DOSSIER DANIEL: hoe de Iraanse geheime dienst een Nederlandse oud-diplomaat oppakte voor spionage (deel 3 en slot)
Schrijver, islamkenner en oud-diplomaat Robbert van Lanschot reisde dit voorjaar door Iran en werd officieel beschuldigd van spionage voor Nederland. Hij ontsnapte aan een gevangenisstraf. In Wynia’s Week doet Van Lanschot exclusief zijn verhaal. Hieronder deel 3 (slot).
Iets wat niet erg bekend is, is dat Ayatollah Khomeini zich destijds niet alleen met de sociale en religieuze aspecten van zijn land heeft beziggehouden, maar ook met de economie. De shah was voor hem een lakei van de Anglo-Iranian Oil Company. Dit nooit meer, moet Khomeini hebben gedacht.
Hij besluit zijn land om te toveren tot een haast volledige autarkie. Buitenlandse investeringen werden taboe. En dat dit is gelukt, toont toch ook wel weer de genialiteit van het Iraanse volk. Het land maakt alles zelf – van drones, straaljagers, vrachtauto’s en uitmuntende kruisraketten tot en met brillenhoesjes en breinaalden.
De enige serieuze uitzondering die ik tegenkwam betreft de Samsung Galaxy die massaal het land wordt binnengesmokkeld via Dubai, Afghanistan en Rusland. Maar de software voor de Samsung Galaxy is dan weer wél van Iraanse origine.
Iran heeft zijn eigen Uber
Zo heeft het land zijn eigen Iraanse Uber, die daar ‘Snapp!’ heet. Qua vormgeving is het ‘Snapp!-platform identiek aan Uber, afgezien van de Farsi belettering. Dat ‘Snapp!’ is trouwens geen overbodige luxe. Het complexe, kostbare wegennetwerk in en rond Teheran, met overal camera’s om je gereden kilometers van je rijtegoed af te boeken, laat zich eigenlijk alleen vergelijken met de beroemde Los Angeles Spaghetti Bowl.
Het land heeft zich ontwikkeld tot de hofleverancier van Moskou. En dat zeker niet alleen voor drones. In Teheran hoorde ik over een ondernemer die recentelijk achttien containers Iraanse Coca-Cola naar Moskou had gestuurd via Azerbaijan. In Moskou moeten de flessen alleen nog even worden gelabeld zodat ze wat ‘Amerikaanser’ ogen.
Iran kan Moskou via Azerbaijan of over de Kaspische Zee alles leveren wat het maar hebben wil – cosmetica, geneesmiddelen, uniformen, safraan, porselein, imitatie Ikea meubels, kaviaar, you name it.
Een afspraak in Qom
Van Khomein reis ik, tachtig kilometer verderop, naar Qom. Onderweg, her en der, heuvels van marmer. Met enorme industriële zagen worden ze afgegraven. Na twintig, dertig jaar zijn ze dan uit het landschap verdwenen.
Over de weg een continue stroom vrachtwagens met zware opladers om enorme, nog onbewerkte brokken marmer naar Teheran te rijden. Geen wonder dat je in de hoofdstad, zelfs in relatief arme buurten, met marmer bekleedde buitenmuren en badkamers en keukens ziet.
In Qom heb ik heb een afspraak met een kleermakerswinkel in de oude binnenstad. Het is de plek waar geestelijken en seminaristen hun speciale kleding kopen. De winkel is in een kelder.
Het is er een drukte van jewelste. Een kledingpakket gaat voor 3,8 miljoen Iraanse rial (85 euro) over de toonbank. Het omvat vier onderdelen: een witte, Arabische disdasha, een vest, een vliesdunne, meestal kameelbruine mantel en natuurlijk een tulband. Een zwarte tulband voor diegenen die afstamming van de Profeet claimen en een witte tulband voor alle anderen.
Kleermakers met meetlint om de hals zijn druk in de weer om kleine aanpassingen te doen. Overal gezoem van naaimachines. ‘Moeten jullie cliënten met iets van een certificaat aantonen dat ze gerechtigd zijn om dit soort kleding te kopen’, vraag ik.
‘Nee hoor,’ zegt de bedrijfsleider, ‘we stellen geen vragen. Als je wil kun je ook zo’n pakket kopen’
Dertigduizend mensen met een zwarte tulband
‘En dan zonder baard de straat op?’, vraag ik.
