Omarm je ongemak: hoe de diversiteitslobby haar eigen volgelingen creëert

handboek

Dát het diverser en inclusiever moet staat inmiddels wel vast. Met de evolutie van het debat kwam het accent te liggen op de vraag hóe we dat doen. Deze wending vertaalt zich in de titels op de boekentafels. Daar ligt nog steeds Witte onschuld (2016) van Gloria Wekker, een theoretische verhandeling die uitlegt hoe discriminatie nog volop woekert in de samenleving. Het kreeg gezelschap van een nieuw genre: zelfhulpboeken met tips voor geëngageerde burgers die hun leven willen beteren.

Een greep uit deze uitdijende groep titels. Witte suprematie & ik (2021) door Layla Saad, op de website van haar uitgeverij aangeprezen als een ‘Oost-Afrikaanse, Arabische, Britse, zwarte moslima die opgroeide in het Westen en woont in het Midden-Oosten.’ Volgende zelfhulpboek: Witte gevoeligheid (2020) door de Amerikaanse Robin di Angelo. Op haar website noemt ze verschillende ‘black owned’ boekhandels waar je terecht kunt voor haar werk. Niet alles waait over uit de Verenigde Staten; uit het eigen taalgebied komt Het antiracismehandboek (2021) door Chanel Matil Lodil, die zichzelf een ‘diversiteit & inclusie expert’ noemt.

Rammelend betoog

Sla één van deze boeken open en je begrijpt hoe het idee postvatte dat Nederland op diversiteitsles moet. De nieuwste generatie boeken maakt dat inzichtelijker dan de vorige. Deze moesten het hebben van de argumentatie – die doorgaans tegenvalt. Een rammelend betoog blijkt een brede aanvaarding van het gedachtengoed niet in de weg te staan, hoe kan dat?

Een concreet voorbeeld: het werk van Gloria Wekker is verre van toegankelijk, staat vol jargon en leunt sterk op een omstreden denker als Edward Said. Een enkeling zal het van kaft tot kaft hebben gelezen. Het gaat nauwelijks om de kwaliteit van de redeneringen, die de lezer moet verleiden om ook op diversiteitsles te gaan, begreep ik tijdens het bladeren door Het antiracismehandboek (2021).

Lezersmoeten hun fouten erkennen

Het is de toon die de muziek maakt, hoewel er eerder sprake is van een nogal typisch toontje. Chanel Lodik – en niet alleen zij – is één en al begrip. Via het zalvende begrip paait ze haar lezers. Dat begint al op de achterflap van Het antiracismehandboek. ‘Iedereen maakt fouten,’ staat daar.

De vergevingsgezinde toon keert terug als we het boek openslaan. Het begint, een tikkeltje koket, met een disclaimer. ‘Naming not shaming.’ De aangevoerde voorbeelden van racisme zijn bedoeld om een maatschappelijke trend te illustreren, niet om personen aan te vallen. We zijn immers feilbaar, aldus de teneur. ‘Zelf heb je vast ook fouten gemaakt, ik in elk geval wel.’

Ja, allicht. Iedereen vergist zich weleens en begaat missers. Tegen deze observatie valt weinig in te brengen. Tegelijk zit er een venijnig randje aan deze opmerking. Ze is de opmaat naar de volgende stap. Nadat de auteur heeft benadrukt dat ‘we allemaal beginners zijn’, is de lezer aan zet. Hij wordt geacht zijn missers te erkennen. Introspectie is de eerste stap naar een antiracistische samenleving.  

Maar het moet wel de juiste introspectie zijn, waarvan de uitkomst vastligt. De lezers behoren niet te concluderen dat het wel meevalt met hun vooroordelen. Dan zijn ze kennelijk nog niet zelfkritisch genoeg geweest.

‘Kwalijke reacties’

Luister naar de reden waarom het handboek niet begint met voorbeelden uit de praktijk. ‘Als ik zou beginnen met voorbeelden,’ zegt Chanel Lodik, ‘zouden er bij elk hoofdstuk mensen zijn die zeggen: “Ja maar dat is niet helemaal (sic) racistisch.” Dit maak ik dagelijks mee in de praktijk. Door het om te draaien ben ik deze kwalijke reactie voor.’

Zo blijft er weinig ruimte over voor oprechte kritiek. Mogelijk blijkt een voorbeeld inderdaad geen geval van racisme. Deze optie, aldus de impliciete boodschap van Het antiracismehandboek, hoeven we amper nog serieus te nemen. De mitsen en maren zijn al beland op de stapel met ‘kwalijke reacties’, samen met de kanttekeningen en tegenargumenten.

