Van radicaal terug naar normaal: Nederland keert zich op 22/11 tegen de activistische overheid van de Rutte-jaren

WW Syp
Premier Mark Rutte en Pieter Omtzigt (één zetel) in mei van dit jaar in de Tweede Kamer in debat over de toeslagenaffaire. Foto: Robin Utrecht / ANP Foto

Alles wijst erop dat de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november tot grote verschuivingen zullen leiden. Maar, heel opvallend: anders dan bij eerdere grote politieke turbulentie gaat het niet om een zwaai naar ‘de flanken’, maar om een zwaai naar het midden. ‘The new kid on the block’ is deze keer niet een Pim Fortuyn, een Jan Marijnissen, een Geert Wilders of een Thierry Baudet, maar een weinig flamboyante politicus met een katholieke achtergrond en met gematigde ideeën: Pieter Omtzigt.

Met Omtzigt keert een fors deel van het electoraat zich af van de dominante ideologie van de laatste Rutte-kabinetten, die werden geleid door een VVD-premier, maar doordrenkt waren van modieus denken uit de universiteitssteden en de Randstad. De ommezwaai, weg van activistisch beleid op het terrein van natuur-activisme, klimaatalarmisme, radicaal woke-denken en verregaand staatsingrijpen, werd uiteraard al ingezet bij de Statenverkiezingen van 15 maart van dit jaar, die de BoerBurgerBeweging tot verreweg de grootste partij maakten. De Tweede Kamerverkiezingen van 22 november lijken die trend te bevestigen.

Hoezo ‘populistisch’?

Buitenlandse waarnemers die zich sinds begin deze eeuw verbaasden over de als ‘populistisch’ betitelde kiezersopstanden achter Fortuyn en Wilders, verbazen zich nu over de kiezersopstanden van boeren en burgers: niet die van de radicaliteit, eerder die van de normaliteit. Waar politici en lobbygroepen gedurende de laatste Rutte-kabinetten succesvol ijverden voor het Nederlandse koploperschap op het gebied van klimaat, natuur en postkoloniale excuses en ook Nederlandse rechters een royaal oor hadden voor deze tendens, groeide de kloof met een aanzienlijk deel van de burgers.

Nederlandse burgers zijn door de bank genomen niet zo radicaal en willen al decennia hetzelfde: een redelijk en welvarend, veilig land met overzichtelijke inkomensverschillen, een beheerste immigratie en immigranten die die zich voegen naar de gangbare opvattingen en de wetten van het land.

Je zou kunnen zeggen dat de laatste tien jaar werden gekenmerkt door het omgekeerde: eerst zakte de welvaart door de Haagse ambitie om met bezuinigingen en lastenverzwaringen koploper te zijn in Europa, vervolgens door klimaatkoploper in Europa te willen zijn. En nu wil Den Haag nogal plotseling en zonder nadere verklaring samen met de VS weer ‘aanjager’ zijn met tanks en straaljagers voor Oekraïne.

Aan de snel stijgende asielstroom werd niets gedaan, anders dan het verplichten van gemeenten om die asielzoekers op te nemen. Verplichtingen voor burgers en overheden werden sowieso de nieuwe norm, zoals niet alleen bleek in coronatijd. Nederland bleek ook koploper te zijn in de greep van de drugsmaffia op de samenleving, maar het ingrijpen op dat vlak was weinig overtuigend. En de welvaart werd speelbal van activisme rond CO2 en stikstof.

Geen wonder dat de kiezers zich afkeren van dat activisme en zich in ruime meerderheid wenden tot politici die een meer gematigd, vertrouwenwekkend beleid in het vooruitzicht stellen. D66 is het uithangbord van het vorige beleid (meer Europa, meer woke, koploper klimaat en stikstof en migratie is geen probleem) en staat op fors verlies, evenals het CDA dat daar actief dan wel passief aan bijdroeg. De linkse combinatie GroenLinks-PvdA die dat beleid ook steunde, herstelt niet van de klap van de voorgaande jaren. En de VVD die 13 jaar de premier leverde die het vaak radicale beleid faciliteerde staat nu op verlies.

De kont tegen de krib

Het heeft er dus alle schijn van dat de door een opdringerige staat en overwegend linksige lobby’s verwaarloosde burger in 2023 de kont tegen de krib gooit en de vertegenwoordigende politicus terugeist. Dat Pieter Omtzigt een verscherping van de democratie (referendum, districtenstelsel, het parlement centraal, kritisch op meer macht voor Brussel, een juridische noodrem voor de door de staat belaagde burger) bovenaan de agenda heeft staan is illustratief. De Nederlandse staat heeft de afgelopen tien jaar teveel niet in de geest van de kiezer en in het belang van de burger gehandeld, maar liet zich al te vaak sturen door ondoorzichtige belangen en onnavolgbare redeneringen.

Ook om de oplopende spanning tussen Wat Nederland Wil en wat Den Haag doet in kaart te brengen, stelde Wynia’s Week de afgelopen maanden via peil.nl van Maurice de Hond een reeks vragen aan gemiddeld 5000 representatieve kiezers. Opvallend is vrijwel steeds de afwijking van wat kiezers in meerderheid willen en wat het beleid van de overheid is. In andere gevallen is het resultaat gemêleerder, maar ook dan blijkt het draagvlak voor het overheidsbeleid uiterst dun.

