De VN is een anti-Westers bolwerk geworden. Maar géén VN is nog erger
De anti-Israëlische houding van de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties, António Gutteres, staat symbool voor een organisatie die van pro-Westers anti-Westers is geworden. Een teken aan de wand was ook de stemming begin dit jaar over sancties tegen Rusland. Een groot aantal landen van de ‘Global South’ stemde tegen of onthield zich van stemming. Een andere totale nederlaag leed het Westen met de aanstelling, vorige week, van Iran tot voorzitter van het Sociaal Forum van de VN-Mensenrechtenraad.
De grotendeels op Westerse leest gegrondveste VN van na de Tweede Wereldoorlog is niet meer. De Veiligheidsraad speelt op veiligheidsgebied geen enkele rol meer en in de Algemene Vergadering wordt het Westen continu overstemd door een anti-Westerse meerderheid.
De machtsverhouding in deze twee hoofdorganen vindt z’n weerslag in de gespecialiseerde organisaties, programma’s, fondsen en agentschappen van de VN. Met als meest duidelijke voorbeelden de genoemde Mensenrechtenraad en de United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East (UNWRA), waar Palestijnen de dienst uitmaken. Hoe heeft het zover kunnen komen?
Dekolonisatie en Koude Oorlog veranderden de VN
Om de context van de veranderde VN goed te kunnen duiden, moeten we terug naar het dekolonisatieproces van na de Tweede Wereldoorlog, de jaren vijftig en zestig. Het in het Handvest van de VN verankerde zelfbeschikkingsrecht had wereldwijd een enorme impact en betekende in concreto de onafhankelijkheid van nieuwe lidstaten van de VN.
Het was vervolgens de tijd van de Koude Oorlog. De Verenigde Staten en de Sovjet-Unie streden om invloed in deze nieuwe landen met aan beide zijden wisselend succes. Dat veranderde met de implosie van de Sovjet-Unie in 1991. Deze werd door velen gezien als de ultieme overwinning van het liberale Westen. Het werd in 1992 zelfs ‘The End of History’ genoemd in het bekende boek van Francis Fukuyama.
Het pakte anders uit. China kwam op als nieuwe supermacht en Rusland wilde onder Poetin het uiteenvallen van de Sovjet-Unie, ‘de grootste geopolitieke ramp van de twintigste eeuw’, ongedaan maken, met onder meer de Oekraïne-oorlog als gevolg.
De nieuwe lidstaten, maar ook andere derdewereldlanden, werden verleid om zich van de de VS – en het Westen in het algemeen – af te wenden. China deed dat met z’n Belt and Road Initiative (de ‘Nieuwe Zijderoute’) en Rusland met wapenleveranties en z’n Wagnergroep. De niet-gebonden landen, met India voorop, hielden vast aan hun neutrale positie. Nieuwe machtsblokken werden gevormd, als de BRICS (Brazilië, Rusland, India, China en Zuid-Afrika) en de Shanghai Cooperation Organisation (China, Rusland, Kazachstan, Kirgizië, Tadzjikistan en Oezbekistan).
Dit alles had grote gevolgen voor de stemverhoudingen in de VN. De algemene trend was dat steeds minder landen meestemden met door Westerse landen ingediende resolutievoorstellen.
De ‘funding’ van de gespecialiseerde organisaties, programma’s, fondsen en agentschappen is een tweede indicatie van de gewijzigde verhoudingen. Zo vermeerderde het budget voor UNWRA van 60 miljoen dollar in 1974 tot ruim een miljard dollar nu. Tevens zien we dat de donoren, de grote sponsors van de gespecialiseerde organisaties, fondsen en agentschappen – lees: de Westerse landen – zich terugtrekken.
Behalve onvrede is er ook afkeer
Het begon met de VS, die zich in 1984 afmeldde bij de UNESCO, gevolgd door Groot-Brittannië en Singapore. De opgegeven reden was onvrede over slecht management, maar de echte reden was ongenoegen in het Amerikaanse Congres over de anti-Israël houding en de spilzucht van de VN.
Een lange lijst van vooral Westerse landen zegde hun lidmaatschap op van de United Nations Industrial Development Organization (UNIDO). Slechte ‘performance’ was wederom het excuus, maar de echte reden was continue ‘overruling’ van voorstellen van Westerse door niet-Westerse landen.
Onvrede is er nog steeds, maar er is afkeer bijgekomen. Over het morele verval van de deelnemers aan topconferenties, maar ook over de ineffectiviteit van de organisatie. In de woorden van de Indiase minister van Buitenlandse Zaken Subrahmanyam Jaishankar: ‘De VN ontbeert geloofwaardigheid en effectiviteit (-) Grijp in of hef de VN op.’
