RutteDrie en RutteVier hadden de grondrechten niet hoog in het vaandel
De coalities RutteDrie en RutteVier, met de samenstelling VVD, D66, CDA en ChristenUnie, hebben de burgerrechten en de spelregels van de parlementaire democratie niet altijd goed bewaakt. Ministers én Kamerleden van de coalitiefracties kwamen met voorstellen, handelingen en uitspraken die ingingen tegen de geest van de klassieke grondrechten (vastgelegd in hoofdstuk 1 van de Nederlandse Grondwet) als gelijke behandeling, vrijheid van vereniging en het recht op vrije meningsuiting.
RutteDrie en RutteVier konden tegenspraak vaak maar matig waarderen, of die nu kwam van Kamerleden, journalisten, wetenschappers of gewone burgers. In de openbaarheid richtte de toorn van de coalitie zich vooral op populistische tendensen onder burgers en op uiterst rechtse, niet-salonfähige, partijen als PVV en FVD
Belerende toon
In de beslotenheid fronste de coalitie ook de wenkbrauwen wanneer Kamerleden als Renske Leijten van de SP en Pieter Omtzigt (eerst CDA, later Groep Omtzigt) hun controlerende taak effectief uitvoerden, toch essentieel voor een functionerende parlementaire democratie. Beide Kamerleden kregen mondjesmaat informatie over de aanpak van fraudebestrijding rond de Kinderopvangtoeslag. In het geval van Omtzigt deed RutteDrie actieve pogingen hem als Kamerlid van de CDA-fractie het zwijgen op te leggen.
Een constante factor tijdens RutteDrie en RutteVier was de vaak belerende toon aan het adres van individuele Nederlandse burgers: die moesten niet teveel klagen op de sociale media, niet teveel demonstreren én niet teveel vragen stellen bij de aanpak van diverse crisissen als de uitbraak van corona en de stikstofcrisis.
Maxim Februari, jurist en schrijver van het boek Doe Zelf Normaal, hekelde de attitude van ‘het is crisis en er moeten nu besluiten komen’. Achter die haast gaat volgens Februari ‘een groot dédain schuil jegens democratie en rechtsstaat’.
Hoogleraar Paul Frissen benadrukte onlangs dat de staat in potentie ‘een heel gevaarlijke institutie is’. RutteDrie en RutteVier vergaten nog wel eens dat de Grondwet er is om de burger te beschermen tegen al te drastisch optreden van de staat, en niet andersom. Hieronder een paar concrete voorbeelden.
Rechtsonzekerheid in de Toeslagenaffaire
In de Toeslagenaffaire moest een aantal Nederlandse burgers opboksen tegen een overheid die met maximale strengheid tegen hen procedeerde, niet alle informatie openbaarde en inflexibele rechters aan haar kant had (de Raad van State bevestigde steeds de ‘alles-of-niets-uitleg’ van de wet). De voorzitter van de Raad voor de Rechtspraak constateerde in 2021: ‘Voor de slachtoffers van de toeslagenaffaire bestond de rechtsstaat de facto niet.’
Bovendien kwamen bij de fraudebestrijding (al dan niet officieuze) praktijken voor – zoals selectie op nationaliteit en afkomst – die ingingen tegen het beginsel van gelijke behandeling en non-discriminatie in artikel 1 van de Grondwet.
Problematisering van uitingen op sociale media
D66-minister van Binnenlandse Zaken Kajsa Ollongren waarschuwde onder RutteDrie vanaf 2017 veelvuldig tegen (online) nepnieuws en desinformatie op sociale media. Politici met de verkeerde ideeën en ‘statelijke actoren’ als Rusland en China zouden de Nederlandse kiezer online manipuleren. Wilde beweringen die meer in lijn lagen met het wereldbeeld van regerende politici (‘Vladimir Poetin heeft Donald Trump aan de macht geholpen via Facebook-berichten’) golden niet als problematisch.
Ollongren liep strak in de pas met de Europese Commissie, die achter de schermen met de grote (Amerikaanse) spelers in de sociale media afspraken maakte om content (waaronder zinnige én onzinnige kritiek op het Coronabeleid) onder het mom van risico’s voor de veiligheid desnoods weg te kunnen filteren, minder zichtbaar te maken of te ‘demonitizen’ (adverteren onmogelijk maken).