Na de biecht de loutering

Zo worden de lezers op subtiele wijze in de juiste richting geduwd. Ze kijken wel uit met hun kritiek, het verwijt van racisme is zo gemaakt. Dan liever het ongemak erkennen waarvan ze niet beseften dat het er zit. Dat het zo werkt, blijkt onder de Reviews op bol.com. ‘Duidelijk boek en leest al (opnieuw sic) een trein,’ staat er in een vier sterrenrecensie. Het gaat om de zin die dan volgt. ‘Soms voel je je ongemakkelijk erbij en dat is juist goed.’

Het ongemakkelijke gevoel als indicator dat we op de juiste weg zijn. Het duidt er niet op dat de aangevoerde argumenten onvoldoende overtuigen. Of dat er nuances bij te plaatsen zijn. Het is de eerste stap in een lang proces van genezing.

Of is het verlossing? Qua aanpak houden de handboeken het midden tussen therapie en een religieuze bijeenkomst. Therapeutisch is het taaltje waarvan ze zich bedienen; christelijk de handige gebruikmaking van de zonde. Dat je deze begaat, is niet erg, leert de kerk, zolang je de eigen zondigheid maar toegeeft. Na de biecht volgt de loutering. Ook het antiracisme mikt op onze boetvaardigheid.

Saad weet wat normaal is

De parallel met de biecht gaat verder. De rol van de diversiteitstrainer is vergelijkbaar met die van de geestelijke. De laatste zegt, nadat hij de biecht heeft aangehoord, dat de zondaar vergeven is. Kennelijk beschikt hij over de positie om daarover te oordelen. Hij legt zijn hand op diens voorhoofd en zegt: gaat in vrede nu. Dezelfde sussende woorden spreekt de diversiteitstrainer, die het je toestaat om je ongemakkelijk te voelen.

‘Beste lezer,’ opent Witte suprematie & ik, dat wil dat we ons privilege onder ogen zien via ‘dagelijkse reflectieopdrachten’. Vorig jaar was er een online challenge gebaseerd op het boek. Na haar verwelkoming gaat Layla Saad verder: ‘Wat ging er door je heen toen je de titel van dit boek voor het eerst las? Was je verrast? In de war? Geïntrigeerd? Voelde je je ongemakkelijk? Misschien al het voorgaande? Allereerst wil ik je graag op het hart drukken dat al die gevoelens en nog een heleboel andere volslagen normaal zijn.’

Eerste reactie: gelukkig, ik ben niet abnormaal, ondanks de twijfels die ik voel. De lezer weet zichzelf gerustgesteld. Dat neemt niet weg dat deze benadering iets aanmatigends heeft. Als Saad aangeeft dat het ok is om je verward te voelen, gaat ze ervan uit dat het aan haar is om vast te stellen wat normaal is. Via het invoelende begrip verheft zij zichzelf.

Weerstand als symptoom

Zo creëert de diversiteitslobby haar eigen volgelingen. Het makke publiek wordt aangeleerd zijn ongemak te omarmen. Nog een voorbeeld. ‘Een diverse werkvloer is niet per se gezellig’ staat er boven een duo-interview van Lex Bohlmeijer met Kamerlid Kauthar Bouchallikht (GroenLinks) en onderzoeksjournalist Zoë Papaikonomou – haar website heet diversitymedia.nl. En ook hierin weer het bekende toontje. Ditmaal gaat de interviewer door het stof. ‘Fouten maken heeft mij bevrijd,’ zegt hij. Zo hoort Papaikonomou het graag. ‘Prachtig,’ reageert ze. ‘Dit gaat over het omarmen van ongemak. We worden daar beter van.’

Intussen smoort de inhoudelijke discussie. Op kritiek wordt nauwelijks ingegaan. Sterker, die heet al snel onderdeel van het probleem. De tegenwerpingen zouden bewijzen hoe broodnodig een stevig offensief is.

In de wetenschapsfilosofie heet dit het weerstand als symptoom-argument en dat is voor alle duidelijkheid een drogreden. Bezwaren worden teruggebracht tot het gespartel van de conservatief die niet zomaar meegaat in een nieuwe theorie. De enige manier om aan dat verwijt te ontkomen, is door instemmend te knikken. Het ongemak promoveert tot deugd. De eerste stap naar meer diversiteit is gezet. Retorisch ijzersterk, deze benadering, maar intellectueel weinig bevredigend. Een echt debat blijft uit.

Filosoof en publicist Sebastien Valkenberg schrijft maandelijks een artikel voor Wynia’s Week over opmerkelijke, maar niet altijd direct zichtbare ontwikkelingen in de samenleving. U kunt deze broodnodige, onafhankelijke berichtgeving mede mogelijk maken. Kijk HIERHartelijk dank!