De nieuwe Transgenderwet is onnodig en gevaarlijk
Aan het begin van het nieuwe politieke jaar behandelt de Tweede Kamer de nieuwe Transgenderwet. Formeel is dit een wijziging van boek 1 van het Burgerlijk Wetboek ‘in verband met het veranderen van de voorwaarden voor wijziging van de vermelding van het geslacht in de geboorteakte’. Eenvoudig gezegd: deze nieuwe wet maakt het mogelijk om zonder tussenkomst van medische of psychologische deskundigen de registratie van het geslacht te veranderen. Als een man zich vrouw voelt, mag hij zich als vrouw registreren, en andersom.
Deze wet lijkt alleen maar gelijke rechten voor iedereen in het vooruitzicht te stellen, en lijkt dan ook onomstreden – al kan men zich tegelijkertijd afvragen of hier niet een ‘probleem’ wordt opgelost dat voor veruit de meeste Nederlanders alles behalve een urgente kwestie is. Niemand zal willen ontkennen dat genderdysforie (onbehagen met het geboortegeslacht) een serieuze zaak is. Maar de wet bevat ingrijpende voorstellen, en een debat erover komt nauwelijks op gang. Alsof het niet op gang mág komen.
En dat terwijl het verzet tegen de voorstellen allerwege – onder medici, feministen (Voorzij), opinievormers als Jan Kuitenbrouwer en Peter Vasterman, en politiek filosofen – toeneemt. Niet alleen in Nederland, maar ook elders in Europa (in Denemarken, Duitsland en Engeland) en in de Verenigde Staten.
Wat is de inhoud van de nieuwe wet?
De wet voorziet in een vereenvoudiging van de procedure en een versoepeling van de voorwaarden waaronder een geslachtsverandering op de geboorteakte kan worden vastgelegd. De wijzigingen zouden het belang van de emancipatie van transgenderpersonen dienen omdat sommige wettelijke voorwaarden voor de registratie van geslachtsverandering ‘lastig’ zouden zijn en een inbreuk op het zelfbeschikkingsrecht zouden betekenen.
Initiatiefneemster Lisa van Ginneken (D66) zei in een interview met de Volkskrant (23 juli 2022): ‘Mijn belangrijkste motivatie […] is de fundamentele ongelijkheid in Nederland. Er zijn groepen in onze samenleving die minder kansen en minder ruimte krijgen dan andere, en soms ook actief worden tegengewerkt. Als je dat ter sprake brengt, krijg je vaak te horen: ‘Je mag ook niets meer zeggen in dit land.’ Daar wil ik iets aan veranderen.’
Lobby-organisatie COC verwoordt het zo in een persbericht: ‘Eenvoudig wijzigen van je geslachtsvermelding is belangrijk omdat je met een verkeerde letter op je papieren bijna dagelijks te maken krijgt met ‘bureaucratisch geweld’, zoals Human Rights Watch het noemt. In het ziekenhuis, als je een pakketje ophaalt en je ID moet tonen, op school of aan de grens: steeds is er die angst voor vernedering en discriminatie.’
Geen deskundigenverklaring maar zelfidentificatie
Tot die vereenvoudiging behoort dat een deskundigenverklaring (van een psycholoog of arts) waarin wordt vastgesteld dat er sprake is van wilsbekwaamheid en van een duurzame overtuiging tot het andere geslacht te behoren, gaat vervallen. Zelfidentificatie is de basis van de diagnose: iemand is zelf tot de ‘overtuiging’ gekomen dat hij/zij tot ‘het andere geslacht behoort dan het geslacht dat in de akte van geboorte is vermeld’.
De nieuwe procedure wordt dat iemand (indien ouder dan zestien jaar) schriftelijk aan een ambtenaar van de burgerlijke stand laat weten dat hij/zij zijn/haar geslachtsregistratie wil wijzigen en dat hij/zij dit na een aantal weken bij deze ambtenaar bevestigt. Ook vervalt de leeftijdsgrens, zodat ook kinderen jonger dan zestien jaar hun geslachtsregistratie kunnen wijzigen. Zijn of haar wettelijke vertegenwoordiger kan bij de rechtbank een verzoek tot geslachtswijziging indienen.