Het is geen directe censuur vooraf – waartegen artikel 7 van de Grondwet bescherming biedt – maar wel problematisering van boodschappen (en de boodschappers) achteraf. En wanneer de regering zijn gezag en autoriteit loslaat op het meningenlandschap treedt vanzelf een ‘chilling effect’ op, waarbij bedachtzame mensen zich wel twee keer bedenken voordat ze zich uitspreken over gevoelige onderwerpen
Persvrijheid
Er was de krampachtige omgang met de in 2022 tot het publieke bestel toegetreden omroep Ongehoord Nederland (ON). Kamerleden van RutteVier spraken vanaf dag één schande van deze FVD- en PVV-vriendelijke omroep – die amper een uur televisiezendtijd had op het middaguur. ON lijdt weliswaar opzichtig aan subjectiviteit en gebrek aan kwaliteit, maar daarin is ze niet de enige.
Staatssecretaris voor Media en Cultuur Gunay Uslu van D66 kreeg – na diverse kritische rapporten van de NPO-ombudsman – vanuit de NPO het verzoek ON uit het bestel te verwijderen. Dat schuurt met het uitgangspunt dat de regering niet treedt in de inhoud van wat publieke omroepen uitzenden. Mocht ON in de nabije toekomst uit het bestel worden gezet, dan ligt er een precedent waarmee toekomstige coalitiepartijen stemming kunnen gaan maken tegen elke omroep die hen politiek gezien niet bevalt.
Corona, avondklok en inperking demonstratierecht
Na het uitbreken begin 2020 van het coronavirus nam RutteDrie vergaande bestrijdingsmaatregelen. Aanvankelijk gebeurde dat op basis van noodverordeningen van de voorzittende burgemeesters van veiligheidsregio’s, die geen verantwoording hoefden af te leggen aan het parlement of zelfs maar aan een gemeenteraad. Korte tijd was onder RutteDrie een – sinds de Tweede Wereldoorlog niet meer geziene – avondklok van kracht, een maatregel die amper bijdroeg aan coronabestrijding maar wel veel weerstand en opstandig gedrag opriep.
Gedurende de pandemie smoorden de coalities-Rutte tegengeluiden graag in een deken van foei-geluiden (met vicepremier Hugo de Jonge in een hoofdrol), een voorbeeld dat burgemeesters die beslisten over het doorgaan van demonstraties niet ontging. Amnesty Nederland waarschuwde in 2021 dat het demonstratierecht – verankerd in artikel 9 van de Grondwet en in de democratische spelregels – onder druk stond vanwege hardhandig optreden van de politie bij een coronademonstratie op het Malieveld en bij het woonprotest in Rotterdam.
In de lente van 2023 hadden de coalitiepartijen én de gedoogpartijen PvdA en GroenLinks opeens geen behoefte meer aan een parlementaire enquête naar het coronabeleid, met als argumenten tijdgebrek en het – ongewenst bevonden – ‘wappie’-gehalte van de Kamerleden van FVD, PVV en de Groep Van Haga.
Dromen van een partijverbod
Artikel 8 van de Grondwet regelt de vrijheid van vereniging – waaronder die van politieke partijen. In 2019 begon de eerder genoemde minister Ollongren te broeden op de Wet op de Politieke Partijen, met voornemens voor meer toezicht op de financiering van partijen en meer regulering van online verkiezingscampagnes. Hoogleraar staats- en bestuursrecht Wim Voermans merkte op dat de maatregelen vooral bedoeld waren om de niet-middenpartijen (denk: PVV, FVD) aan te pakken.
Minister van Binnenlandse Zaken Hanke Bruins Slot van het CDA bracht eind 2022 een wetsvoorstel in consultatie dat aanstuurt op een afzonderlijke wettelijke basis voor een partijverbod.
Keer op keer hintten met name Kamerleden van D66 als Jan Paternotte dat het FVD doelwit was. Op 28 juni 2023 – tijdens een rondetafelgesprek in de Tweede Kamer over de weerbaarheid van de democratie – prentten diverse politicologen en rechtsgeleerden de aanwezige Kamerleden, onder wie Paternotte, in dat partijen verbieden (zolang die niet oproepen tot geweld) een gevaarlijke route is om te bewandelen in een democratie. Het is te hopen dat toekomstige coalities tijdig naar dergelijke waarschuwingen luisteren.
Coen de Jong is auteur van de boeken Dwingeland (2021) en Wokeland (2022). Deze boeken zijn overal verkrijgbaar, onder meer in de winkel van Wynia’s Week.
De onafhankelijke berichtgeving van Wynia’s Week wordt mogelijk gemaakt door de lezers, kijkers en andere donateurs. Doet u al mee? Hartelijk dank!