Goed nieuws: we zijn veel rijker dan we denken – en met de vermogensongelijkheid valt het heel erg mee
Verrassing! Nederlanders zijn al jaren rijker dan ze zelf weten. En deze rijkdom, het totale vermogen van Nederlanders, is ook nog eens gelijker over de samenleving verdeeld dan politici, en zeker die ter linkerzijde, denken.
Hoe kan dat zo opeens?
Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) heeft vorige week een nieuwe analyse van de particuliere vermogens in 2021 gepubliceerd. Particuliere vermogens zijn de optelsom van de waarde van koopwoningen, spaargeld, beleggingen, aandelen van directeuren-grootaandeelhouders in hun eigen bedrijf en andere bezittingen verminderd met de schulden, zoals hypotheekleningen.
De gespaarde pensioenen maken het verschil
In de reguliere becijfering van het vermogen worden de gespaarde pensioenen gek genoeg nooit meegeteld. Eind 2021 ging het om 1.945.194.000.000 euro pensioenbeleggingen. Dat was meer dan twee maal de hele jaarlijkse Nederlandse productie van goederen en diensten.
Waarom wordt dit volvette spaarvarken genegeerd? Het kapitaal wordt beheerd door pensioenfondsen. Dat geld staat geblokkeerd. Het is niet uw eigen spaarrekening, waar u naar believen geld op kunt storten en vanaf kunt halen. Omdat werknemers en gepensioneerden over het gespaarde pensioen geen beschikking hebben, telt het CBS de pensioenbeleggingen niet mee in de reguliere becijfering van de particuliere vermogens.
Mede daardoor heeft Nederland een toppositie bij internationale vermogensongelijkheden: heel hoog. Maar de pensioenbeleggingen zijn er natuurlijk wél. En u heeft daar vroeger of later profijt van.
Statistiekbureau CBS heeft nu geanalyseerd hoe de vermogens én de vermogensverhoudingen wijzigen als je de pensioenen wél meetelt. De uitkomsten zijn ingrijpend.
Het gemiddelde vermogen per huishouden heeft in deze becijferingen over 2021 een recordstand bereikt van 413.000 euro. Toch las je er vorige week weinig over. Dat in tegenstelling tot het advies van een commissie die de hoogte van het sociaal minimum onderzoekt en vorige week zijn eerste rapport uitbracht. De commissie adviseert verhogingen van onder meer minimumloon en bijstand die uitkomen op 6 miljard euro.
Waarom las je over het recordvermogen weinig en over sociale minima juist meer? Is dat ons ‘calvinistische’ ongemak met rijkdom? Bestaat er zoiets als ‘vermogensschaamte’? Of is het een voorbeeld van medialogica: een advies over sociale minimum is nieuws, want dat was er nog niet, terwijl een recordvermogen, ach dat weet de kijker en de lezer toch wel?
Een huishouden heeft gemiddeld 413.000 euro vermogen
Voor wie het niet wist, zoals ik, zijn hier twee uitkomsten van belang. De eerste is dat het gemiddelde vermogen per huishouden met 58 procent toeneemt tot 413.000 euro als de pensioenen worden meegeteld. Kortom: het CBS rekent Nederland in zijn reguliere definitie van vermogen niet rijk, maar ‘arm’.
De tweede relevante uitkomst is dat het vermogen in Nederland veel gelijkmatiger is verdeeld dan wat je doorgaans hoort in politieke discussies. Het aandeel van de groep van de tien procent rijkste Nederlanders in het particuliere vermogen daalt in de CBS-analyse van bijna 59 procent tot net iets minder dan 48 procent.
Door de inclusie van pensioenen daalt ook de zogeheten Gini-coëfficiënt. Dat is een internationaal alom gebruikte maatstaf om de ongelijkheid in één getal uit te drukken. Hij gaat van 0,74 naar 0,64. Hoe verder van 1 af richting nul, hoe gelijker de verdeling.
Een grote groep rijken is overigens internationaal gebruikelijk. Zij zijn geslaagde ondernemers, sport- en entertainmentsterren en erfgenamen van ‘oud geld’.
De nieuwe becijferingen van het CBS bevestigen en versterken de eerdere conclusie van Wouter Roorda, vorig jaar in Wynia’sWeek, waarin hij de mythe van de grote en groeiende Nederlandse vermogensongelijkheid doorprikte.
Vermogensongelijkheid is als politiek onderwerp tien jaar geleden opnieuw ontdekt met de publicatie van het boek Kapitaal in de 21-ste eeuw van de Franse econoom Thomas Piketty. Hij beschreef, kort gezegd, hoe de gestegen aandelenkoersen en de waarde van ondernemingen het vermogen van de eigenaren had opgejaagd.
Piketty trok onder meer de conclusie dat het rendement op kapitaal hoger ligt dan op arbeid en dat de rijken dus steeds rijker zouden worden. Wellicht gebeurt dat. Wellicht ook niet. Ontnuchterend feit: in 2022 kelderden de koersen van aandelen, obligaties én van de waarde van bedrijven. Rijken werden armer.
Nederland een koploper in ongelijkheid? Welnee
Piketty werd onthaald als een economische rockster. GroenLinks haalde hem bijvoorbeeld naar de Tweede Kamer om zijn boodschap verder te verspreiden. Zijn analyse vond een gewillig oor bij (linkse) politici, maar ook bij ambtenaren die altijd op zoek zijn nieuwe bronnen van belastinginkomsten.
Hun redenering: vermogensongelijkheid is een maatschappelijke misstand. De overheid kan dat met hogere belastingen rechtzetten en incasseert ook nog eens extra inkomsten. Kassa. Twee keer vangen.
Maar wat blijkt als je naar de nieuwe CBS-cijfers én naar de data op de website van Piketty kijkt: Nederland is internationaal helemaal geen koploper in ongelijkheid, maar een middenmoter. De gigantische Nederlandse pensioenbesparingen vertekenen steeds het beeld. In de meeste andere landen moeten werknemers zélf voor hun pensioen sparen. Hun individuele pensioengeld wordt bij hun vermogen geteld. In Nederland juist niet.
In 2028 worden pensioenen deel van de vermogens
Of, beter gezegd: nóg niet. Uiterlijk 2028 moeten de pensioenfondsen de gespaarde pensioenen aan individuele werknemers en gepensioneerden hebben toegedeeld. Dan worden pensioenen gewoon deel van de vermogens.
Dan zal, hopelijk, ook steeds duidelijker worden, dat vermogensongelijkheid meer is dan het feit dat enkele mensen puissant rijk zijn (zie de Quote 500). De bulk van de koopwoningen én van de gespaarde pensioenen zit bij de middenklasse. Deze spreiding over miljoenen huishoudens maakt de vermogensverdeling juist gelijkmatiger, niet extremer.
Menno Tamminga is economisch columnist van Wynia’s Week. Eerder was hij redacteur en columnist van het Financieele Dagblad en van NRC Handelsblad.
Wynia’s Week wordt mogelijk gemaakt door de vrijwillig betaalde abonnementen van de lezers. Doet u al mee? Doneren aan Wynia’s Week kan HIER. Hartelijk dank!