Eerdere wijzigingen
Deze wijziging (versoepeling/vereenvoudiging) is niet de eerste. In de Transgenderwet van 1985 stond nog dat iemands lichaam aan het gewenste geslacht moest worden aangepast en dat hij/zij een sterilisatie moest ondergaan. In de huidige Transgenderwet, uit 2014, zijn deze voorwaarden geschrapt en vervangen door de leeftijdseis van zestien jaar, de verplichte deskundigenverklaring en de verplichte voorlichting over de juridische gevolgen van de keuze. Als aan deze voorwaarden is voldaan, kan iemand zijn geslachtsregistratie zonder rechterlijke tussenkomst laten veranderen. De ambtenaar van de burgerlijke stand kan immers blind varen op de deskundigenverklaring.
In het nieuwe wijzigingsvoorstel vervallen dus deze voorwaarden uit 2014. Het nieuwe systeem wordt een systeem van volledige zelfidentificatie. Als iemand ervan overtuigd is dat hij tot het andere geslacht behoort, staat de weg voor hem/haar open om zijn registratie te wijzigen. De procedure is puur formeel, zonder inhoudelijke toets.
Wat is de impact op de samenleving?
De voorgestelde wetswijziging kwam tot stand op grond van een evaluatie van de bestaande wet. Die evaluatie rammelt nogal, en toont op geen enkele manier de noodzaak van een wetswijziging overtuigend aan. Ook was er een peiling met medewerking van belangenorganisatie Transgender Netwerk Nederland (TNN) onder zo’n 300 respondenten. Respondenten vinden dat de deskundigenverklaring in strijd is met het zelfbeschikkingsrecht, onnodig vertragend werkt en geen toegevoegde waarde heeft. Voor de afschaffing van de minimumleeftijd kan nauwelijks een beroep op het evaluatierapport worden gedaan. De respondenten verschillen sterk van mening.
Het grote manco van deze evaluatie is dat er op geen enkele manier onderzocht is wat de impact van de Transgenderwet is op de hele samenleving. Uit onafhankelijk onderzoek onder 1000 Nederlanders blijkt dat een meerderheid een deskundigenverklaring en een minimumleeftijd van 18 jaar van belang acht bij het wijzigen van het geslacht op de geboorteakte.
Nog geen 15 procent van de Nederlanders steunt de voorgestelde transgenderwet. Het nieuwe voorstel loopt daarmee het gevaar dat het kan worden beschouwd als een ideologisch prestigeproject van een kleine elite, die de politiek ervan heeft overtuigd dat zij zich toch niet schuldig zal willen maken aan de schending van mensenrechten en aan ‘transfobie’.
Wat zijn de bezwaren tegen deze nieuwe wet?
Er zijn verschillende redenen waarom deze wetswijziging onnodig en ongewenst is. Bezwaren tegen het wetsvoorstel zijn vanuit allerlei hoeken van de samenleving onder woorden gebracht.
1. Vrouwen brengen zeer praktische bezwaren tegen de wet in. Als iedere man kan claimen dat hij vrouw is, kunnen vrouwen geen nee zeggen tegen een man in vrouwentoiletten, kleedruimtes, praatgroepen, sportwedstrijden voor vrouwen of vrouwengevangenissen. Hun privacy en veiligheid komen daarmee in het geding. Maar dat niet alleen, ook de woorden vrouw en moeder staan onder druk. Wetenschappelijke tijdschriften en beroepsprofessionals spreken, bijvoorbeeld, over ‘lichamen met een vagina’ en wissen daarmee het woord vrouw uit.
2. Ook (medische) wetenschappers uiten fundamentele kritiek. Om te beginnen: biologisch gezien is geslacht binair en een zaak van het produceren van kleine of grote gameten (dan wel van de ontwikkeling daarnaar toe). Iemands seksuele identiteit is dus niet in zijn/haar brein gelokaliseerd. Bovendien is geslacht op veel plekken uiterst relevant, zoals bij huiselijk of seksueel geweld, bij demografische analyses, in de criminologie, in de sport en in de geneeskunde.