‘Oh, ja gerust’, zegt hij. ‘Je zult zien dat niemand op je let. De mensen hebben al genoeg andere dingen aan hun hoofd. Je zult ook merken dat de bevolking van Qom je niet met speciale egards zal behandelen, zelfs niet als je voor een zwarte tulband kiest. Er lopen hier in de stad iets van dertigduizend mensen met een zwarte tulband’.
Ik: En hoe zit dat met Ali Khamenei? Komt die ook hier om kleding te kopen of sturen jullie dan een kleermaker naar zijn huis?
Mijn gesprekspartner kijkt me verbluft aan. ‘Ali Khamenei? Die komt hier nooit! Die woont en werkt in Teheran. En het moet gezegd, hij gaat daar voor zijn kleding met voorbeeldige eenvoud zelf naar de winkel. Hij laat niemand optrommelen.’
Iraniërs vertrouwen de apps van hun overheid niet
Na een maand verlaat ik Iran. Kort voor mijn vertrek werd door Ali Khamenei het internet afgesloten. Een ramp was dat. Want zonder internet doen ook al je apps en je email het niet meer. Met name kleine leveranciers en taxichauffeurs werden getroffen.
Maar die maatregel is inmiddels teruggeschroefd. Het internet doet het weer, maar veel wordt geblokkeerd – Facebook, Twitter, Telegram, YouTube, Viber, Whatsapp, Google Playstore. Verder is de overheid met eigen apps gekomen: Robika, Eta, Gap, Shad. Maar de bevolking vertrouwt die apps niet. Of ze gebruiken die applicaties voor onbelangrijke routineconversaties.
In de Iraanse cyberspace woedt een eindeloze wapenwedloop. Gelukkig zijn er nog steeds protocollen in de lucht waarmee mensen in Iran onderling en ook met hun contacten in het buitenland veilig en afgeschermd kunnen communiceren.
Een haast compleet persoonsdossier
Uiteindelijk heeft mijn collega van BZ toch gelijk gekregen. Haar waarschuwing – niet gaan, Robbert! – bleek niet onterecht. De risico’s van mijn reis heb ik onderschat, gefnuikt door mijn eigengereidheid.
Als mijn verblijf in Qom bijna voorbij is, word ik door het lokale hoofd van de Iraanse inlichtingendienst officieel beschuldigd van spionage. Hij had een haast compleet persoonsdossier over mij in zijn hoofd. Of althans, dat is de indruk die hij wist te wekken.
‘Waarom wonen jij en je vrouw Clara gescheiden? Waarom deed je naast je rechtenstudie ook Slavische talen?’ Het kan zijn dat hij gewoon wat dingen over mij via Google had laten opsnorren en daar handig gebruik van maakte. Als je mijn naam intikt, blijf je behoorlijk lang scrollen. Alleen al het drie uur lange marathoninterview dat ik in 2014 had met Bram Vermeulen op de VPRO-radio kan voor hem een goede bron zijn geweest.
De plek waar ik werd verhoord was hotel Esteghlal. Ik had er een kamer schuin tegenover de kamer – kamer 505 – die het hoofd van de inlichtingendienst voor de gelegenheid had gereserveerd. Ik weet niet meer hoe vaak ik uiteindelijk heen en weer gependeld ben tussen de twee kamers. Maar dat nummer 505 zit voor eeuwig in mijn geheugen gekerfd.
De setting was overigens altijd correct, met tussen ons beiden, op een laag glazen tafeltje, Iraanse Fanta, suikergoed en een schaal pistachenoten. De vragen waren in het Farsi en werden vertaald door een tolk in het Engels.
Het verwerd tot een achtbaan van bizarre ontwikkelingen. Ik bleek een prijsdier: niet zomaar een toevallige toerist, maar de telg van een oude bankiersfamilie, schrijver en, als kers op de taart, ex-diplomaat. Mooier kon niet.
Een tv-uitzending wordt geblokkeerd
‘Je staat in contact met jullie MIVD’, zei hij me. Ik: ‘Ik heb met de MIVD niks te maken. Ik ben freelancer, ik ben schrijver.’ Hij toont me op zijn smartphone een clipje van mij in de kelder van die kleermakerswinkel in Qom. ‘Hoor je dat, hoe je aan die bedrijfsleider informatie vraagt over de woonplaats van Ali Khamenei!? Is dat soms geen spionage? Ik weet trouwens dat je ook al in contact stond met jullie MIVD toen je nog in As-Samawa werkte, in 2013.’
