33 jaar Duitse eenheid: ‘De DDR-dictatuur wordt gebagatelliseerd’

ddr
De officiële viering van veertig jaar DDR (1989). In het midden staatspresident Erich Honecker, rechts van hem Sovjetleider Michail Gorbatsjov. Foto: Wikipedia.

door Ardy Beld*

Op 3 oktober vierden onze oosterburen de Tag der Deutschen Einheit. Op deze datum werden in 1990 de Bondsrepubliek Duitsland en de Duitse Democratische Republiek officieel samengevoegd.

Tussen 1949 en 1989 telde de DDR naar schatting driehonderdduizend politieke gevangenen. De Oost-Duitse staat ging daarbij uit van het idee ‘gevangenen die tot betering in staat zijn op te voeden door middel van gezamenlijk productief werk.’ Velen werden opgepakt omdat ze plannen maakten de Duitse ‘staat van arbeiders en boeren’ illegaal te verlaten.

Konstanze Helber (1954) was van 1977 tot 1979 wegens een poging tot ‘Republikflucht’ geïnterneerd in Hoheneck, de grootste vrouwengevangenis van de DDR. In 2022 ontving de kinderverpleegster het Bundesverdienstkreuz voor haar inzet bij de analyse en de verwerking van de DDR-dictatuur.

Ambachtslieden moesten in een coöperatie werken

Wat voor herinneringen heeft u aan uw kinderjaren in de DDR?

Helber: ‘Ik ben opgegroeid in een dorp. Ondanks dat ik een typische DDR-jeugd had, was het in mijn jonge jaren nog best in orde. Dat had ik vooral aan mijn ouders te danken. Ik heb twee oudere zusters. We zijn allemaal onze eigen weg gegaan. Maar dankzij de levenshouding van mijn ouders die het systeem resoluut afwezen, is niemand van ons ooit bij de partij gegaan.’

Konstanze Helber. Foto: Ardy Beld/Doorbraak.be

Wat deden uw ouders voor werk?

‘Mijn vader was zelfstandig ambachtsman. Daar hield de overheid niet van. Alle ambachtslieden moesten in een coöperatie werken. Mijn vader verdiende goed. Hij kreeg veel opdrachten. Het was bijna kapitalistisch. Mijn moeder was verkoopster in een kleine winkel in het dorp. Bij haar werk was het systeem duidelijker voelbaar. Ze moest voldoen aan een plan. En hoe moest ze voldoen als er geen levensmiddelenbevoorrading was? Daardoor ontstond bij mij al zeer vroeg een ontevredenheid met het systeem.’

Wanneer kwam de gedachte dat er een duidelijk verschil was tussen Oost- en West-Duitsland?

‘In 1961 ging ik voor het eerst naar de lagere school. Enkele weken tevoren was de muur gebouwd. Familie uit het Westen kwam bij ons op bezoek en wij bij hen. Vanaf toen mochten wij ineens niet meer naar West-Duitsland. Op een heel kinderlijke wijze wist ik: daar ben ik tegen.

‘Uiteindelijk werd mijn vaders zelfstandige bedrijfje kapotgemaakt door de overheid. Er werd beslag gelegd op zijn bedrijfskapitaal. Hij kreeg geen opdrachten meer en dus geen geld. Hij moest zijn medewerkers ontslaan. Mijn vader is er uiteindelijk aan kapotgegaan. Hij is in 1971 overleden. Mijn zussen waren toen al uit huis.

‘Daarop besloten mijn moeder en ik het dorp met al zijn herinneringen de rug toe te keren. Ik kende Jena van een stage tijdens mijn opleiding tot kinderverpleegkundige en had er al vrienden. Mijn moeder solliciteerde en kreeg er een baan als verkoopster. Zo konden we verhuizen.’

Er was geen middenklasse

Waarom koos u voor de opleiding tot kinderverpleegkundige?

‘Dat was eigenlijk niet gepland. Eigenlijk wilde ik medicijnen gaan studeren en arts worden. Ik werd vanwege mijn achtergrond en houding tegenover het systeem niet toegelaten tot de eindexamenklas. Ik was dol op kinderen, dus dacht ik: dan doe ik dat. Het was eveneens een weg met vele hindernissen om tot de opleiding te worden toegelaten. Maar ik was brutaal en overmoedig. Dankzij mijn omgeving met veel gelijkgezinden voelde ik me zeker van mezelf.