Geslacht wordt een keuze
Het probleem van deze zelfidentificatie bestaat dus hierin dat niet het biologisch gegevene (zoals onze lichaamscellen, chromosomen, hormonen, geslachtsorganen, kleine en grote gameten) onze sekse bepaalt, maar ons gevoel, onze kijk op onszelf en hoe wij onze (seksuele) identiteit (gender) formuleren. Geslacht wordt een keuze. Geslacht zou een construct zijn, en dus veranderbaar. Genderidentiteit is in feite een onhoudbaar postmodern gedachtenspinsel
Er is bij jongeren (steeds jongere jongeren) en vooral bij steeds meer meisjes, inderdaad een behoefte om sekse en gender met elkaar in overeenstemming te brengen (‘een trend’, volgens Kathleen Stock). Maar er zijn nog veel medische en psychologische onzekerheden over de achtergrond van deze wens. We weten weinig over hoe genderidentiteit zich ontwikkelt.
Over de vraag hoe gevoelens van genderincongruentie zich tot andere problematieken verhouden, weten we ook nog weinig. In sommige landen, zoals Engeland, Zweden, Australië, Finland en Frankrijk is daarom besloten om jongeren voorlopig niet te behandelen (met psychische begeleiding, puberteitsremmers, hormonen of operaties).
Genderdysforie verdwijnt vaak
Veel jongeren die zich bij een genderpoli melden, zeker de helft, kampen met andere problematiek, zoals een ingewikkelde thuissituatie, autisme of een trauma (volgens onderzoek van het Radboud-umc). Chris Verhaak en Enny Das van het Platform Diversiteit in Geslacht en Gender van het Radboudumc en de Radboud Universiteit doen in opdracht van het ministerie van VWS onderzoek naar de oorzaken van de stijgende vraag naar transgenderzorg (begin 2022 stonden 7.700 mensen op een wachtlijst bij ziekenhuizen en ggz-instellingen, terwijl het in 2019 over 2.500 personen ging). Waar die stijging precies vandaan komt, is een nog altijd onbeantwoorde vraag.
Studies hebben aan het licht gebracht dat van de kinderen met genderdysforie 80 procent daar voor of tijdens de puberteit overheen groeit, meestal in de eerste fase van de puberteit wanneer de secundaire geslachtskenmerken zich ontwikkelen. Transgender is dus niet aangeboren of onveranderlijk, en ‘watchful waiting’ (terughoudend en voorzichtig zijn) is daarmee gepaster dan bevestigende zorg (affirmatie) en het in gang zetten van een vroege (sociale) transitie (waar de wijziging van de geslachtsaanduiding – als juridische transitie- een onderdeel van is). Het verdwijnen van genderdysforie voorkomt een lang, risicovol en vaak onomkeerbaar medisch traject.
Uit onderzoek blijkt ook dat de wens tot transitie het gevolg kan zijn van sociale beïnvloeding en dat die beïnvloeding vooral via de sociale media wordt overgedragen.
Duizenden betreuren hun transitie
Wanneer genderidentiteit het ware, authentieke zelf uitmaakt dat moet worden bevestigd (om te beginnen met een sociale transitie), volgt vaak een medisch traject met puberteitsremmers en cross-sekse hormonen. Wetenschappelijk onderzoek heeft echter duidelijk gemaakt dat het gebruik van die middelen niet zonder risico is: zij hebben vaak gevaarlijke, onomkeerbare, medische en psychische gevolgen (tot en met botproblemen, onvruchtbaarheid en depressieve en suïcidale stemmingen aan toe). Problemen rondom de complexiteit van deze zorg hebben al geleid tot de sluiting van de Londense genderkliniek Tavistock.
