Van Agt: bij het heengaan van een politieke toverbal
Hoeveel versies van Dries van Agt hebben er bestaan?
Andreas Antonius Maria van Agt, in 1931 ter wereld gekomen als zoon van een kleine textielfabrikant, sprak in interviews vaak met melancholie over het Brabant van zijn jeugd. Je was er ‘frère et compagnon met bijna iedereen’ en het katholieke geloof werd er op onbekommerde wijze beleefd, als ‘wandelen in de zon’.
Nederland leerde Van Agt in 1971 kennen als KVP-minister van Justitie in het kabinet van Barend Biesheuvel. De kranten wisten aanvankelijk weinig méér te melden dan dat Van Agt in Nijmegen hoogleraar straf- en strafprocesrecht was en dat hij – ondanks zijn, volgens de Volkskrant, ‘ietwat Napoleontisch gekapte denkhoofd’ – een nogal linkse reputatie genoot.
Die reputatie maakte Van Agt met verve waar: eerst met zijn voorstel de Drie van Breda vrij te laten (vergelding, vond Van Agt, mocht geen rechtsgrond zijn), en vervolgens door als informateur het linkse kabinet-Den Uyl in de steigers te zetten. Hij werd zelf opnieuw minister van Justitie en nu ook vicepremier, en verbond zijn naam onder meer aan het tolerantiebeleid ten opzichte van softdrugs.
Van linkse jurist naar rechtse cultuurcriticus
Niet lang daarna veranderde Van Agt plots in een rechtse cultuurcriticus, die publiekelijk zijn beklag deed over de libertijnse tijdgeest van de jaren zeventig. Het ‘vervagen van normen’, het ‘tot handelswaar maken van de menselijke seksualiteit’, de ‘sterke toenemende agressie op straat, in het verkeer, op de beeldbuis, in de sport’, de ‘verschraling van de persoonlijke inzet, belangeloos en zonder enige vergoeding’ – een paar decennia later werden het gemeenplaatsen, maar destijds waren het knetterende vloeken in het politiek correcte kerkgebouw van de spraakmakende gemeente.
Zijn pogingen, in de zomer van 1976, een einde te maken aan de illegale abortuspraktijken in de Bloemenhovekliniek te Heemstede (‘Een foetus is geen blindedarm’, vond Van Agt) deden de rest: ’s lands vicepremier, tevens geestelijk vader van het ‘ethisch reveil’, was kennelijk niet alleen een reactionaire ‘roomse provinciaal’, maar bleek, zo stond op de spandoeken in Heemstede te lezen, ook nog eens ‘Gods eigen seksist’.
Ook Van Agts gewoonte om met allerlei oneliners de betekenis van het politieke bedrijf te relativeren, vielen niet altijd goed, zeker niet bij de parlementaire pers, die zo ook de importantie van het eigen ambacht gereduceerd zag worden. Het kabinet-Den Uyl, zo benadrukte Van Agt om de haverklap, was ‘niet meer dan een zandkorrel op het strand van de menselijke historie’, want ‘in het licht van het hiernamaals is alles wat wij doen gering’. Het politieke metier kon en wilde hij maar liever niet leren, want dan liep je kans je ‘onbevangenheid’ te verliezen en geraakte je ‘op je qui vive’, en dat was ‘naar de mens gesproken geen winst’.
Met name in PvdA-kringen ergerde men zich kapot aan Van Agts depolitiserende statements. En wat te denken van zijn ergerlijke gewoonte om zich als volksheld te laten fêteren bij wielerevenementen? PvdA-fractievoorzitter Ed van Thijn vond Van Agt vanwege zijn stijl van optreden zelfs ‘een gevaar voor de democratische verhoudingen in ons land’.
In 1977 verloor Van Agt als eerste lijsttrekker van het CDA de verkiezingen, maar won hij – dankzij het arrogante optreden van de PvdA – de formatie. Samen met zijn nieuwe politieke vriend Hans Wiegel (VVD) kondigde hij aan te gaan ‘puinruimen’, maar het eerste kabinet-Van Agt (1977-1981) bracht daar niets van terecht. Meest rampzalige gevolg: het financieringstekort verdubbelde.
In 1982 bedankte Van Agt voor een nieuwe ronde als premier. Hij werd commissaris van de koningin in Brabant en verkaste vervolgens als EU-ambassadeur naar Japan en de VS. Eind jaren negentig keerde hij terug in Nederland en maakte hij ‘het goede vaderland’ getuige van zijn nieuwste transformatie: de politieke toverbal en taalvirtuoos Van Agt bleek pro-Palestijns en zelfs pro-Hamas te zijn geworden, en ook stemde hij voortaan op GroenLinks. In 2021 beëindigde hij zijn CDA-lidmaatschap.
Grandioos gefaald
In de zomer van 1999 beleefde ik een prettige middag met Van Agt in zijn zonovergoten tuin aan de Catharinaweg in Nijmegen. Het gesprek ging over zijn Haagse jaren, en ook Willem Aantjes kwam ter sprake, de CDA-fractievoorzitter die in 1978 het Binnenhof verliet na – ten onrechte – te zijn beschuldigd van een ‘fout’ oorlogsverleden. Hij had toen grandioos gefaald, zei Van Agt, en er kwamen tranen in zijn ogen en zijn stem viel weg. Het was niet betoverend, maar wel authentiek. Ook die versie van Dries van Agt bestond.
Roelof Bouwman is columnist en adjunct-hoofdredacteur van Wynia’s Week. Hij schrijft over politiek, geschiedenis en media.
Wynia’s Week is jarig! Bent u al donateur? Doneren kan op verschillende manieren. Hartelijk dank!