Neem nou het stikstofbeleid. De Nederlandse rechter wees in 2019 op verzoek van een actiegroep een door de Nederlandse overheid bedachte uitzondering op het strenge Nederlandse stikstofbeleid af, waardoor veel bouwprojecten stil kwamen te liggen en de economie schade opliep. De overheid (RutteVier) reageerde niet met maatregelen om het Nederlandse meer te laten lijken op (bijvoorbeeld) het Duitse, maar door het stikstofbeleid met name voor boeren nog strenger te maken (de helft van de stikstofuitstoot voor boeren naar beneden) en dat te versnellen (van 2035 naar 2030). We vroegen wat Nederlandse kiezers vinden van het deels stilleggen van de economie vanwege de stikstof. Twee derde (65 procent) vindt dat ‘onnodig’ en slechts 28 procent staat daar achter. Maar die minderheid (vooral D66, Partij voor de Dieren en GroenLinks-PvdA) kreeg zijn zin, en de grote meerderheid niet.

Kiezersopvattingen lijken onbelangrijk

Dat patroon tekent zich over een brede linie af. Het zittende kabinet is het meest eurofiele ooit en wil meer macht naar Europa. Dat wordt niet geschraagd door kiezersuitspraken, maar is zo te zien het resultaat van onderhandelingswinst van D66. Wat zeggen de geraadpleegde kiezers? Slechts 16 procent wil meer macht voor de Europese Unie en is het dus volstrekt oneens met het Haagse beleid van de afgelopen jaren.

Sinds 2017 willen de Rutte-kabinetten ‘koploper klimaat’ zijn – ook nu weer een idee uit het verkiezingsprogramma van D66. Maar twee derde van de geraadpleegde kiezers vindt dat helemaal geen goed idee en stelt dat het wel een tandje minder mag. Slechts een derde steunt het kabinetsidee dat Nederland klimaatkoploper moet zijn.

De Rutte-kabinetten hebben tot op heden nooit iets gedaan aan het inperken van de snel stijgende immigratie, afgezien van de EU-Turkijedeal van 2016. Er is ook verder niets gedaan aan de bevolkingsgroei, die mede verantwoordelijk is voor het grote tekort aan woningen. De overgrote meerderheid van de kiezers zou het graag anders zien en slechts 15 procent ziet er geen been in om de Nederlandse bevolking door te laten groeien naar 19 miljoen in 2034.

De kabinetten-Rutte schaften het raadgevend referendum af, voorbijgaand aan de wens van de geraadpleegde kiezers, die in meerderheid (57 procent) zelfs een correctief referendum zouden willen. Slechts 36 procent is daar tegen. De voorgaande kabinetten hebben de komst van nieuwe kerncentrales actief geweerd, terwijl 61 procent daar voor zou zijn en slechts 22 procent daar tegen is. Twee derde van de kiezers wil dat er minder nareizigers volgen op asielzoekers, maar achtereenvolgende kabinetten hebben dat laten lopen. Et cetera, et cetera.

Opvattingen die breed onder de bevolking leven werden en worden dikwijls als ‘populistisch’ weggezet en zo als niet ter zake doend gekwalificeerd. Het ziet er naar uit dat niet alleen de verkiezingsuitslag van 15 maart, maar ook die van 22 november als een reactie op het neerbuigend bejegenen van legitieme kiezerswensen moet worden beschouwd. Er zijn de laatste drie decennia veel opvallende verkiezingsuitslagen geweest in Nederland. Die waren zelden uitsluitend ingegeven door de lokroep van een nieuwe partij. De rode lijn is eerder de herhaalde teleurstelling over wat politici met de stem van de kiezers hadden gedaan.

De minderheid regeert

Het heeft er alle schijn van dat er in Nederland systematisch niet te veel naar de kiezer wordt geluisterd, maar te weinig. Dat wordt ook zichtbaar in het draagvlak van het kabinetsbeleid van de afgelopen jaren. Op hoofdlijnen wordt dat beleid door slechts ruwweg een derde van de kiezers gesteund, terwijl er kennelijk wel een Kamermeerderheid voor is – al is in veel gevallen een meerderheid binnen de coalitie voldoende. En die coalitiemeerderheid wordt dan weer bewerkt door (gesubsidieerde) actiegroepen, die hun gelijk halen bij rechters, waarna de rechterlijke uitspraak leidend wordt voor het overheidsbeleid.

Dat alles is geen uitzondering, maar gangbaar: bij zowel het klimaatbeleid, natuurbeleid als het migratiebeleid, dat overal wordt besloten over de hoofden van burgers van Nederland. De wens van de kiezer en het belang van de burger staan zelden bovenaan. Geen wonder dat kiezers op zoek gaan naar politici die de volksvertegenwoordiging centraal willen stellen en burgers willen beschermen tegen de opdringerige willekeur van de staat.

Wynia’s Week is onafhankelijk, ongebonden en broodnodig. De lezers, kijkers en luisteraars maken dat mogelijk. Wordt u ook donateur? Dat kan op verschillende manieren. Kijk HIER. Hartelijk dank!