Schrijnend zijn de verhalen van detransitioners. Internationaal gaat het om duizenden mensen die hun transitie betreuren en hun levensverhaal delen. Dit is een belangrijke wake-up-call dat gevoelens van genderincongruentie om een zorgvuldige én terughoudende benadering vragen. Ook in ons land gaan er stemmen op om het verlangen naar een transitie te depathologiseren, te ontdoen van een imago van ziekte of van een stigma. Zelfidentificatie past in die ontwikkeling. Genderdysforie is dan geen afwijking meer, maar een eigen presentatie van je diepste identiteit, vrij van de natuur. Detransitioners zijn hét voorbeeld dat deze gedachtegang problematisch is.
Een gevaarlijk spel met de werkelijkheid
Het loslaten van de deskundigenverklaringen is in het licht van dit alles dus geen goed idee. Bij mensen met genderdysforie komt psychische problematiek bovengemiddeld veel voor. Het kan dan ook voorkomen dat kinderen/jongeren op het gebied van de wijziging van de geslachtsregistratie een keuze maken die (mede) wordt bepaald door invloeden waarvan zij zich niet bewust zijn. Van een autonome keuze is in zo’n situatie dan ook geen sprake. Juist daarom is begeleiding door een psychotherapeut van blijvend belang.
Bij zoveel gevaren en onzekerheden is het op z’n minst kwestieus dat organisaties als COC en de Rutger Stichting lesmateriaal aanbieden waarin heel jonge kinderen (op lagere scholen) worden uitgedaagd hun sekse te problematiseren. Soms lijkt het wel, en sommigen zeggen het, dat er een ‘gevaarlijk spel met de werkelijkheid’ wordt gespeeld en een groot ideologisch gevecht over de rug van zeer kwetsbaren wordt uitgevochten.
Ook het Genderdoeboek voor Scholen van TNN geeft advies voor de biologieles. Bij ‘DON’T’ staat: ‘Spreken over mannelijk en vrouwelijk voortplantingssysteem’. En bij ‘DO’: ‘Niet de lichaamskenmerken maken van iemand een man of een vrouw, maar de genderidentiteit en -expressie. Praat liever over ‘mensen met een penis’ of ‘mensen met een baarmoeder’.’ In wat voor een wereld komen we terecht wanneer dit soort zaken in het onderwijs op deze wijze worden aangeleerd?
Onderzoek bleek slechts een vragenlijst
Het beroep op de wetenschap in ideologisch geladen discussies is altijd lastig. Vaak betekent het dat welgevallig onderzoek wordt geciteerd en onwelgevallig onderzoek wordt genegeerd. Ook de Nederlandse regering maakt zich hier schuldig aan. Dat bleek, bijvoorbeeld, toen de NOS (NOS Stories) eind juni (23 juni) een onderzoek publiceerde over jongeren die gebukt gaan onder genderverwarring maar op een wachtlijst voor een geslachtsveranderende behandeling staan. Ze zouden wanhopig zijn, suïcidale gedachten koesteren en daarom zelf maar gaan experimenteren met medicijnen die online gemakkelijk verkrijgbaar zijn.
De aanname van het YouTube-filmpje van de NOS was dat jongeren regelmatig voor de spiegel staan en dan vaststellen dat zij in een lichaam huizen waarin zij zich niet thuis voelen. Maar dat dit in wanhoop en suïcidale gedachten zou resulteren, bleek na enig doorvragen totaal niet op grondig onderzoek gebaseerd te zijn.
‘Dus NOS Stories maakt nieuws met een ‘onderzoek’ dat eigenlijk geen onderzoek is, maar alleen een vragenlijst’, zo stelde mediasocioloog Peter Vasterman (oud-hoogleraar van de Universiteit van Amsterdam) op Twitter vast. ‘Als je de resultaten van je ‘niet-wetenschappelijke’ onderzoek met veel stelligheid de wereld in slingert, dan zouden de data toch openbaar moeten zijn. Anders kunnen we de kwaliteit van de data en daarmee van de berichtgeving niet controleren. Gevalletje voor de NPO Ombudsman?’
