-protestanten (zeker in die tijd) kenmerkte. Rond zijn veertigste zou De Koning overstappen naar de Hervormde Kerk. Veel eerder, al in 1949, had hij zich van zijn oecumenische kant laten zien door zich te verloven met een katholiek meisje. In het verzuilde Nederland was zoiets bepaald niet onomstreden. Daar kwam nog eens bij dat Molly Rellum van Surinaams-creoolse afkomst was – een dergelijk interraciaal gemengd stel was in die tijd nog een absolute zeldzaamheid.

Via een korte wetenschappelijke loopbaan aan de Vrije Universiteit werd De Koning begin 1964 algemeen secretaris van de Christelijke Boeren en Tuindersbond (CBTB), de protestants-christelijke landbouwvereniging die in de hervormde CHU maar vooral in de AR-Partij zeer invloedrijk was. Uit de CBTB kwamen talrijke antirevolutionaire politici voort, met als bekendste voorbeeld de latere premier Barend Biesheuvel, een voorganger van Jan de Koning als CBTB-secretaris en in 1964 landbouwminister en vice-premier in het kabinet-Marijnen.

Vijf jaar later, in 1969, ging ook Jan de Koning zijn eerste politieke functie vervullen, aanvankelijk nog wel in combinatie met zijn werk bij de CBTB: hij trad toe tot de Senaatsfractie van de ARP. In ’71 stapte De Koning over van de Eerste naar de Tweede Kamer. Die zetel combineerde hij met een lidmaatschap van het Europees parlement, en daar bovenop was hij nog partijvoorzitter van de ARP tussen 1973 en 1975, een ongekend turbulente tijd vol antirevolutionaire verdeeldheid vanwege de totstandkoming van het CDA en de omstreden deelname aan het linkse kabinet-Den Uyl, die zou resulteren in de trieste aftocht van de populaire partijleider en oud-premier Barend Biesheuvel.

Steun en klankbord voor Lubbers

Bootsma behandelt deze turbulente en fascinerende jaren zeventig en de rol van De Koning daarin helaas maar kort, wellicht omdat er elders al genoeg over die boeiende politieke jaren geschreven is, maar misschien ook omdat de politieke loopbaan van De Koning daarna nog zo lang is doorgegaan. Nog tot in 1989 was hij minister (in het tweede kabinet-Lubbers van CDA en VVD) waarbij De Koning fungeerde als continue factor in de overgang van Biesheuvel via Van Agt naar Lubbers.

Die continue factor was De Koning ook achter de schermen, als steun en klankbord voor Ruud Lubbers voor wie hij, zoals Bootsma mooi beschrijft, opzij stapte toen door het plotse terugtreden van Dries van Agt de premiervraag ter tafel kwam.

Deze biografie lezend, lijkt zijn glanzende loopbaan op weg naar de politieke top soms bijna iets te zijn geweest wat Jan de Koning ‘overkwam’. Dat gaat vanzelfsprekend te ver, al beschikte De Koning over een uitstekende startkwalificatie als burgemeesterszoon die mocht studeren, waarna hij de banen voor het uitkiezen had. Bootsma laat wel zien dat het De Koning niet kwam aanwaaien: hij maakte absurd lange dagen, ook omdat de plichtsgetrouwe De Koning niet snel ‘nee’ zei als hij gevraagd werd voor een spreekbeurt of een andere partijactiviteit.

Jan de Koning sliep vaak niet meer dan vier uur, had een qua reisafstanden en werktijden slopend overvolle agenda en was bovendien een kettingroker. Begin 1961 was het antirevolutionaire Tweede Kamerlid Cees Hazenbosch (net als De Koning tevens Europarlementariër) op weg naar Straatsburg door een noodlottig verkeersongeluk in de Ardennen om het leven gekomen. De Koning belandde begin februari ’75 in het ziekenhuis met een zwaar hartinfarct. In oktober 1994 zou de longkanker hem fataal worden – Jan de Koning was pas 68 jaar.

Meer bescheiden dan ambitieus

Jan de Koning had een open blik en een feilloos strategisch gevoel voor politiek, maar kon zichzelf en zijn eigen gelijk relativeren en was in staat over grenzen heen te kijken. Hij kon goed luisteren, had de gave om een band op te bouwen met uiteenlopende soorten mensen en straalde veel meer bescheidenheid dan ambitie uit.

De jaren zeventig en tachtig waren decennia vol polarisatie en scherpe politieke tegenstellingen. Bruggenbouwers als Jan de Koning waren daarom hard nodig. Spijtig genoeg zijn dergelijke politici vandaag de dag zeldzaam geworden.

Peter Bootsma, Als het niet kan zoals het moet. Jan de Koning. Een biografie, Boom Amsterdam 2023, 303 pagina’s, ISBN 9789024458264, 25,90 euro.

Jan-Jaap van den Berg is historicus. Hij leverde een bijdrage aan de bundel De Linkse Kerk en promoveerde op de ideologische ontwikkeling van de politieke partij ARP in de jaren zestig.

Wynia’s Week verschijnt 104 keer per jaar met even onafhankelijke als broodnodige berichtgeving. De donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!