‘Jena was ook toen al een echte studentenstad. Er werd binnen mijn vriendenkring een duidelijke lijn getrokken tussen arbeiders en boeren aan de ene kant en de intelligentsia aan de andere kant. Er was geen middenklasse. De jonge mensen werden gedwongen in het systeem mee te draaien. Wij wilden dat niet.’

Waarom besloot u te vluchten?

‘Dat was in de eerste plaats omdat ik sowieso zeer ontevreden was met de DDR. Maar ik had ook geluk. Ik had mijn opleiding afgerond en een jaar als verpleegster gewerkt. Toen stapte ik met mijn spaargeld naar het reisbureau en stelde een aanvraag voor een vakantie naar het buitenland. Ik wilde gewoon zon en strand. Vreemd genoeg mocht ik gaan. Ik kreeg een visum voor Bulgarije waar ik de man leerde kennen met wie ik nu nog altijd getrouwd ben.’

In de vluchtorganisatie zat een infiltrant

Uw man kwam uit West-Duitsland?

‘Ja, in Bulgarije waren eigenlijk alleen maar Russen en West-Duitsers. DDR-burgers waren er nauwelijks. Via de catalogus van Neckermann werden in West-Duitsland spotgoedkope reizen naar het ‘socialistische buitenland’ aangeboden. Ik zag hem en wist direct: dat is hij. We hebben toen heel veel gesproken over onze systemen. Het was een zeer educatieve reis. (lacht) We hielden contact. Ook kwam hij naar West-Berlijn en vandaar naar het Oosten. Dat ging met een visum voor één dag. Ook konden we bellen, maar die gesprekken werden natuurlijk afgeluisterd.

‘Toen besloten we samen te gaan wonen. Ik diende een aanvraag in om het land te mogen verlaten. Ik wist toen nog niet dat alleen het indienen van die aanvraag al strafbaar was. Natuurlijk werd die afgewezen, net als mijn tweede aanvraag.’

En toen wilde u illegaal de DDR verlaten?

‘Tijdens een ontmoeting stelde mijn man voor dat we een hulporganisatie zouden zoeken voor mijn vlucht. Een andere oplossing was er niet. Ik mocht niemand iets vertellen, zelfs mijn moeder niet. We hebben toen alles gepland, maar het ging mis. In die organisatie zat een infiltrant van de staatsveiligheidsdienst. Ik had pech.

‘Mijn man had 20.000 Duitse mark betaald voor die vlucht. Dat was toen echt veel geld. De prijs alleen al was onserieus, we hadden beter moeten weten, maar we waren jong en deden alles wat die organisatie zei. Achteraf gezien was het een volledig onnodig risico. Alleen al om in die kofferbak te gaan zitten. Als ik nu nog zie hoe vluchtelingen die hun land ook legaal kunnen verlaten levensgevaarlijke vluchtwegen nemen… Dat is onbegrijpelijk voor mij.’

Hoe is uw vlucht in zijn werk gegaan?

‘Ik ging in de kofferruimte van een auto zitten. We reden over de transitsnelweg door de DDR waar auto’s met een westers kenteken eigenlijk niet werden gecontroleerd. Ineens reed de auto langzamer en hoorde ik: ‘Controle, rijdt u de rechterrijstrook op!’ De chauffeur verliet de auto. Ondertussen werd het voertuig onderzocht.

‘In eerste instantie konden ze me niet vinden. Ook de hond rook me kennelijk niet. Toen braken ze de kofferbak een stukje open met een breekijzer, de hond stak zijn snuit erin en begon te blaffen. Toen wist ik: mijn vlucht naar het Westen eindigt hier. Later heb ik alle foto’s die ze toen hebben gemaakt in mijn staatsveiligheidsdossier mogen bewonderen. Hoe ik in de loop van de geweren keek… Toen werd ik gearresteerd. Uiteindelijk werd ik na vijf maanden voorarrest veroordeeld tot drie jaar en drie maanden.’