En, ik moet zeggen, op dat laatste punt heeft hij het bij het rechte eind. Het is logisch dat de MIVD in Den Haag verhalen uit As-Samawa, waar ik door BZ aan de Nederlandse commandant was toegevoegd, interessant vond. Maar hoe wist deze Iraniër van mijn contacten uit die tijd? Kwam hij met een educated guess op de proppen? Of had de Iraanse inlichtingendienst in die tijd een mol binnen onze MIVD?
Het hoofd van de geheime dienst van Qom beschuldigt me ook nog van godslastering. Dat zit als volgt. Hij zet uiteen dat ik in mijn recente boek over relieken van de profeet (‘De Tand van de Profeet’) ten onrechte stel dat het verlies van vier snijtanden bij de Profeet bij de veldslag van Uhud tot een andere manier van spreken kan hebben geleid.
‘Onze Profeet was perfect! Het kan niet zo zijn dat zijn uitspraak van klanken anders is geworden ná de veldslag van Uhud,’ zegt hij. ‘Nou,’ zeg ik hem, ‘ik heb hierover lang met een van de belangrijkste logopedisten van Nederland gesproken en die claimt dat de Profeet, met name bij de in de Arabische taal talrijke klanken in het ‘S’-spectrum onvermijdelijk problemen moet hebben gehad’.
De spionnenbaas wil het niet aanvaarden en blijft bij zijn beschuldiging van blasfemie. ‘Maar Mohammeds perfectie heeft er evenmin toe geleid dat hij, toen zijn lichaam versleten was, niet dood ging,’ werp ik tegen. We komen er niet uit. Maar de beschuldiging van godslastering, binnen de islam heel ernstig, blijft tussen ons hangen – als een giftig wolkje.
Zijn macht blijkt kort daarop uit het feit dat hij een tv-uitzending over mij laat blokkeren. Tien dagen had Kanaal Twee van de staatstelevisie me tijdens mijn reis gevolgd. Dat Kanaal Twee is het populairste van het hele land.
Op 9 maart, een donderdag en dus ook nog weer de populairste tv-dag als start van het Iraanse weekend, zou ik op het scherm zijn. Een buitenlandse spion op de televisie? Geen sprake van, liet Qom’s hoofd van de spionagedienst aan Kanaal 2 weten. Om de lacune op te vullen werden de kijkers getrakteerd op een oude documentaire over Finlands Sami die met rendieren in de weer zijn.
Spion in Nederland
Het hoofd van de spionagedienst van Qom wil dat ik voor Iran spion word in Nederland. Ik zeg hem dat ik daartoe bereid ben. Hij komt zelfs op de proppen met een call sign: ‘Daniel’. Maar door paniek weet ik niet meer of ík Daniel ben, dan wel degene die in Nederland contact met me gaat opnemen.
De afspraak is dat de Iraanse geheime zich pas met mij in verbinding stelt nadat mijn reisverhaal is gepubliceerd. Ik voel me overigens aan geen enkele toezegging gebonden. Er was immers sprake van dwang: als ik medewerking zou hebben geweigerd, zou ik linea recta naar de gevangenis zijn gestuurd, voor buitenlanders meestal de afgrijselijke Evin-gevangenis in het noordwesten van Teheran.
Bij terugkeer in Nederland heb ik contact opgenomen met de inlichtingendienst AIVD. Die dienst stuurde twee medewerkers om alles te noteren. Ze hadden allebei – kennelijk een dienstvoorschrift – joekels van pistolen bij zich. Die legden ze demonstratief op mijn koffietafel.
Copyright Wynia’s Week
Robbert van Lanschot (Eindhoven, 1949) was vier decennia verbonden aan het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken, onder (veel) andere als diplomaat in Iran en in Moskou (waar hij uitgeleend was aan de staat Israël). Sinds tien jaar is hij journalist en schrijver.
Wynia’s Week verschijnt iedere woensdag en zaterdag, 104 keer per jaar. Wynia’s Week is volstrekt onafhankelijk en krijgt geen subsidie. Het zijn de betalende lezers, kijkers en luisteraars die Wynia’s Week mogelijk maken. Doet u ook mee? Doneren kan HIER. Hartelijk dank!