De linkse kerk heeft rechtse gelovigen: hoog tijd voor het doorprikken van elitaire theologische bubbels
Kan een progressieve Rotterdammer met gereformeerde roots de overwegend behoudende, dikwijls katholieke CDA-aanhang buiten de grote steden aanspreken?
Niet alle politieke waarnemers vonden Henri Bontenbal een logische keus toen de christendemocraten vorige zomer een opvolger moesten aanwijzen voor de naar Brussel vertrokken Wopke Hoekstra. Ook doken meteen uit 2019 daterende tweets van Bontenbal op. Daarin toonde hij weinig affiniteit met het niet-Randstedelijke kernelectoraat van zijn partij: ‘Als het CDA zich blijft profileren als boerenpartij, dan is dat het recept voor over en sluiten over een jaartje of tien. Dat wil ik niet meemaken. Waarom maken we dit deel van onze achterban zo belangrijk?’
Debacle
Het werd er niet beter op toen de CDA-campagne in aanloop naar de vervroegde Tweede Kamerverkiezingen van 22 november bleek te draaien om het begrip ‘fatsoen’. Terwijl de weinig galante wijze waarop de partij was omgegaan met voorkeurstemmenkanon Pieter Omtzigt – volgens interne, in 2021 uitgelekte appjes een ‘psychopaat’, een ‘eikel’ en een ‘teringhond’ – bij de kiezers nog scherp op het netvlies stond.
Van het ooit oppermachtige christendemocratische imperium – tot 1967 decennialang goed voor een absolute meerderheid in de Tweede Kamer, maar ook daarna, vooral dankzij de premiers Ruud Lubbers en Jan Peter Balkenende, nog heel lang toonaangevend – resten nu nog slechts vijf Tweede Kamerzetels. Het op afstand grootste debacle uit onze parlementaire geschiedenis.
Ook de ChristenUnie kreeg op 22 november een flinke dreun: nog maar 2,04 procent van de stemmen, het slechtste resultaat voor de partij (en voorlopers RPF en GPV) sinds 1986. De afstraffing hing al een tijdje in de lucht. Van een conservatief-protestants alternatief voor het CDA is de ChristenUnie – zeker als het gaat om asiel, klimaat en sociaal-economische thema’s – getransformeerd tot een evangelische versie van GroenLinks. Dat is geen groot gat in de kiezersmarkt.
Wat is er toch zo moeilijk aan het inpalmen en vasthouden van christelijke kiezers? Niets, zo bewees de SGP, als je maar behoudend en koersvast bent. Ondanks een lijsttrekkerswissel (Kees van der Staaij maakte na dertien jaar plaats voor Chris Stoffer) boekten de staatkundig-gereformeerden een kleine winst van tweeduizend stemmen, goed voor – opnieuw – drie zetels. Vol vertrouwen kan de SGP zich voorbereiden op de verkiezingen voor het Europees Parlement, op 6 juni. Voor het eerst sinds 1979 doet de partij zelfstandig mee en behoud van de SGP-zetel in Straatsburg – lange tijd het resultaat van een gemeenschappelijke lijst met de ChristenUnie – lijkt niet onwaarschijnlijk.
Rechts doet het goed onder christenen
Ook andere rechtse partijen deden het op 22 november goed onder christenen. Volgens cijfers uit het Nationaal Kiezersonderzoek die onlangs werden gepubliceerd door het Nederlands Dagblad was de PVV (23 procent) veruit het populairst. Daarna volgden de VVD en Nieuw Sociaal Contract met beide 16 procent van de christelijke stemmen. GroenLinks-PvdA (10 procent) daarentegen scoorde onder christenen duidelijk lager dan het landelijk gemiddelde.
Het zijn fascinerende cijfers. Want, zo werd al in 2022 vastgesteld in de door Syp Wynia en Henk-Jan Prosman samengestelde bundel De linkse kerk, als een predikant of een theoloog in de media verschijnt met een politieke boodschap, lijkt bijna altijd een vertegenwoordiger van Extinction Rebellion of Stichting VluchtelingenWerk aan het woord. We worden dan – in de woorden van EW-columnist Gerry van der List – gewezen op ‘het belang van duurzaamheid, de schaduwzijden van de vrije ondernemingsgewijze productie, de zonzijden van de islam of de wenselijkheid van het omhelzen van zo veel mogelijk asielzoekers’.
Dat is het ‘kanselgeluid’ van christelijk Nederland. Maar in de kerkbanken, zo bleek wederom op 22 november, zijn heel andere opvattingen dominant. Hoe kan dat?
Wat het katholieke deel van de Nederlandse christenen betreft moeten we natuurlijk bedenken dan men daar van oudsher bekend is met een bestuurs- en een wijdingshiërarchie (‘top-down’), zonder veel democratische pretenties. Maar bij de meeste protestantse kerkgenootschappen – de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) met haar ruim één miljoen leden voorop – ligt dat anders. Daar bestaan kerkenraden, classes, synodes en andere vormen van gedecentraliseerd bestuur (‘bottom-up’). Geïntroduceerd tijdens de Reformatie van de zestiende eeuw en wel gekarakteriseerd als de oudste vorm van democratie in Europa.
Kerkelijke democratie werkt niet meer
Maar kennelijk functioneert die kerkelijke democratie niet meer. Anders zou het ondenkbaar zijn dat kerkleiders zo dikwijls politieke standpunten verkondigen die haaks staan op de opvattingen van een ruime meerderheid van het kerkvolk.
In de politiek wordt de laatste jaren veel gesproken over de kloof tussen burger en bestuur, over bestuurlijke vernieuwing en over het doorprikken van elitaire bubbels. Misschien moeten de Nederlandse kerken dat ook maar eens gaan doen.
Roelof Bouwman is adjunct-hoofdredacteur van Wynia’s Week. Hij schrijft over politiek, geschiedenis en media.
Wynia’s Week is jarig! Bent u al donateur? Doneren kan op verschillende manieren. Hartelijk dank!