Geen landbouwakkoord? Hoe erg is dat? Het poldermodel heeft zijn tijd gehad.

kok
Werkgeversvoorzitter Chris van Veen (l) en vakbondsleider Wim Kok bezegelen het Akkoord van Wassenaar, 24 november 1982. Bron foto: werf-en.nl.

Polder. Grazige weiden. Koeien. Hoe Nederlands wil je het hebben? En dan weten uitgerekend de polderaars bij uitstek, de boeren- en landbouworganisatie LTO, hun voorman Sjaak van der Tak (CDA) en minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Piet Adema (ChristenUnie), geen landbouwakkoord te sluiten.

Verbazingwekkend?

Nee, volstrekt logisch.

In de geschiedenis van het naoorlogse georganiseerde overleg tussen werkgevers, vakbonden en ministers, dat veel later bekend werd als het ‘poldermodel’, neemt de land- en tuinbouw een aparte plaats in. De agrarische wereld liep namelijk voorop. Zij hadden het Landbouwschap. Dat was een organisatie met dwingende bevoegdheden waarin de vertegenwoordigers van boeren en tuinders permanent overleg voerden met ‘hun’ minister van Landbouw. Ook dat was uniek: een bedrijfstak met een eigen ministerie.

Drie belangenblokken

Het belang van de landbouw in de Nederlandse economie nam na 1945 vervolgens steeds verder af ten opzichte van andere sectoren, zoals de industrie,  de dienstensector en niet te vergeten de overheid. Dáár groeide de werkgelegenheid. Daar werd het nationaal inkomen verdiend.

Inmiddels wordt het poldermodel al decennia niet meer geassocieerd met landbouw en met boeren. In het poldermodel zijn de werkgevers (VNO-NCW, MKB Nederland, LTO), de vakbonden (FNV, CNV, VCP) en het kabinet centraal komen te staan. Deze drie belangenblokken overleggen in de Sociaal Economische Raad (SER), al doen ze dat veel minder dan vroeger. De werkgevers en vakbonden hebben daarnaast hun eigen overleg in de Stichting van de Arbeid.

Kenmerkend voor de huidige stand van het poldermodel is misschien wel dat je vooral iets van de deelnemers hoort als er successen uit het verleden gevierd kunnen worden. Zoals 75 jaar Stichting van de Arbeid in 2020. Of het feit dat het in 2022 veertig jaar geleden was dat werkgevers en vakbonden het zogeheten ‘Akkoord van Wassenaar’ sloten. De vakbonden beloofden toen loonmatiging, zodat de werkgevers winstherstel tegemoet konden zien om de economische depressie uit te zingen. Op hun beurt beloofden de werkgevers een betere verdeling van banen zodat de torenhoge werkloosheid werd bestreden.

Het akkoord kreeg eind jaren negentig mythische proporties. De Amerikaanse president Bill Clinton en de Engelse minister-president Tony Blair bejubelden het Nederlandse sociaal overleg als voorbeeld van de zogeheten ‘derde weg’. Dat was een kortstondig populaire politieke koers tussen linkse geldsmijterij en rechtse afbraak van de verzorgingsstaat.

Wereldkampioen deeltijdwerken

Toen het Akkoord van Wassenaar werd gesloten zagen weinigen daar echter de verlossing in. Sterker nog: een jaar later, in 1983, hielden de vakbonden bij de overheid, van brandweerlieden tot postbezorgers en vuilnisophalers, de langste stakingen na 1945. Zij pikten de 3 procent verlaging van salarissen en uitkeringen niet die het eerste kabinet Lubbers oplegde.

Inmiddels is wel duidelijk dat het Akkoord van Wassenaar de basis legde voor een inmiddels hardnekkig probleem: personeelstekorten. Nederland werd wereldkampioen deeltijdwerken. De akkoorden kennen ook een lelijk manco: ze zijn een voldongen feit, de volksvertegenwoordiging mag tekenen bij het kruisje.

Pop-up acties

De stakingen van 1983 zijn, met de kennis van nu, misschien wel kenmerkender voor de richting van de samenleving dan de consensus die het Akkoord van Wassenaar wilde uitstralen. Het kenmerkende is dat de achterban steeds vaker niet langer de leiders volgt die in Den Haag de belangen van diezelfde achterban moeten behartigen. Langer geleden zag je dat al in de gezondheidszorg (NU’91). In 2018 zorgde de pop-up actiegroep PO-in-actie buiten de vakbondskaders om voor reuring, looneisen en demonstraties in de onderwijswereld. De vakbonden namen de actievlam graag over.

Dat is de trend die zich heeft voorgezet. De samenleving tendeert naar meer confrontatie. De plotselinge inflatie heeft de onzekerheid en het ongenoegen verder aangewakkerd. Zeker de FNV wil niet nog eens overtroefd worden door pop-up acties van groepen (niet)leden. Vandaar ook de hoge looneisen.

Maar het pensioenakkoord dan, zult u misschien tegenwerpen?

Dat is precies de bevestiging van het voorgaande. Het eerste pensioenakkoord, het wordt nog wel eens weggemoffeld, dateert uit 2010. Deze afspraken werden getorpedeerd door dwarsliggers bij de FNV-bonden voor bedrijven en later ook de ambtenarenbond. Zij waren bang dat pensioen zou uitdraaien op een ‘casinopensioen’, een speelbal van de financiële markten. Dus, zelfde verhaal: werknemers die vertegenwoordigd waren, voelden zich niet vertegenwoordigd. Zij ondernamen actie.

In 2019 volgde, na tien jaar bevriezing van miljoenen pensioenen, een nieuw akkoord dat sneller hogere pensioenen belooft. Uiterlijk in 2028 moeten de nieuwe pensioenregelingen zijn ingevoerd. Iedereen in Den Haag en in de pensioenwereld weet nu al dat deelnemers, met name gepensioneerden, rechtszaken zullen voeren. Je kon het verwachten. Het poldermodel werkt niet voor iedereen, want gepensioneerden waren bijvoorbeeld bij het onderhandelen over het akkoord niet vertegenwoordigd als aparte groep belanghebbenden.

Fiasco

En het landbouwakkoord? Het concept telt maar liefst 84 pagina’s tekst. Dat is het beste bewijs van gebrek aan vertrouwen en het verlangen naar zekerheid. Ter vergelijking: het Akkoord van Wassenaar was anderhalve A4.

Het fiasco van het landbouwakkoord laat zien dat er geen overeenstemming was over de belangen van de verschillende deelnemers, toch een eerste vereiste voor een akkoord. Boeren zijn boos, organiseren zich zelf, kiezen confrontatiepolitiek, voeren de druk op hun vertegenwoordigers op en dan klapt het. Waar het poldermodel na de oorlog begon, met de voorloper van het Landbouwschap, tekent zich ook het einde af. De cirkel is rond.

Menno Tamminga is economisch columnist van Wynia’s Week. Eerder was hij redacteur en columnist van het Financieele Dagblad en van NRC Handelsblad. 

Wynia’s Week wordt mogelijk gemaakt door de vrijwillig betaalde abonnementen van de lezers. Doet u al mee? Doneren aan Wynia’s Week kan HIER. Hartelijk dank!