Amerika heeft een nieuwe John F. Kennedy nodig
Dit artikel verscheen op 17 juli in Compact Magazine.
Ik was een 11-jarige jongen die opgroeide op Long Island toen president John F. Kennedy verklaarde dat de Verenigde Staten een man op de maan wilden laten landen, ‘omdat dat doel het beste uit onze energie en ons talent zal halen’. Al snel waren ik en andere jongens die ik kende plastic modellen van ruimtecapsules aan het lijmen, biografieën van astronauten aan het lezen en alle informatie over raketten en ruimtereizen aan het verslinden die onze puberhersenen konden absorberen. Meisjes zwijmelden voor ingenieurs.
Toen het Massachusetts Institute of Technology een oudere neef van mij als werknemer in dienst nam (hij werd later succesvol als tech-ondernemer), glom onze hele familie van trots.
De laatste glans van Kennedy’s culturele impact was de film October Sky uit 1999, over raketenthousiastelingen in een mijnstadje in West-Virginia. De huidige millennials en zoomers mag dit alles prehistorisch in de oren klinken, maar dat geldt niet voor Robert F. Kennedy, Jr., de man die als outsider president Biden gaat uitdagen bij de voorverkiezingen van de Democraten.
Herstel erfenis JFK in ere
In een interview vorige maand noemde deze jongere Kennedy de overwinning die zijn oom en vader behaalden met hun buitenlands beleid – de vreedzame oplossing van de Cubaanse rakettencrisis – als voorbeeld voor het beëindigen van de oorlog in Oekraïne. Amerika, zei RFK, Jr., heeft de kans ‘om een radicaal andere weg in te slaan, een weg naar vrede’, zoals JFK die had op een moment dat de beschaving zelf op het spel stond.
Wat er ook gebeurt met dit voorstel van RFK, Jr. – en de man heeft een buitensporig aantal excentrieke opvattingen – het is zeer urgent om de erfenis van zijn oom JFK en de blauwdruk die deze achterliet voor de bloei van Amerika in ere te herstellen.
Zijn tragisch bekorte presidentschap was misschien wel het meest succesvolle sinds de Tweede Wereldoorlog. Onder zijn bewind beleefden de Verenigde Staten de grootste economische groei van de afgelopen 70 jaar, namen in de ruimte een voorsprong op de Sovjet-Unie en vermeden een nucleaire confrontatie die in gang was gezet door de blunderende Koude Oorlogsvoerders van de regering-Eisenhower.
Maar JFK deed veel meer dan dat: hij inspireerde mijn generatie om te innoveren, te streven, te durven op een manier die geen enkele andere Amerikaanse leider – zelfs Ronald Reagan niet – tijdens mijn leven heeft gedaan.
Hogere staat van zijn
Jong zijn in Kennedy’s tijd was hemels in letterlijke zin, want onze ogen keken omhoog naar de lucht. Kennedy’s toespraak in september 1962 aan de Rice University blijft ongeëvenaard in zijn gedurfde conceptie en zijn opwindende boodschap. Hij zei: ‘We kiezen ervoor om naar de maan te gaan. We kiezen ervoor om in dit decennium naar de maan te gaan en ook andere dingen te doen, niet omdat ze gemakkelijk zijn, maar omdat ze moeilijk zijn.’
Je kon niet jong zijn en niet het gevoel hebben dat de president van de Verenigde Staten je persoonlijk had opgeroepen om in dienst van het land te treden. Gedurende een te korte tijd ervoeren we een hogere staat van zijn. Elk lid van mijn generatie kan je precies vertellen waar hij was toen hij het verschrikkelijke nieuws hoorde dat hij vermoord was. Ons gevoel van verraad was even groot als ons eerdere gevoel van bezieling, en de moord op JFK luidde de tegencultuur van midden en eind jaren zestig in.
Belastingverlagingen
In 1962 en 1963 bedroeg de reële groei van het bbp gemiddeld 7 procent, iets meer dan het economisch herstel onder Reagan en het beste resultaat van de naoorlogse periode. In 1963 stelde Kennedy voor de federale inkomstenbelasting met 30 procent te verlagen. De hoogste schijf was toen 91 procent, een overblijfsel van de confisquerende belastingniveaus van de Tweede Wereldoorlog. Begin 1964, na zijn dood, bracht het Congres het hoogste tarief terug tot 70 procent (JFK had 65 procent voorgesteld).
