Van Limburg naar Zwitserland: waarom zouden we nog trots zijn op DSM?
Het Nederlandse DSM-concern vond in 2022 een Zwitserse partner, maar verliest, zo werd vorige week bekend, co-voorzitter van de raad van bestuur Geraldine Matchett. Dan is er een duobaan met een man én een vrouw aan de top en dan vertrekt de vrouw. Ondertussen geeft het bedrijf hoog op van thema’s als sociale vooruitgang en inclusief personeelsbeleid. Wat is er toch aan de hand bij DSM?
DSM kan aanspraak maken op het predikaat minst bekende multinational van Nederland. Misschien ook wel de multinational met de minste landelijke media aandacht.
Ligt dat aan de geschiedenis, als voormalig staatsbedrijf De Staatsmijnen, dat sinds 1989 beursgenoteerd is? Is vestigingsplaats Heerlen te ver van de media in de Randstad? Of spreken de kernactiviteiten, biotech en toeleverancier van de voedingsindustrie, niet zo tot de verbeelding als bedrijven die rechtstreeks aan consumenten leveren, zoals Shell en Albert Heijn/Ahold Delhaize?
Drie jaar geleden ging topman Feike Sijbesma bij DSM met pensioen. Zijn opvolgers waren twéé topmanagers. Geraldine Matchett en Dimitri de Vreeze werden co-voorzitters van de raad van bestuur. Twee kapiteins op een schip – ongewoon.
Niet meer senang in Heerlen
Chipmachinefabrikant ASML, het meest waardevolle bedrijf van Nederland, werkt ook op die manier. Het is een bestuursvorm die veraf staat van de Angelsaksische opvattingen die in het Nederlandse bedrijfsleven dominant zijn. Er kan er maar één de baas zijn.
Onder leiding van het duo Matchett en De Vreeze is DSM op drift geraakt. Een complete divisie is verkocht, ook werden grote aankopen gedaan onder leveranciers voor voedingsbedrijven. De top voelde zich niet meer senang in Heerlen. Amsterdam was in beeld als nieuwe locatie. Basel ook. Het werd Maastricht.
In Heerlen, waar de wortels liggen, was men boos, ook omdat DSM zowel van de provincie Limburg als de gemeente Maastricht subsidie voor de verhuizing zou krijgen. Na het ontstane tumult besloot DSM alsnog van het geld af te zien.
Een jaar geleden volgde de miljardenovername van de Zwitserse smaak- en reukstoffenproducent Firmenich. Samen hebben zij ruim 13 miljard euro omzet en 28.000 medewerkers, waarvan 1.800 in Nederland.
De radertjes van de overname zijn gesmeerd met gemiddeld bijna een ton per persoon voor 300 DSM-managers in de vorm van bonussen en afwikkeling van aandelenbeloningen. De transactie heet een fusie van gelijken, maar DSM is duidelijk groter.
DSM-topmanagers krijgen de topfuncties. In de stoelendans blijft Matchett over. Dat is gezien DSM’s reputatie als sociaal vooruitstrevend bedrijf wel sneu. Dan is er een duobaan met een man én een vrouw aan de top en dan vertrekt de vrouw. Ze werd vorige week in een persbericht overladen met zóveel lof, dat het gênant was.
DSM-topvrouw Edith Schippers
Aan de tweehoofdige leiding was geen behoefte meer, was de strekking van het persbericht. En waarom staat het hoofdkantoor straks in Kaiseraugst (Zwitserland)? Omdat de Zwitsers dat wilden en het de DSM-top niet zo veel kon schelen, want men wilde toch al weg? Het lijkt erop.
De verplaatsing van de hoofdkantoren van Shell en Unilever naar Londen zorgde voor politiek rumoer. De klacht van topman Peter Berdowski van baggerbedrijf Boskalis over het vestigingsklimaat leidde tot een hoorzitting in de Tweede Kamer. Maar het vertrek van het DSM-hoofdkantoor baart geen opzien, ook niet in politiek Den Haag.
Terwijl VVD-kopstuk Edith Schippers, binnenkort fractievoorzitter in de Eerste Kamer, bij deze zakelijke emigrant een topbaan heeft. Ze was verantwoordelijk voor Nederland (en dus lobbyist nummer één tegenover het kabinet), vervolgens hoofd Europa, maar nu gaat ze het vastgoed beheren. Dat klinkt als meer in de luwte, meer tijd voor politiek.
DSM heet nu officieel DSM-Firmenich en behoudt met zijn nieuwe Zwitserse paspoort zijn plaats in de AEX beursindex. De AEX is de graadmeter van de beurskoersen van de grootste Nederlandse bedrijven. Hoewel, Nederlandse?
DSM-Firmenich is het achtste buitenlandse bedrijf in deze graadmeter met 25 namen. Deze acht hebben hun hoofdkantoor buiten Nederland, zoals Shell en Unilever, of ze hebben formeel hun hoofdzetel (staalbedrijf ArcelorMittal, investeringsfonds Prosus) wel in Nederland, maar nauwelijks of geen activiteiten in ons land.
Wie zijn de andere zeven? ArcelorMittal, Exor (holding van Italiaanse familie Agnelli), Prosus, RELX (uitgever), Shell, UMG (muziek) en Unilever. Nummer negen is al onderweg. Ferrovial, een groot Spaans bouwbedrijf, komt naar Nederland en wil dolgraag in de AEX.
De AEX doet niet aan nationale trots
Je zou verwachten dat de Amsterdamse AEX beursindex een afspiegeling is van het Nederlandse bedrijfsleven. Met 25 klinkende Hollands Glorie-namen. Niet alleen geld (ING) en oude roem (Philips), maar ook de nieuwe economie, zoals betaalbedrijf Adyen en ASML. Maar waarom dan zoveel buitenlandse concerns, die geen of steeds minder (Unilever) activiteiten in Nederland ontplooien?
De verklaring is simpel: de AEX is een handelsindex. Hoe meer handel in een aandeel, hoe groter de kans op een AEX-klassering. De Nederlandse economie doet er verder niet toe. In theorie zou de héle AEX uit buitenlandse bedrijven kunnen bestaan.
Spaanse politici zijn fel tegen het vertrek van Ferrovial naar Nederland. Iets met nationale trots? De Amsterdamse beurs doet daar niet aan. En Nederlanders ook steeds minder. Nog maar 46 procent van het Nederlandse publiek vertrouwt grote bedrijven, blijkt uit de meest actuele peiling van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Het lage vertrouwen in grote bedrijven is een optelsom van klachten: te veel gericht op winst, te grote beloningsverschillen en weinig aandacht voor het klimaat.
Ontworteld kapitalisme
Want waarom zou het publiek ook trots zijn? Buitenlandse topmanagers verplaatsen een bedrijf naar Nederland, als dat zakelijk beter uitkomt; Nederlandse topmanagers verhuizen om diezelfde reden de hoofdzetel naar het buitenland. Ze vertrekken later zelf ook weer. Zij zijn passanten. Representanten van ontworteld kapitalisme.
Menno Tamminga is economisch columnist van Wynia’s Week. Eerder was hij redacteur en columnist van het Financieele Dagblad en NRC Handelsblad.
Wynia’s Week wordt mogelijk gemaakt door de vrijwillig betaalde abonnementen van de lezers. Doet u al mee? Doneren aan Wynia’s Week kan HIER. Hartelijk dank!