Wat gebeurde direct na de arrestatie?

‘Ik werd in het holst van de nacht naar het tuchthuis Hoheneck in Stollberg gebracht, de grootste vrouwengevangenis van de DDR. Er zaten daar zware criminelen.’

Een cel met 48 gedetineerden

Hoe was de eerste dag in Hoheneck?

‘Dan zitten we hier nog twee uur, als ik dat ga vertellen (lacht). Het was vreselijk. Het was een heel hete dag, in juni 1977. Ik had daarvoor geen idee hoe een gevangenis er van binnen uitzag. Het was de dag waarop mijn hele persoonlijkheid werd afgepakt. Alle bezittingen moest ik afgeven. Ik kreeg gevangeniskleding. Ik was mezelf niet meer. Ik mocht niet spreken. Ik mocht niemand aankijken. Alleen bevelen opvolgen.’

U kwam in een cel met meerdere personen?

‘Ik doorliep eerst de opnameprocedure. Daarna werd ik toegevoegd aan een zogenaamd arbeidscommando. In de cel waren 47 vrouwen, ik was de 48ste. De ruimte werd gescheiden door wasbakken, een soort van voederbakken met water. Er waren twee wc’s. We sliepen in driepersoonsstapelbedden.’

Wat moest u doen?

‘Ik moest voor socialistische grootbedrijven dekbedden, panty’s en kousen naaien. Dat was gevangeniswaar voor de klassenvijand.’

Die dekbedden en kousen werden in West-Duitsland verkocht?

‘Ja, via de catalogi van Neckermann en Quelle. Die stoffen en patronen van dekbedden had ik bij ons nog nooit gezien. Het was allemaal speciaal voor het Westen. Die panty’s had ik wel eens gezien, maar bij ons kostten ze 15 Oost-Duitse mark. In de Neckermann-catalogus in West-Duitsland werden ze voor 99 Pfennig aangeboden. Ik begreep er niets van. Ik wilde naar West-Duitsland en daarom moest ik naar de gevangenis. In de gevangenis moest ik stoffen naaien die voor West-Duitsland bestemd waren.’

Werden die dekbedden en kousen in West-Duitsland als ‘Made in DDR’ aangeprezen?

‘Jazeker. Die goedkope textielwaren werden allemaal in de DDR gefabriceerd. Dat wist men daar. De klanten wisten misschien niet dat het door gedetineerden werd gemaakt, maar de mensen die het verkochten, hebben dat zeker geweten.’

Werd u betaald?

‘Ik kreeg per dekbedovertrek 1 Pfennig. Van dat geld moest ik ook mijn verblijf in de gevangenis betalen, het slechte eten, het bewakingspersoneel, de gevangenisdirecteur. Dan bleef een minimaal bedrag over dat nog werd verrekend met een boete voor het eventuele niet halen van de norm van 144 dekbedovertrekken per dag. De hele dag werd in het atelier geen woord gezegd. We moesten in alle stilte naaien en de norm halen. Die DDR-naaimachines waren van heel slechte kwaliteit. Als ze weer eens stuk waren, werd er een westerse Singer-machine neergezet.’

Vrijgekocht door West-Duitsland

Werd toezicht gehouden door andere gedetineerden of door bewakingspersoneel?

‘Door gevangenispersoneel dat bestond uit vrouwen uit de regio. Die waren niet zo heel erg snugger, om het voorzichtig te zeggen. Maar ze werden er goed voor betaald. Ze moesten alleen deuren sluiten en opendoen. Dan waren er nog de zogenaamde opvoeders. Die beoordeelden of een gevangene goed werkte en geïntegreerd was in het arbeidscommando.

‘Voor de gemeente Stollberg was Hoheneck de belangrijkste werkgever. Die medewerksters hadden allemaal een eigen dienstgraad. Meester en bovenmeester waren de laagste categorie. Dan waren er luitenants en majoors. Die moest je ook zo aanspreken. Het was heel militaristisch.’

Uiteindelijk werd u vrijgekocht door de overheid van West-Duitsland?