JFK liep vooruit op de belastingverlagingen van Reagan in 1981, die voor een nog langere periode van economische groei zorgden. Economische historici vergissen zich als ze het programma van Kennedy reduceren tot keynesiaanse stimuleringsmaatregelen. Het keynesiaanse denkkader staat onverschillig tegenover de bronnen van de economische vraag: regeringen kunnen de vraag stimuleren door het monetaire beleid te versoepelen, de belastingen te verlagen of geld uit te geven, en het resultaat is hetzelfde.
Maar de belastingverlagingen van Kennedy gingen gepaard met een krappe geldpolitiek. Met een inflatie van bijna nul hield de Federal Reserve de dagrente tussen de 4 en 5 procent en handhaafde een hoge reële rente.
Het combineren van een krappe geldpolitiek om de inflatie laag te houden met belastingverlagingen om de groei te stimuleren, was de onorthodoxe aanbeveling van de jonge Robert Mundell, de grootvader van de aanbodeconomie, en destijds een 30-jarige econoom bij het Internationaal Monetair Fonds. Het was ‘een IMF-paper van Robert Mundell die het denken van JFK beïnvloedde’, zei de econoom Carl Schramm. In dat paper betoogde Mundell overtuigend dat alleen een belastingverlaging de economie kon stimuleren.
Gewapend met het denken van Mundell veranderde president Kennedy van koers, ondanks de felle bezwaren van vooraanstaande economen. Het is vermeldenswaard dat verschillende verslagen van het Kennedy-besluit de invloed van Mundell niet noemen. Misschien omdat er onder academici een weerstand bestaat om Mundell de eerste aanbod-econoom te noemen.
Maar Kennedy’s langetermijnbijdrage aan de welvaart van Amerika was nog veel groter, aangezien het ruimtevaartprogramma nieuwe technologieën en nieuwe industrieën creëerde. Dat ruimtevaartprogramma kostte 250 miljard dollar en op zijn hoogtepunt waren er 400.000 mensen bij in dienst en werd er gebruik gemaakt van 20.000 industriële bedrijven en universiteiten.
De impact op de Amerikaanse productiviteit en toekomstige groei was enorm. Michael Evans van Chase Economics schatte dat 1 miljard dollar aan ruimte-uitgaven in de loop van de tijd 4,25 miljard dollar aan het bbp zou toevoegen. (In 1983 maakte ik gebruik van de methodologie van Evans om een vergelijkbare prognose te maken voor de impact van de uitgaven voor het Strategic Defence Initiative, in opdracht van Norman A. Bailey van de National Security Council.)
JFK’s grootste daad – met de kritische hulp van zijn broer Robert – was de vreedzame oplossing van de Cubaanse rakettencrisis. In 1959 plaatsten de Verenigde Staten Jupiter-kernraketten aan de Turkse grens met Rusland. Daarmee bedreigden ze de Sovjets met een aanvalswapen dat een veel kortere vliegtijd had dan de intercontinentale ballistische raketten in eigen land. Moskou reageerde op deze dreiging door raketten te plaatsen op Cuba, dichtbij de VS.
Alleen een staatsman als Kennedy kan ons uit het moeras halen
Terwijl de meeste van zijn militaire adviseurs acties eisten die tot een atoomoorlog hadden kunnen leiden, bereikte Kennedy in plaats daarvan een geheime overeenkomst met de opperste Sovjetleider Nikita Chroesjtsjov om de Amerikaanse wapens uit Turkije terug te trekken in ruil voor een parallelle Russische terugtrekking uit Cuba. Pas in 1989 onthulde de toenmalige Russische ambassadeur in Washington, Anatoly Dobrynin, de details van zijn ontmoeting met JFK in 1962.
De aasgieren onder de presidentiële historici hebben al 60 jaar lang de reputatie van John F. Kennedy aan stukken gescheurd, en we herinneren ons meer van zijn extravagante levensstijl dan van zijn visionaire leiderschap. Toch kan niets minder dan een staatsman van de statuur van Kennedy ons uit het huidige moeras halen; en niets minder dan het hedendaagse equivalent van de maanlanding kan de technologische voorsprong van Amerika herstellen; en niets minder dan hun ogen naar de sterren te richten, kan jonge Amerikanen, die aan hun toekomstperspectief zijn gaan wanhopen, opnieuw bezielen.
Vertaling Chris Rutenfrans
Wynia’s Week verschijnt 104 keer per jaar met even onafhankelijke als broodnodige berichtgeving. De donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!