Wat hier gebeurt, is dat de Publieke Omroep een nieuwsproduct publiceert waarin op grond van een bepaalde aanname een dramatisch beeld van de toestand van vermeende transjongeren wordt geschetst, klaarblijkelijk met de bedoeling anderen op dit punt wakker te schudden en de politiek te bewegen tot een beleid dat de problematiek van de wachtlijsten oplost.
Bij nader inzien blijkt het onderzoek, dat aan dit nieuwsproduct ten grondslag zou moeten liggen, niet te bestaan. Maar toen er vanuit de Tweede Kamer vragen over deze uitzending werden gesteld, ontkende minister Kuipers alle vragen en twijfels en deed hij het voorkomen alsof alle aspecten op gedegen onderzoek berustten.
Genderideologie bedreigt vrije meningsuiting en pluriformiteit
3. Over de nieuwe transgenderwet en de geest waaruit die voortvloeit, bestaan ook grote zorgen bij mensen die de democratische rechtstaat ter harte gaat. In de eerste plaats omdat kritiek op de voorstellen bij voorbaat niet welkom is, en degenen die die kritiek uiten ‘homofoob’ of ‘transfoob’ heten te zijn en daarom niet meer mogen meepraten.
Toen de Kamerleden Pieter Omtzigt en Nicki Pouw-Verweij recent Kamervragen stelden over de nieuwe Transgenderwet, kregen zij het predikaat ‘extreemrechts’ opgeplakt. De genderideologie vormt zo een serieuze bedreiging voor de grondwettelijk gewaarborgde vrijheid van meningsuiting.
Een democratische rechtsstaat, in de tweede plaats, hoedt de pluriformiteit in een samenleving. Maar het diversiteitsdenken van de genderbeweging bedreigt juist deze pluriformiteit. Illustratief zijn de antwoorden van minister Ernst Kuipers op vragen van de Bij1-fractie. Die vragen betroffen een flyer, uitgebracht door het Gezinsplatform en Voorzij, waarin ouders de raad krijgen om de uitgesproken wens voor een nieuwe genderidentiteit van hun kind niet onmiddellijk te bevestigen maar eerst uitgebreid met elkaar te praten voordat er fysieke, onomkeerbare vervolgstappen worden gezet.
Dit advies is ‘desinformatie’, schreef Kuipers, en in strijd met het kabinetsbeleid. De Nederlandse regering wil bevorderen dat alle kinderen en jongeren zich ‘in vrijheid en veiligheid’ kunnen ontwikkelen. Hij steunt daarom graag organisaties die ‘door middel van gerichte interventies in onder andere christelijke gemeenschappen’ de emancipatie van transgenderpersonen willen bevorderen.
De taak van een regering was vanouds om een kader te scheppen voor groepen en mensen die het op tal van punten volstrekt met elkaar oneens zijn, zodat zij toch vreedzaam kunnen samenleven. De regering respecteerde de verschillende gemeenschappen binnen de samenleving, gaf geen enkele gemeenschap een geprivilegieerde positie, en mengde zich niet of uiterst terughoudend in het interne leven van gemeenschappen.
In het nieuwe (sociaal-)liberalisme ziet de overheid het als haar taak om in gemeenschappen te interveniëren om de ‘individualiteit’ van het individu, zijn fundamentele recht zichzelf te zijn, te beschermen. Onderschrijving van dit nieuw-liberale dogma fungeert meer en meer als toegangsbewijs tot de democratische rechtsstaat. Wie het niet onderschrijft, is af. De diversiteitsagenda vormt daarmee dus een regelrechte bedreiging van de pluriformiteit van de samenleving.
Mens schept zichzelf
4. De nieuwe transgenderwet vindt evenmin een welkom onthaal onder godsdienstige groeperingen. De in christelijke kring populaire schrijver C. S. Lewis (1898-1963) heeft in een serie lezingen voor de universiteit van Durham betoogt dat moderne mensen zich niet meer schikken naar de natuur zoals God die heeft geschapen, maar over de natuur willen heersen, inclusief de natuurwet en hun eigen natuur. Dat zou, vermoedde hij in 1943, tot manipulatie van ons genetisch materiaal kunnen leiden.
