Wie Afrika grondig wil ‘dekoloniseren’ zit Afrika’s vooruitgang in de weg
Curricula worden herzien, collecties ontmaskerd als ‘eurocentristisch’ en zowel de studentenpopulatie als de medewerkers blijken ‘te wit’. Via uiteenlopende programma’s ‘dekoloniseren’ universiteiten hun organisatie. Ook media en culturele instellingen doen eraan mee.
Op het eerste gezicht is dat toe te juichen – maar énkel op het eerste gezicht. Het woord (‘dekolonisatie’) duwt ons in die richting. Het prefix ‘de-‘ duidt erop dat er iets ongedaan wordt gemaakt, in dit geval de kolonisatie, die kennelijk nog gaande is. En wie is er vóór kolonialisme? Nou dan.
Toch ligt het ingewikkelder, laat filosoof Olúfẹ́mi Táíwò zien. De dekoloniseerders, even talrijk als ijverig, baseren zich op gammele uitgangspunten. Dit gedachtegoed ontleedt hij, onder verwijzing naar vele Afrikaanse en voor ons onbekende bronnen, in Tegen dekolonisatie (2023). Dat het rammelt is nog wel het minste bezwaar. Kwalijker is dat dekolonisatie funest is voor het continent dat er het meest van zou moeten profiteren.
Stel je voor dat hij ‘wit’ was
We moeten van de dekolonisatiefilosofie ontdoen, schrijft Táíwò, omdat ze ‘niets goeds kan opleveren.’ Al in de inleiding wordt duidelijk dat hij geen polderaar is, die kiest voor het veilige midden en niemand wil schofferen. Hier spreekt een polemist.
Wat Tegen dekolonisatie bijzonder maakt is de afkomst van de auteur. Zijn ouders kwamen uit Nigeria. Op de foto op de achterflap staat een donkere man in traditionele dracht, met bijpassend hoofddeksel. Deze eigenschappen zouden er niet toe moeten doen, maar we leven nu eenmaal in identiteitspolitieke tijden.
Wie je bent weegt vaak zwaarder dan wat je zegt of doet. Dus besteden ook wij aandacht aan de Afrikaanse wortels van Táíwò. Wat als hij ‘wit’ was geweest en Jonathan Haidt of Douglas Murray had geheten. Dan had hij zich eurocentristisch betoond, het woord genomen terwijl hij dat recht niet heeft etc. Deze verwijten glijden van Táíwò af als water van een eend.
Natuurlijk moeten we niet terug naar het koloniale tijdperk. De afschaffing daarvan duidt Táíwò aan met dekolonisatie I, die zich voltrok na de Tweede Wereldoorlog. Hieronder verstaat hij ‘een kolonie tot een zichzelf besturend instantie maken.’ Gaandeweg ontstond een nieuwe, steeds ruimere definitie: dekolonisatie-II, waartegen de titel van het boek zich richt. Ex-koloniën moeten ‘elk cultureel, politiek, intellectueel, sociaal en linguïstisch artefact afzweren, inclusief elk concept, proces, instituut en handelen dat maar de geringste zweem van het koloniale verleden bevat.’
Dat het boek over Afrika gaat, wil niet zeggen dat het een ver-van-mijn-bed-show is. Op het omslag staat een afbeelding van het continent en de vlagkleuren geel, groen en rood. Laat je er niet door afschrikken. Het boek helpt ook Nederlandse lezers begrijpen hoe dekolonisatie-II hier doorwerkt.
Hoe zich scènes voltrekken die tot voor kort moeilijk voorstelbaar waren. Eén van zijn studenten schreef over de mensenrechtenschendingen van China, memoreert politicoloog Jonathan Holslag, die zich kritisch toont over de dekolonisatiefilosofie. ‘Ze begon haar inleiding met een verontschuldiging. Mag ik dat thema hoegenaamd wel aansnijden? Is dit geen erkenning van het mensenrechtensysteem van de Verenigde Naties? Maak ik me niet schuldig aan een westerse invalshoek?’
Nee, stel je voor. Het schone geweten heeft een keerzijde. De angst om voor neokoloniaal uitgemaakt te worden, belemmert de mogelijkheid om misstanden aan de kaak te stellen.
‘Onvrijwillige mentale deafrikanisering’
Nog een scène, van enkele jaren terug. Schrijfster Karin Amatmoekrim ging met 5 en 6-VWO-leerlingen in gesprek over ‘culturele toe-eigening’. Mag je als ‘witte’ schrijver in de huid kruipen van een ‘zwarte’ hoofdpersoon? Het verbieden doet ze niet, maar wel dienen de leerlingen te beseffen dat Max Havelaar (1860) een onvolkomen product is. Het boek, dat culmineert in woedende verontwaardiging over het cultuurstelsel in Nederlands-Indië, valt van zijn voetstuk. Want ‘het blijft het verhaal van een blanke.’
