Tweede Kamer maakt historische hutspot van racisme en slavernij
De Nederlandse regering heeft bij monde van premier Rutte excuses gemaakt voor het Nederlandse aandeel in de wereldwijde slavenhandel en voor de slavernij in de voormalige Nederlandse koloniën. Die excuses vormden de aanleiding voor een plenair debat in de Tweede Kamer. Slavernijhistoricus Piet Emmer luisterde op verzoek van Wynia’s Week mee.
Voor de meeste leden was het debat over de slavernij-excuses even wennen, want in plaats van over actuele problemen moesten ze plotseling discussiëren over een fenomeen dat al meer dan 150 jaar geleden is afgeschaft. Geen wonder dat veel sprekers nog meningen waren toegedaan, die het wetenschappelijke slavernijonderzoek al tientallen jaren geleden naar de prullenbak heeft verwezen.
Kuzu: ‘onafhankelijkheidsstrijders’
Het debat werd geopend door de heer Kuzu namens Denk. Zijn bijdrage wemelde van de historische fouten, hoewel hij als enige spreker – aardig detail – citeerde uit het Tweede Kamerdebat uit 1860 over de afschaffing van de slavernij in de Nederlandse koloniën. Kuzu lijkt te geloven dat de huidige activisten de opheffing van de slavernij ‘op het netvlies hebben gebracht’ en niet de Engelse abolitionisten tweehonderd jaar geleden. Die waren volgens Kuzu niet van belang, want het verzet van de slaven zelf (die hij raadselachtig als ‘onafhankelijkheidsstrijders’ omschreef) was volgens hem de belangrijkste reden om de slavernij af te schaffen.
Daarmee gaf Kuzu de slaven op Cuba en in Brazilië een trap na, want in die landen waren de ‘onafhankelijkheidsstrijders’ blijkbaar zo ineffectief dat de slavernij daar pas tegen het einde van de negentiende eeuw werd afgeschaft. Bovendien lijkt Kuzu de overtuiging toegedaan dat de Nederlanders de door hen vervoerde 600.000 Afrikanen stuk voor stuk tot slaaf hebben gemaakt. Zou hij niet weten dat alle door Afrikanen te koop aangeboden slaven die status al in hun eigen continent bezaten?
De Turkse en Marokkaanse slavernij?
Omdat Denk veel aanhang heeft onder Nederlanders met Turkse en Marokkaanse wortels, zou je verwachten dat Kuzu ook iets zou zeggen over de omvangrijke slavernij in die herkomstlanden. Maar daarover zweeg hij als het graf, wellicht omdat hij er dan op had moeten wijzen dat de slavernij in Turkije pas in 1924 is afgeschaft, na de val van het sultanaat en in Marokko in 1925 onder druk van kolonisator Frankrijk.
Onder de Turkse en Marokkaanse gastarbeiders in ons land zullen zich ongetwijfeld nakomelingen van die Turkse en Marokkaanse slaven bevinden, maar die lijken zich voorlopig verder door het leven te moeten slaan zonder excuses van hun regeringen.
Komt racisme van slavernij?
Toch moeten we de heer Kuzu niet te hard vallen over al deze historische misvattingen, want de overige sprekers deden het niet veel beter. Zo twijfelden de dames Belhaj (D66) en Piri (PvdA) er niet aan, dat het racisme het unieke gevolg was van slavernij. Was het eeuwenoude antisemitisme in ons land dan ook te wijten aan slavernij? Voorts zou de doorwerking van het slavernijverleden er de oorzaak van zijn dat ‘mensen van kleur’ in Nederland worden gediscrimineerd. Zou dat dan niet gelden voor de eveneens zwarte nakomelingen van de Afrikaanse slavenhandelaren onder de grote Ghanese gemeenschap in Amsterdam?
Hadden slaven geen familie?
De bijdrage van de heer Ceder van de ChristenUnie bevatte een praktisch voorstel: noem een van de vergaderzalen in het gerestaureerde Tweede Kamergebouw naar een slaaf of slavin, die verzet heeft gepleegd. Hoewel Ceder er de nadruk op legde dat zijn voorouders slaven waren, beweerde hij dat ‘veel mensen hun familieleden [werden] ontzegd, waardoor mensen nadat ze vrij werden geen identiteit hadden, geen erfgenamen hadden’.
Historisch onderzoek toont juist aan dat de slaven nauwe familiebanden kenden, vaak over de plantagegrenzen heen, maar dat die banden vaak verbroken werden na de afschaffing, toen veel ex-slaven gingen trekken en zich niet meer om hun partner, kinderen of ouders bekommerden. Dat had nadelige gevolgen, want kinderen en ouden van dagen kregen tijdens de slavernij voedsel en huisvesting van hun eigenaar, maar na de afschaffing van de slavernij werden ze plotseling afhankelijk van hun familie. Daar maakte het koloniale bestuur van Suriname zich grote zorgen over, want de zeer beperkte inkomsten van de koloniale overheid maakten het onmogelijk om aan al die groepen steun te verlenen. Van dat alles lijkt de heer Ceder geen weet te hebben.
‘Bewustwording’ of boetdoening voor 200 miljoen?