‘Ja, na 22 maanden gevangenis, dus na het uitzitten van twee derde van mijn straftijd. Toen moest ik naar een andere gevangenis. In Karl-Marx-Stadt, het huidige Chemnitz. Daar werden alle formaliteiten geregeld. Daar kreeg ik mijn ontzetting uit het staatsburgerschap en mijn ontslag uit de gevangenis zwart op wit. Ik zat daar met drie of vier andere vrouwen in een cel. Ik mocht mijn eigen kleren weer aantrekken. Die waren veel te groot. Ik woog nog maar 47 kilo.

‘Op een dag werden we naar de “Westbus” gebracht. Die stond op het binnenplein van de gevangenis te wachten. Dat was volkomen absurd. Die bus reed naar de grens. Daar kwam de bemiddelaar, een zekere dr. Vogel, een DDR-jurist die de vrijkoop organiseerde. Hij zei zonder boe of bah: “Uw vrijkoop is afgesloten. Praat niet over wat u heeft meegemaakt. Andere gevangenen willen ook nog graag naar het Westen”. Daarop verliet hij de bus. Toen werd het Oost-Duitse kenteken gewisseld tegen een West-Duits nummer en reden we over de grens.’

En uw man wachtte op u?

‘Eerst waren er nog een aantal formaliteiten. Iets later kwam toen een bemiddelaar van het bedrijf Krupp. Hij had enorm veel gedaan voor de vrijkoop en heeft me toen ook nog geholpen. Hij had een ontmoeting met mijn man georganiseerd in een hotel. Dat was een heel emotioneel moment.’

Hoe werd u opgenomen in West-Duitsland?

‘Ik heb een hele goede werkplek gevonden. En ook een aantal fijne vrienden. Natuurlijk hoorde men aan mijn accent dat ik uit het Oosten kwam. Maar elk gesprek dat ik begon over mijn ervaringen werd vrijwel direct afgekapt. Onder het motto: “Ja ja, alles is goed, je hoeft het niet te vertellen”. Waarschijnlijk wilde men mij beschermen. Maar velen wilden het ook gewoon niet horen. Zo besloot ik mijn ervaringen voor me te houden.

‘Toen ik 50 werd, heb ik samen met mijn man Hoheneck bezocht. Dat betekende in eerste instantie een persoonlijke ineenstorting maar ook een ommekeer. Ik besloot mijn eigen verleden te gaan verwerken. Toen ik daarmee klaar was, nam ik het besluit samen met lotgenoten bewust de publiciteit op te zoeken en te vertellen wat er in de DDR is gebeurd.’

De Duitse hereniging was uniek

Wordt de DDR-dictatuur tegenwoordig gebagatelliseerd?

‘Dat gebeurt al jaren. Die hele verheerlijking van de DDR, dat is vreselijk. Ze willen hun zogenaamde socialisme terug, zodat ze zelf niet meer hoeven na te denken. Die mensen hebben nu alles, ze kunnen doen wat ze willen, ze kunnen overal naartoe. Ze moeten het alleen zelf doen.

‘Alleen al dat Ampelmännchen dat weer in gebruik is. Het is afgrijselijk. De hele wereld heeft een normaal rood en groen voetgangerslicht, alleen die DDR-socialisten moesten zo’n mannetje bedenken. Het is iets heel kleins, maar het is typisch voor die bagatellisering. Of die DDR-motoren en -auto’s die weer in de mode zijn. Dat kan ik niet volgen. Dat mensen toen tien of twintig jaar op een auto moesten wachten was een schande. Waar verlangen ze naar terug?

‘De Duitse hereniging was uniek. Dankzij een aantal wijze politici is alles zonder bloedvergieten verlopen. Een vreedzame revolutie. Iets dat we met Noord- en Zuid-Korea nooit zullen meemaken. Wellicht hangt het ook met onze cultuur samen. De derde oktober is voor mij in ieder geval een heel waardevolle dag.’

*Ardy Beld publiceerde dit artikel op 3 oktober op Doorbraak.be.

Wynia’s Week is er het hele jaar door, twee keer per week. De donateurs maken dat mogelijk. Bent u ook supporter van Wynia’s Week? Doneren kan HIER Hartelijk dank!