Niet alleen wij scannen, keuren en passen aan. In de voormalige koloniën gaat het er vergelijkbaar aan toe, zelfs nog verbetener vanwege de drang om te laten zien dat het verleden echt voorbij is. Dat Afrikaanse landen zich helemaal hebben ontworsteld aan het kolonialisme. De hedendaagse samenleving zou moeten worden ontdaan van invloeden uit die tijd. Een vage correlatie is vaak al genoeg.
Het Engels is bijvoorbeeld besmet, want – zo gaat de redenering – dat sprak destijds de onderdrukker. Dit zou volgens de Ghanese filosoof Kwasi Wiredu de Engelse taal diskwalificeren. Vanwege de geschiedenis is ze ongeschikt als middel voor Afrikanen mee uit te drukken, onder meer in de wetenschap. Doen ze dat toch, grenst het aan verraad. Ze lopen ‘voortdurend het gevaar van onvrijwillige mentale deafrikanisering.’
Streven naar zuiverheid
Nu komt de Táíwò op stoom. En begrijpelijk, omdat een theoretische kwestie grote gevolgen heeft. Wat ontzegt Afrika zich allemaal wanneer ze zich laat leiden door een misplaatst zuiverheidsideaal? Laat de wetenschap zich niet terugtrekken in de eigen taal. De beloofde resultaten worden schromelijk overdreven, staat er in Tegen dekolonisatie. ‘Het verbaast me dat dit zelden of nooit in de literatuur wordt opgemerkt.’
Tiawo beweert ‘dat taalkeuze als enige of belangrijkste maatstaf van “Afrikaanse” identiteit een onbedoeld gevolg heeft. Afrikaanse denkers die hun intellectuele werk in een koloniale taal doen worden vaak uitgesloten door denkers die zoeken naar “Afrikaanse” bijdragen aan ideeën en discoursen. Ze worden bijna onherroepelijk als ‘niet te lezen’ afgedaan en hun werk wordt automatisch terzijde geschoven, los van de thematiek, de kwaliteit en de relevantie ervan. Deze denkers worden niet als echt “Afrikaans” beschouwd.’
Intussen gaan buiten Afrika de ontwikkelingen gewoon door. Het continent plaatst zichzelf in de berm van het wetenschappelijke debat. En hoe groter de zelfgenoegzaamheid, des te marginaler de bijdrage aan dat debat.
Toen FIFA-baas Gianni Infantino vorig jaar de kritiek op Qatar, gastland van het laatste WK, zat was, beet hij van zich af. ‘Na wat wij Europeanen de voorbije 3000 jaar deden, zouden we ons best de komende 3000 jaar verontschuldigen voor we anderen de les lezen.’ De Quatarese machthebbers – en die van vergelijkbare regimes – lachen in hun vuistje.
Dekolonisatie-II maakt Westerse critici wijs, op straffe van een schuldgevoel – of is het zondebesef? – dat ze geen commentaar mogen leveren op dubieuze regeringen. Corrupte regeringen komen steviger in het zadel te zitten, het wanbestuur blijft voortbestaan. Maar Afrikanen dragen hier zelf ook aan bij, eveneens aangemoedigd door de valse vorm van dekolonisatie.
De drang tot eigenheid houdt namelijk niet op bij de taal. Waardevolle concepten moeten er eveneens aan geloven, omdat ze van de voormalige kolonisatoren komen. Een selectie: de roman als literair genre, de wetenschappelijke revolutie en de liberale democratie. Ze komen uit het Westen en zouden een bron van inspiratie kunnen zijn voor een continent dat zich moet bevrijden van ‘achterlijke instituties en praktijken’.
Proeve van bekwaamheid
Welke instituties en praktijken zijn dat? Een hele rits, waaronder: kindhuwelijken, de ongelijkheid tussen man en vrouw, wanbestuur omdat tribale machtsstructuren blijven doorwerken. Ze blijven voortbestaan als er een taboe op kritiek komt: het zou weleens kunnen worden uitgelegd als een gebrek aan loyaliteit aan de Afrikaanse zaak. Of erger, als een poging het continent opnieuw te koloniseren.
Zouden onze bestuurders en beleidsmakers zich voldoende realiseren dat hun ideaal de emancipatie Afrika bemoeilijkt? Voor vele taken is het nodig een proeve van bekwaamheid af te leggen. Wie in de auto stap heeft rijlessen genomen en zonder beëdiging door de rechtbank mag niemand zich advocaat noemen. Ik stel voor dat iedereen met ‘diversity’ in zijn functieomschrijving eerst Tegen dekolonisatie leest.
Filosoof Sebastien Valkenberg publiceert over 21ste eeuwse cultuurgeschiedenis in Wynia’s Week.
De donateurs vormen het fundament van Wynia’s Week. U maakt het mogelijk dat ons online magazine 104 keer per jaar verschijnt. Doneren kan op verschillende manieren, kijk HIER. Alvast hartelijk dank!