De Eerste Kamer is geruttificeerd – en dus rijp om te worden afgeschaft

kamer
Premier Mark Rutte in gesprek met VVD-senator Loek Hermans voorafgaand aan het debat in de Eerste Kamer over de regeringsverklaring (2010). Foto: Wikipedia.

Vlak voor het aantreden van de nieuwe Eerste Kamer namen de oude leden nog snel twee zeer omstreden wetten aan: de Pandemiewet en de Pensioenwet. Formeel mag het, maar wie zo ostentatief ogen en oren sluit voor kritiek en de eigen positie uitbuit, moet niet vreemd opkijken van pleidooien om de Eerste Kamer af te schaffen. Want het was niets en het wordt niets.

Er was geen dringende noodzaak om de Pandemiewet op de valreep tot stand te brengen. Corona is voorbij en andere pandemieën zijn niet in aantocht. Als je dan toch een wet doordrukt waarin allerlei vrijheidsbeperkende maatregelen staan die door het kabinet in de coronaperiode improviserend, op de rand van de Grondwet en vaak tegen de wil van vele burgers zijn uitgevaardigd, dan trek je vuur.

Als je dan ook nog eens negeert dat in de Tweede Kamer een parlementaire enquête is gestart naar het coronabeleid, dan ben je van kwade wil. Samen met het kabinet overigens.

Het proces als finaal argument

Bij die andere wet is het nog erger. Er is jaren en jaren gepraat over een nieuw pensioenstelsel, dus ook hier ontbrak de dringende noodzaak om haastje-repje de wet erdoor te duwen. Dat geldt te meer omdat het hier om de grootste financiële regeling ooit gaat: 1400 miljard euro.

Het nieuwe pensioenstelsel zou het huidige, enorm ingewikkelde systeem moeten vervangen, maar wat uiteindelijk op tafel kwam, is vele malen complexer geworden. Bovendien is nu al duidelijk dat de invoering een ramp gaat worden die zich in elk geval niet laat voorkómen – zoals de Senaat denkt – met een jaartje extra tijd.

Ook belangrijke juridische vragen rezen: wordt hier niet het door burgers opgebouwde pensioen onteigend en vergt de aanpassing van de pensioenregeling voor politieke ambtsdragers geen twee derde meerderheid zoals de Grondwet voorschrijft.

Maar nee hoor, de dames en heren lieten zich niet meer stoppen. Er was nu zo lang gepraat over een nieuw pensioenstelsel, vonden ze, er moest maar eens een punt achter gezet worden. Het proces als finaal argument. Op de dag dat de nieuwe senaat door de Provinciale Staten werd gekozen.

In de woorden van Johan Rudolph Thorbecke, de staatsman die de bestuurlijke inrichting van ons land in 1848 ontwierp, is de Eerste Kamer een instituut ‘zonder grond en doel’.

In 1814 is de Eerste Kamer door koning Willem I ingesteld als bolwerk rond de Kroon, gereserveerd voor de allerbovenste bovenlaag van de samenleving en bedoeld om de waan van de dag (lees: de invloed van de toen zeer selecte Tweede Kamer) te dempen.

Thorbecke wilde er in het revolutiejaar 1848 vanaf, maar dat leverde zowel met de koning als met de toplaag van de samenleving te veel gedoe op en dus werd een ietwat geliberaliseerde senaat gehandhaafd.

Chambre de réflexion

Ook met het onnodige leer je leven. De Eerste Kamer verwierf zich een plaatsje in de schaduw van het staatsbestel. Hij positioneerde zich als de chambre de réflexion, waar mensen met grote bestuurlijke en juridische ervaring in alle rust wetsontwerpen toetsen op hun kwaliteit, in het bijzonder op hun rechtmatigheid, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid.

Vaak genoeg echter viel de senaat uit deze zelfgekozen rol en was ze net zo politiek als de Tweede Kamer. Wie daar kritiek op had, kon rekenen op hetzelfde verweer dat ook nu weer te horen was: het mag.

Natuurlijk gingen er regelmatig stemmen op om de Eerste Kamer af te schaffen, maar zoals met alle staatkundige vernieuwingen in ons land kwam daar niets van terecht. In de loop van de tijd is er nog wel wat gesleuteld aan de zittingsduur en de wijze waarop de Eerste Kamer werd gekozen, maar al met al is het gebleven wat het was: een hobbel op het einde van het wetgevingsproces.