Het resultaat zal zijn dat het animo voor de VN afkalft, ook bij de donoren. Vooral de gespecialiseerde organisaties, programma’s, fondsen en agentschappen van de VN zullen daar onder lijden en financieel droog komen te staan. Met als eerste kandidaat de Mensenrechtenraad, die tot op heden voor het overgrote deel door Westerse landen wordt gefinancierd.
De VN munt al niet uit in daadkracht – het vetorecht voor de permanente leden van de Veiligheidsraad voorkomt in de praktijk menig besluit, laat staan actie – maar zonder budget wordt de organisatie volledig tandeloos en dreigt irrelevantie.
Er gaan dan ook steeds meer stemmen op om het lidmaatschap van de VN dan maar op te zeggen. Toch is dat niet verstandig. Ten eerste is de VN het enige platform in de wereld waar alle landen regelmatig op hoog niveau samenkomen. Een gelegenheid bij uitstek voor diplomatiek overleg en zakelijke afspraken. In de wandelgangen zijn er ontelbare ontmoetingen, formele maar vooral informele. Contacten tussen wereldleiders die later van onmisbaar belang kunnen zijn.
Door de VN worden standaarden gezet
Ten tweede – niet onbelangrijk – worden onderwerpen die niet bilateraal kunnen worden opgelost in de VN geadresseerd. Met wisselend succes weliswaar, maar toch.
Door de VN worden er standaarden gezet, doelstellingen geformuleerd en verdragen gesloten, op het gebied van zelfbeschikking, mensenrechten, humanitair oorlogsrecht, genocide, zeerecht, ruimterecht, uitbanning van ziektes, bescherming van de ozonlaag, walvissen en andere bedreigde diersoorten, enzovoorts.
Zonder de VN zou er geen Zeerechtverdrag (United Nations Convention on the Law of the Sea) zijn, geen bescherming van internationaal erkend cultureel erfgoed, geen noodhulp, geen vredesmissies, geen Internationaal Gerechtshof, geen Internationaal Atoomenergieagentschap, geen afspraken over het beheer van Antarctica, de ruimte, de maan en binnenkort Mars.
Anders gezegd: de VN schept kaders waarbinnen lidstaten dienen te blijven en waarmee hun handelen aan beperkingen onderhevig is. Dat lidstaten zich hier niet altijd aan houden is duidelijk, maar zonder internationale kaders zou het wereldtoneel een chaos zijn, zonder internationaal erkende normen en waarden en een oorlog van allen tegen allen.
Voor lidstaten die zich wel netjes aan in VN-kader gemaakt afspraken houden, bijvoorbeeld internationale verdragen, bestaat er overigens de mogelijkheid van opzegging. In tegenstelling tot wat door sommigen wordt beweerd, geldt dat ook voor het VN-Vluchtelingenverdrag – dat z’n doel volledig is voorbijgeschoten. Een notificatie aan de Secretaris-Generaal is voldoende.
Zonder een VN zou het in de wereld ‘free for all’ zijn. Dan zou het recht van de sterkste volledig gelden. Dan is er geen platform meer voor ‘naming and shaming’ en voor discussie, ook al leidt die discussie niet onmiddellijk tot oplossingen. Uiteindelijk willen lidstaten in de ogen van de internationale gemeenschap geen paria zijn en schikken zij in.
Er is harde Realpolitik nodig
Kort en goed: het alternatief, in casu geen VN, is slechter dan een (zeer) gebrekkig functionerende VN. De huidige VN verdient niet de schoonheidsprijs, maar is wel het beste dat we hebben. De organisatie is een afspiegeling van de machtsverhoudingen in de wereld en dat zal voorlopig zo blijven. Je kunt dagdromen over een wereldregering, maar daarvoor bestaat niet eens het begin van een draagvlak.
Het Westen kan z’n lot vanzelfsprekend niet in handen leggen van de zwakke supranationale organisatie die de VN nu is. Met harde Realpolitik zullen de VS, de EU en de andere Westerse landen hun belangen moeten verdedigen: tegen een opkomend China, een assertief Rusland en een steeds mondiger wordende ‘Global South’, dat niet de Westerse waarden en normen wenst over te nemen.
De VN zal daarbij slechts een bescheiden rol kunnen spelen. Bij het opdoeken van de VN is echter niemand en dus ook ‘wij’, het Westen, niet gebaat.
Johannes Vervloed was gedurende bijna vier decennia verbonden aan het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken, met als standplaatsen onder meer Jakarta, Sint-Petersburg en Parijs.
Wynia’s Week verschijnt twee keer per week, 104 keer per jaar. De donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!