Werden slaven in Afrika gekidnapt of gestolen? Een politiek-correcte mythe ontzenuwd.
Je kon erop wachten: politiek-correcte herdenkingstoespraken ter gelegenheid van de slavenemancipatie in Nederlands West-Indië, waarin werd beweerd dat de westerse handelaren in Afrika slaven hadden ontvreemd. Deze aperte leugen werd zelfs wetenschappelijk gelegitimeerd door Ulbe Bosma, onderzoeker van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) te Amsterdam, die de slavenhandel als ‘kidnappen’ kwalificeerde.
Uiteraard heeft Bosma er niet bij verteld hoe die slavenhandelaren in staat waren om in de loop der eeuwen maar liefst 11 miljoen (!) slaven uit Afrika te stelen. Ook onze premier lijkt geloof te hechten aan deze mythe, want in zijn excuustoespraak zei Mark Rutte dat de Nederlanders de slaven in Afrika hebben ‘geroofd’.
Nederlanders hadden aanvankelijk geen belangstelling voor slaven
Blijkbaar lijken maar weinigen zich te realiseren dat de koloniale verovering van Afrika pas goed op gang kwam na het midden van de negentiende eeuw. In de eeuwen daarvoor hadden de Europeanen geen enkele macht in tropisch Afrika en waren ze geheel afhankelijk van de goodwill van de Afrikanen.
Tropisch Afrika veroveren was uitgesloten , want de Europeanen stierven als vliegen door de vele dodelijke tropische infectieziekten, waaronder malaria. Wel ontdekten de westerse handelaren dat de Afrikanen zeer geïnteresseerd waren in goederen uit Europa, maar dat ze zelf niet veel te bieden hadden: wat kolanoten, struisvogelveren, wilde peper, olifantstanden, slaven en… goud.
Voor dit laatste product hadden de Nederlanders aanvankelijk de meeste belangstelling, want met slaven wisten ze toen nog niets aan te vangen.
Dat veranderde in de loop van de zeventiende eeuw, toen Afrika naast een exporteur van goud ook steeds meer slaven ging verkopen, een gevolg van de explosief toegenomen vraag naar gedwongen arbeid in de pas veroverde koloniën in Zuid-Amerika en West-Indië. Daardoor konden de Afrikanen steeds hogere prijzen voor hun slaven vragen en er ontstond een felle concurrentiestrijd tussen de westerse kopers.
Geen wonder dat de het inkopen van slaven steeds meer tijd in beslag nam zodat de Nederlandse slavenhalers in de achttiende eeuw daar gemiddeld een jaar mee bezig waren . Dan pas hadden de slavenschepen gemiddeld 250 tot 300 slaven aan boord en konden ze de Atlantische Oceaan oversteken, want met een kleiner aantal bestond de kans dat de reis verlies zou opleveren.
Aanvankelijk was zo’n lange inkoopperiode niet nodig, want in de zeventiende eeuw leverden de forten op de kust de meeste slaven. Daar voeren de slavenhalers naar toe en ruilden hun lading tegen slaven, die Afrikaanse makelaars in de maanden daarvoor aan de fortcommandant hadden verkocht.
Soms mocht op het strand een barak gebouwd worden
Daarna konden ze meteen aan de oversteek beginnen. Op den duur werd de concurrentie op de forten echter zo groot, dat de Europeanen ook op gedeelten van de Afrikaanse kust gingen handelen, waar zich geen forten bevonden.
Dat kostte veel tijd, want vaak gingen er dagen voorbij zonder dat er slaven te koop werden aangeboden en als er een Afrikaanse handelaar met zijn kano langszij kwam en via een touwladder aan dek was geklommen, dan had hij meestal niet meer een of twee slaven bij zich.
Soms stonden de Afrikaanse heersers toe dat de scheepstimmerman een tijdelijk barak timmerde op het strand, waar de door de Afrikaanse makelaars aangevoerde slaven werden geruild tegen textiel, buskruit, geweren, kaurischelpen of gebruiksgoederen zoals bestek, serviezen en staven ijzer. Om zo’n bouwsel te mogen neerzetten, diende de kapitein eerst een deel van zijn ruillading cadeau te geven aan het plaatselijk ‘opperhoofd’ en zijn familieleden.
Waar en hoe de Europeanen ook handelden in Afrika, steeds waren ze afhankelijk van de medewerking van de Afrikanen. Daarbij is het goed te beseffen dat de slavenhandel in Afrika al eeuwen had bestaan voordat de eerste Europeanen op het toneel verschenen. Bovendien waren de westerse slavenhalers zeker niet de enige kopers, want daarnaast ging de slavenhandel binnen Afrika gewoon door. Dat verklaart waarom de prijzen op de interne markten in Afrika daalden toen de slavenhandel over de Atlantische Oceaan werd verboden.
Pas na het verbod op de slavenhandel begonnen de Europeanen aan de verovering van tropisch Afrika. Dat was mogelijk geworden door de ontdekking van het anti-malaria medicijn kinine en de uitvinding van het snelvuurgeweer. In de befaamde woorden van Hilaire Belloc: ‘Whatever happens we have got the maxim gun and they have not’.
Het lijkt daarna moeilijk voorstelbaar, maar in de eeuwen daarvoor hadden de Europeanen buiten hun forten geen enkele macht. Bij een conflict met de fortbemanning viel de slavenhandel stil, want meestal trokken de Afrikaanse slavenhandelaren één lijn.
Een boycot van slavenhandelaren als sanctie
Ook de Nederlanders werden met zo’n boycot geconfronteerd, bijvoorbeeld toen een Nederlands schip eens een slaaf had gekocht, die de zoon van een lokale heerser bleek te zijn. Pas nadat deze slaaf was opgespoord in de West, vrijgekocht en teruggebracht naar de Goudkust, begonnen de Afrikanen weer met de Nederlandse schepen en forten te handelen.
Alleen al dat incident geeft aan dat diegenen, die menen dat de Nederlanders hun slaven kidnapten of stalen, geen idee hebben van de werkelijke machtsverhoudingen in Afrika.
Piet Emmer is emeritus-hoogleraar geschiedenis aan de Universiteit Leiden en de belangrijkste deskundige op het vlak van de Nederlandse slavernijgeschiedenis. Hij publiceert regelmatig in Wynia’s Week.
Het zijn de donateurs die Wynia’s Week mogelijk maken. Doet u al mee? Doneren kan op verschillende manieren. Kijk HIER. Hartelijk dank!