De senaat is volledig verpolitiekt

Belangrijke, constructieve daden kunnen we ons van de senaat niet herinneren. Wel het wegstemmen van sporadische pogingen om ons staatsbestel een beetje te moderniseren, het correctief referendum en de gekozen burgemeester en beter bekend als de Nacht van Wiegel (1999) en de Nacht van Van Thijn (2005). Wees er maar trots op.

De laatste jaren is de senaat volledig verpolitiekt. Omdat de coalities geen meerderheid hadden, moesten er steeds dealtjes worden gesloten met oppositiepartijen, opdat wetsontwerpen niet zouden stranden in het zicht van de haven. Niks geen chambre de réflexion, maar chambre de négociation. Het ging de senatoren om het loven en bieden, om het binnenhalen van voordeeltjes voor de achterbannen en – wat het kabinet betreft – om het doorzetten van wetten.

Je zou kunnen zeggen dat de Eerste Kamer volledig is geruttificeerd. Een machtsinstrument, dienstbaar aan het enige doel dat we ons van de kabinetten-Rutte zullen herinneren: het eigen voortbestaan.

We weten nog niet wat de vaste gedoogpartijen GroenLinks en PvdA voor hun steun aan de Pandemiewet en de Pensioenwet in de wacht hebben gesleept. Ooit zullen we het horen, zoals we onlangs ook hebben vernomen hoe Rutte beide partijen een plaatsje in zijn vierde kabinet en ’25 procent van het kabinetsbeleid’ aanbood als ze zouden fuseren. Het voorzitterschap van de senaat is wel het minste dat ze zullen hebben gekregen. Een plekje in RutteVijf zal ook wel lukken.

De kans op verbetering is nihil

Het harde oordeel van Thorbecke, zonder grond en doel, gaat nog steeds op. En na twee eeuwen mag je ook wel zeggen dat de kans op verbetering nihil is.

Opheffen dus.

Een mooie gelegenheid om tegelijkertijd een paar dingen te regelen die al jaren slepen. Het kwam er nooit van omdat onze bestuurders wel altijd graag koploper zijn als anderen moeten veranderen, maar niet thuis geven als ze zélf moeten veranderen.

Laten we dit doen:

  1. We heffen de Eerste Kamer op.
  2. We verdelen de erfenis als volgt:
    1. De Tweede Kamer wordt uitgebreid met 75 zetels, waarmee recht wordt gedaan aan de enorme groei van de bevolking. Bovendien kan de ‘Enige Kamer’ zich dan inhoudelijker bezighouden met het wetgevingsproces, dat er nu stiefmoederlijk vanaf komt.
  • Tip: doe het een beetje snel, want dan kan deze uitbreiding worden meegenomen bij de verbouwing van het Binnenhof.
  • Stel een Constitutioneel Hof in dat op verzoek van burgers bepaalt of voorgenomen of geldende wetten in strijd zijn met de Grondwet (met name de vrijheidsrechten).
  • Geef de Raad van State de opdracht om expliciet de rechtmatigheid, uitvoerbaarheid en de handhaafbaarheid van wetsontwerpen te toetsen (naast de financiële grondslag en haalbaarheid).
  • Tip: haal de oneigenlijke rol van hoogste bestuursrechter bij de Raad van State weg en breng het onder in het reguliere rechtspraakstelsel.
  • Tip: haal het voorzitterschap van de Raad van State weg bij de Koning.
  • Versterk de directe invloed van de burger op het wetgevingsproces door instelling van een raadgevend referendum voor grondwetswijzigingen en een correctief referendum voor overige wetten of wetswijzigingen.

Hilarisch geblunder

Zolang Rutte premier is, zullen deze plannen niet worden opgepakt, maar zodra we van hem verlost zijn, kunnen we bij de eerste de beste kabinetsformatie deze bescheiden herziening van het staatsbestel in beweging zetten.

We zullen de Eerste Kamer niet gaan missen. Wel het vierjaarlijkse hilarische geblunder van leden van Provinciale Staten die bij de verkiezing van de senaat – wáár gebeurd – alle vakjes aankruisen, de verkeerde pen gebruiken of uit wraak op een concurrent stemmen.  Maar goed, daar staat heel wat tegenover.

Paul Verburgt schrijft wekelijks in Wynia’s Week over politiek en samenleving.

Wynia’s Week wordt mogelijk gemaakt door de donateurs. Doet u mee? Hartelijk dank!