Tijdens het debat werd er veel gesteggeld over het op te richten ‘bewustwordingsfonds’ van maar liefst 200 miljoen (!) belastinggeld. De heer Van Strien (VVD) vond dat veel, de heer Kuzu weinig en mevrouw Simons ( Bij1) was van mening dat die 200 miljoen juist niet in een fonds moesten worden gestort, maar dienden te worden uitgekeerd aan de nakomelingen van de slaven.
Blijkbaar had mevrouw Simons niet in de gaten dat elke nakomeling dan maar een paar euro per persoon zou krijgen, want ook in de voormalige Nederlandse slavernijkoloniën Zuid-Afrika, Indonesië, Sri Lanka en Guyana zullen zich honderdduizenden gegadigden voor zo’n uitkering melden. Die wil de fractievoorzitter van BIJ1 toch niet met lege handen laten staan?
Komt lagere AOW van slavernij?
Daar bleef het niet bij, want mevrouw Simons ziet de slavernij blijkbaar ook als oorzaak van de lagere AOW-uitkeringen aan Surinaamse Nederlanders, die nog geen vijftig jaar in ons land hebben gewoond. Bovendien stelde ze een ‘holistische aanpak’ van het analfabetisme voor zonder uit te leggen wat dat met de slavernij te maken had. Zij lijkt niet op de hoogte van het feit dat het hoogste percentage analfabeten in de voormalige slavernijkolonies op Haïti woont, hoewel de slavernij daar juist veel eerder werd afgeschaft dan elders.
Mevrouw Koekoek, die het woord voerde namens Volt, bleek nog steeds de lang achterhaalde maar hardnekkige mythe aan te hangen dat Europa rijk geworden was van de slavernij. Ze lijkt niet te beseffen een aantal van de rijkste landen in Europa (Duitsland, Scandinavië) nauwelijks iets met slavenhandel en slavernij te maken hadden en dat juist de continenten, waar veel slavernij voorkwam, vandaag de dag de laagste inkomens per hoofd van de bevolking laten zien.
Hoe meet je ‘doorwerking’?
Spelbederver was de heer Bisschop van de SGP, die de vraag stelde hoe je de voortdurend benadrukte ‘doorwerking’ van het slavernijverleden precies kunt meten en wat precies de zin is van het vele geld, dat wordt uitgetrokken voor ‘bewustwording’. Dat viel absoluut niet goed. De heer Klaver (GroenLinks) haastte zich op bestraffende toon op te merken dat er over de bestemming van de 200 miljoen belastinggeld niet moet worden gediscussieerd. ‘Niet doen. We kunnen niet alles met een weegschaaltje wegen en overal een meetlatje naast leggen om te zien wat er gebeurt.’
Sylvana Simons vond het ook ongepast, want volgens haar bouwde de heer Bisschop ‘een rationele muur’. Logisch nadenken was in dit debat blijkbaar niet aan de orde. Ook mevrouw Belhaj had geen duidelijk idee wat er met al die miljoenen moest gebeuren, maar deze bedragen moeten er in ieder geval toe leiden dat ‘mensen er een goed gevoel van overhouden’. ‘Targets’ stellen zou maar tegen dat gevoel ingaan. Blijkbaar zien deze afgevaardigden al die miljoenen niet als overheidsuitgave maar als boetedoening, waarbij het normale budgetrecht van het parlement geen rol dient te spelen.
Overal slavernijmonumenten, ook als ze er al zijn?
In haar reactie kwam Hanke Bruins Slot, de minister van Binnenlandse Zaken, nog met een nieuw idee: in die gebieden, waar er onder Nederlands gezag slavernij had bestaan, dienen door ons land betaalde monumenten te worden neergezet, zowel in Suriname als op de Antillen. Blijkbaar beseft de minister niet dat er veel meer standbeelden nodig zijn, want ook Zuid-Afrika, Ceylon, Indonesië, West-Afrika en Brazilië moeten worden bedacht. Laten we dus hopen dat één model volstaat en dat het zich leent voor machinale fabricage. Of zou dat ook ongepast zijn?
Overigens bewees dit punt dat van een echt debat geen sprake was, want de heer Bosma (PVV) had erop gewezen dat er in Suriname al lang en breed een slavernijmonument staat, dat echter ‘geheel vervallen is en overwoekerd’ door onkruid, omdat geen Surinamer daar belangstelling voor heeft. Op zijn vraag of al die vroegere Nederlandse slavernijgebieden dus wel zaten te wachten op zulke monumenten, kwam geen antwoord.
Aan het einde van het debat beloofde de minister-president dat de Nederlandse regering Suriname zou steunen bij de aanvraag in Brussel om visumvrij reizen naar Nederland mogelijk te maken, want daar kon Nederland niet zelf over beslissen. Weer bleef onduidelijk of de bestaande visumplicht voor inwoners van Suriname ook een gevolg is van de slavernij van eeuwen geleden.
Prof Piet Emmer is de belangrijkste deskundige op het vlak van de Nederlandse slavernijgeschiedenis. Hij publiceert regelmatig in Wynia’s Week.
Het zijn de donateurs die Wynia’s Week mogelijk maken. Doet u al mee? Doneren kan op verschillende manieren. Kijk HIER. Hartelijk dank!