Tien mille belegd en verloren: welkom in het nieuwe pensioenstelsel

casfe
Internetcafé voor senioren. Foto: Wikipedia.

Het slechte nieuws stond in de derde alinea.

‘Beste meneer Tamminga’, was de aanhef van de jaarlijks brief van mijn pensioenfonds. ‘Je bouwde in 2022 extra pensioen bij ons op.’ Vorig jaar zeiden ze nog ‘u’ tegen mij, maar dat terzijde. En dat opbouwen? Afbreken.

‘Het rendement over 2022 was helaas negatief’,  las ik. Elk jaar krijg je rendement over jouw ingelegde pensioenkapitaal, vervolgde de brief monter. Maar over 2022 was het rendement -25,28 procent. Daar kwamen de doorberekende kosten voor vermogensbeheer en administratie nog bij.

Ik bladerde verder naar de harde cijfers. Daar stond het: ‘Jouw rendement over 2022: – 10.921,64 euro.’

Mijn pensioenkapitaaltje dat begin 2022 op 40.896,57 euro had gestaan was als gevolg van het beleggingsverlies en ondanks een extra storting geslonken tot 30.974,93 euro.

Dus zo ziet het nieuwe pensioen eruit

Ik schrok. Dus zo ziet het nieuwe pensioen eruit dat in 2027 of 2028 alom zal worden ingevoerd, schoot er door mijn hoofd. In de Wet Toekomst Pensioenen die eerder dit jaar ondanks vurige oppositie in de Eerste Kamer is aangenomen, veranderen de pensioenen radicaal. Nu beheren de pensioenfondsen één collectieve pot met kapitaal. Straks wordt de pot verdeeld over alle deelnemers in het fonds, werkenden en gepensioneerden. Iedereen een persoonlijk potje, zoals ik nu al heb.

De verdeling gaat eerst nog een hoop hoofdbrekens en conflicten opleveren, zoveel is al duidelijk uit de bezwaren van de tegenstanders. Dat is niet zo verrassend: de totale pensioenpot is 1.455 miljard euro. Er staat wat op het spel. Maar ná de opsplitsing in miljoenen persoonlijke pensioenpotjes bepalen de rendementen op de beleggingen voornamelijk hoeveel geld u en ik er jaarlijks bijkrijgen. Of minder erbij krijgen. Of moeten inleveren als de rendementen kelderen, zoals in 2022. Werkgevers hoeven in barre tijden geen extra geld in de pot te steken, zoals in het verleden wel gebeurde. Garanties bestaan niet meer.

Na de brief drong tot mij door dat ik nu een ‘ervaringsdeskundige’ ben in het toekomstige én het bestaande pensioenstelsel. Want ik heb naast bovengenoemd persoonlijke pensioenpotje bij dezelfde pensioenuitvoerder ook een collectief georganiseerd pensioen uit een eerder dienstverband. Daarover kreeg ik óók een brief.

Wat staat in deze brief in de derde alinea? ‘Jouw pensioen ging in 2023 met 7 procent omhoog.’ Hoera! Het bestuur van het pensioenfonds heeft namelijk besloten de pensioenen te verhogen. Voor meer informatie verwijst de brief naar de website van het pensioenfonds.

Geen woord in deze brief over de beleggingsverliezen van 25,28 procent. De verliezen zijn namelijk identiek: mijn persoonlijke pensioenpot wordt op dezelfde manier belegd als de collectieve pot.

Ik kijk nog eens in de brief over mijn persoonlijke pensioenpotje. Nee, daar staat geen verwijzing naar de website voor meer informatie over de historisch hoge verliezen. Vergelijk de kaalslag in 2022 bijvoorbeeld met ‘rampjaar’ 2008, toen omvallende banken financiële paniek veroorzaakten. In dat jaar was het rendement ‘maar’ min 20,7 procent.

De pensioenwereld is gemakkelijk aangebrand

Is de toelichting in de twee brieven met opzet zo onevenwichtig? Schaamt men zich? Het slechte nieuws in de eerste brief moet u zelf maar uitzoeken. Maar bij het goede nieuws, de 7 procent verhoging, helpen wij u graag aan informatie.

Het is verleidelijk om de naam te noemen van het fonds of van de briefschrijvers, maar waarom zou ik? In de meer dan tien jaar dat ik voor NRC over pensioenen schreef, heb ik een paar dingen geleerd over de (toenmalige) pensioenwereld.

Het was (is?) een gesloten wereldje, vol rekenkundige en financiële complexiteit dat zijn eigen jargon koestert. Men is gemakkelijk aangebrand en herleidt kritiek tot een gebrek aan kennis. Dus buiten de orde. En paternalisme is nooit ver weg. Gaat u rustig slapen, wij weten wat het beste voor u is.

Namen noemen, naming and shaming, is nu niet de bedoeling. Wat telt is het verschil in uitkomsten tussen het oude en het nieuwe pensioen en de informatie daarover aan de deelnemer. Het ene pensioen gaat erop vooruit (afgezien van de inflatie, uiteraard), het andere moet dramatisch inleveren gezien het deels verloren pensioenkapitaal. Of toch niet…?

Ook al zit er minder kapitaal in mijn persoonlijke pensioenpotje, het pensioenfonds zegt dat ze voor mij toch een iets hoger pensioen kunnen inkopen ten opzichte van een jaar geleden. Hoe dan? De brief schermt met verwachte beleggingsresultaten. Misschien, maar dat is speculatie mijnerzijds, is dat de gestegen rente? Of redeneert het fonds: na regen komt zonneschijn?

Zo maakt de toekomst een raadselachtige indruk. Dat is niet geruststellend, al helemaal niet gezien het belang van pensioen. Het is duur, premies zijn hoog en voor veel mensen in de middenklasse is pensioen hun grootste of een na grootste (na een koophuis) financiële bezit. Maar wat zich afspeelt onder de motorkap van hun pensioen is voor de meesten van ons (voor mij ook) tamelijk duister. Je mist tijdige en adequate informatie en uitleg.

Het bijbenen van de koopkracht is niet langer verplicht

In de toekomstige pensioenregelingen hoeven de pensioenfondsen en hun besturen van werkgevers en de vakbonden niet meer te streven naar verhogingen (indexatie) om de koopkracht bij te benen. Zij hebben een last minder, maar de deelnemers aan pensioenregelingen hebben er een last bij. Zij moeten maar hopen dat het fonds adequate beleggingen kiest.

Zouden de politici die de wet steunden zich dat gerealiseerd hebben? De pensioendeelnemers, hun kiezers, komen in een nieuwe afhankelijkheidsrelatie terecht. Helaas, het rendement was negatief.      

Menno Tamminga is economisch columnist van Wynia’s Week. Eerder was hij redacteur en columnist van het Financieele Dagblad en van NRC Handelsblad.  

Wynia’s Week wordt mogelijk gemaakt door de vrijwillig betaalde abonnementen van de lezers. Doet u al mee? Doneren aan Wynia’s Week kan HIER. Hartelijk dank!