Maar zou het ook niet kunnen inspireren tot het streven om met behulp van de medische techniek in natuurlijke gegevenheden in te grijpen en zo subjectieve verlangens en gevoelens te realiseren? Lewis schetste het doembeeld van een wereld waarin de mens zichzelf schept, tegen iedere voorgegeven, goddelijke orde in. Het zou, meende Lewis, de afschaffing van de mens betekenen.
Ouders worden buitenspel gezet
5. Veel ouders hebben ook grote moeite met deze nieuwe wet omdat de relatie tussen ouder en kind erin verandert. Als een kind zestien jaar is of ouder, spelen de ouders of voogden van het kind (de wettelijke vertegenwoordigers) geen enkele rol in de procedure. Bij kinderen jonger dan zestien jaar, is het weliswaar de wettelijke vertegenwoordiger die een verzoek tot aktewijziging bij de rechtbank moet indienen, maar indien er een ‘geschil’ bestaat tussen ouders/voogden en kind, dan is het oordeel van de ouders/voogden niet doorslaggevend, maar velt de rechtbank een oordeel aan de hand van de bepalingen in de nieuwe wet (art. 28a).
Daarbij is dan doorslaggevend of het kind zelf de overtuiging heeft tot het andere geslacht te behoren dan het geslacht dat in zijn/haar geboorteakte is vermeld. Dit geldt zelfs voor kinderen jonger dan twaalf jaar. Als dit kind ‘in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake’ te komen, dan kan de rechter een wijziging van de geboorteakte gelasten.
Het argument is het zelfbeschikkingsrecht van het kind. Maar een kind heeft op heel veel terreinen geen zelfbeschikking en staat onder ouderlijk gezag. Ouders en jeugdprofessionals verenigen zich in organisaties om hun ervaringen te delen, en met behulp van onderzoeksjournalisten en wetenschappers te werken aan openheid, transparantie en gedegen onderzoek naar wat met hun kinderen en hun leefwereld gebeurt. Maar ouders verheffen ook op een andere manier hun stem.
Rond de duizend gezinnen beginnen in Groot-Brittannië een rechtszaak vanwege de bevestigende behandeling die hun kind kreeg van (de al eerder genoemde) genderkliniek Tavistock. Een ver-van-ons-bed-show die haaks op de goed geregelde genderzorg in ons land staat? Dat is de vraag. Ook hier verschijnen verhalen van verkeerde keuzes en spijt van transitie.
Tot slot is het nog van belang om op te merken dat het advies van de Raad van State over het wetsvoorstel (d.d. 4 mei 2021) zeer kritisch is. Volgens de Raad wordt nergens duidelijk gemaakt waarom het loslaten van de leeftijdsgrens noodzakelijk en verantwoord is. Tevens meent de Raad dat het goed is de deskundigenverklaring te handhaven omdat deskundigen heel goed kunnen vaststellen of mensen de consequenties van hun keuze begrijpen en of er redenen zijn om te twijfelen aan hun overtuiging.
Conclusie
Kortom: terwijl de nieuwe Transgenderwet een heilig doel lijkt te dienen, blijken er bij nader inzien fundamentele bezwaren tegen deze wet te kunnen worden ingebracht. De wet biedt een ‘oplossing’ voor een niet bestaand probleem. De huidige procedure biedt waarborgen tegen fouten en misbruik. Het wegnemen van die waarborgen is onnodig, onverstandig en gevaarlijk.
We lopen het gevaar, zo blijkt, om al dan niet uit ideologische overwegingen te experimenteren met een kwetsbare groep (jonge) mensen die beter verdienen. We lopen tegelijk het gevaar dat we mensen die lijden rond hun geslacht en gender ervaren, niet op een zorgvuldige en goede manier helpen. Het wordt daarom hoog tijd dat in een democratische rechtsstaat als de onze een open en grondig debat op gang komt, en dat de politiek vooralsnog pas op de plaats maakt en dit voorstel niet steunt.
Wynia’s Week zorgt 104 keer per jaar voor broodnodige, actuele berichtgeving. De donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!