Deze tien kabinetsplannen kunnen meteen worden geschrapt
Het kabinet Rutte IV heeft zijn eerste honderd dagen er op zitten. De ministers zijn nog druk bezig om de afspraken uit het coalitieakkoord om te zetten in concrete plannen. Tegelijkertijd is de wereld de afgelopen maand dramatisch veranderd. We zijn, zoals de Canadese politicoloog Michael Ignatieff deze week schreef, in een proxy-oorlog met Rusland. Het echte vechten wordt gedaan door Oekraïners.
In Oekraïne vallen de dodelijke slachtoffers en worden steden door de Russen verwoest. Oekraïners vechten ook voor onze vrijheid. Het uiteindelijke doel van Poetin is, zoals de Amerikaanse historicus Timothy Snyder betoogt, de Europese Unie en de Verenigde Staten te vernietigen. Voor ons bestaat de oorlog voorlopig nog uit het leveren van wapens, het opvangen van vluchtelingen en het opleggen van sancties aan Rusland.
Door de oorlog is het coalitieakkoord van Rutte-IV achterhaald. Terecht riep CDA leider Wopke Hoekstra op tot heronderhandeling van het coalitieakkoord. Een nieuw akkoord waarbij rekening gehouden wordt met de gevolgen van de oorlog, is nodig.
Er is meer geld nodig voor onze eigen defensie en voor bewapening van het Oekraïense leger. Het kabinet heeft inmiddels besloten de defensie-uitgaven te verhogen tot 2% van het BBP. De vraag is of dat genoeg is. De oorlog zal pas over zijn als Rusland op de knieën is gedwongen en Poetin van het toneel is verdwenen. Dat kan nog wel even duren. In de tussentijd zal het nodig zijn de uitgaven verder te verhogen. Ook aan de Koude Oorlog kwam pas een einde toen Rusland uitgeput de handdoek in de ring gooide.
Naast meer geld voor defensie kost ook de opvang van Oekraïense vluchtelingen geld. Terwijl we onze eigen defensie versterken moeten we geen geld aan Poetin geven waarmee hij wapens kan kopen. Het is contraproductief als we tegelijk onszelf en hem bewapenen.
Onze afhankelijkheid van Russisch gas en olie moet daarom direct worden beëindigd. Dat daardoor de energieprijzen en de inflatie hoog blijven, moeten we accepteren. Het kabinet moet deze gevolgen wel zo veel mogelijk verzachten door lastenverlichting. Het zijn immers de laagste inkomens die het meest getroffen worden door de hoge energie- en voedselprijzen.
Het extra geld is er niet
Het coalitieakkoord staat vol met plannen voor extra uitgaven. Die zijn niet langer houdbaar. In plaats van extra uitgaven moet het kabinet zich richten op koopkrachtbehoud door lastenverlichting en op versterken van de defensie en hulp aan Oekraïne.
Het coalitieakkoord moet op de schop. Het oorlogskabinet moet zijn plannen aanpassen. Nu kan dat ook eenvoudig. Het huidige coalitie-akkoord bevat veel plannen die duur, ondoelmatig, overbodig en soms ronduit onzinnig zijn. Om het kabinet een handje te helpen bij het aanpassen van het akkoord aan de nieuwe werkelijkheid, volgt hier mijn top-10 van afspraken in het coalitieakkoord, die geschrapt kunnen worden.
1 Gratis kinderopvang
Het kabinet wil de kinderopvang vrijwel geheel gratis maken. Het doel is dat daardoor meer kinderen van ouders met een laag inkomen naar de kinderopvang gaan. Kinderen van ouders met hoge inkomens gaan veelal al naar de kinderopvang. Gratis kinderopvang is een verspilling van geld, zo heb ik al eerder hier op deze plek aangegeven.
Ouders met een laag inkomen betalen nu al een lage eigen bijdrage voor de kinderopvang. Voor hen wordt de financiële drempel met bijna gratis kinderopvang niet lager. De 2 miljard euro die het kabinet uittrekt voor bijna gratis kinderopvang komt vrijwel volledig terecht bij ouders met een midden- of hoog inkomen, ouders die ook zonder dat het gratis is, al volop gebruik maken van kinderopvang. Dit extra geld wordt besteed aan ouders die het niet nodig hebben, het is dus weggegooid geld.
2 De rijke schooldag
Het kabinet trekt €1 miljard uit voor de zogenaamde ‘rijke schooldag’ waarbij kinderen van 4 tot 12 jaar elke dag van half 9 tot 6 uur naar school gaan. Buiten de normale lesuren zouden alle kinderen in de buitenschoolse opvang de gelegenheid krijgen om te sporten, muziek te maken, toneel te spelen en vooral nieuwe vaardigheden op te doen. Verveling, ledigheid, videogames en het kijken naar YouTube-filmpjes worden zo uit het leven van kinderen verbannen.
Voorstanders van een rijke schooldag zien het als een mogelijkheid om kinderen 21e-eeuwse vaardigheden bij te brengen. Het is op zijn minst ironisch dat veel volwassenen klagen over de druk die de prestatiemaatschappij op ze legt en het aantal mensen met burn-out en andere psychische klachten enorm is, terwijl we onze kinderen willen verplichten om ook na schooltijd te presteren en nieuwe vaardigheden te leren.
Met de ‘rijke schooldag’ begint de prestatiemaatschappij al op vierjarige leeftijd. Er is ook geen wetenschappelijk bewijs dat een ‘rijke schooldag’ met allerlei verplichtingen goed is voor de ontwikkeling van kinderen. Laat kinderen kind zijn en schrap de ‘rijke schooldag’.
3 Herinvoering van de studiebeurs in het hoger onderwijs
De basisbeurs voor alle studenten keert weer terug, hoewel studenten ontevreden zijn over de hoogte er van. Net als de gratis kinderopvang is dit een maatregel waarvan vooral kinderen van ouders met hogere inkomens profiteren, kinderen die na hun studie goedbetaalde banen vinden waardoor ze ook tot de hogere inkomens gaan behoren. Voormalig PvdA-leider Wouter Bos had volkomen gelijk toen hij in 2015 de basisbeurs een perverse vorm van solidariteit noemde waarbij de slager voor de studie van de tandarts betaalt.
De argumenten om het sociaal leenstelsel af te schaffen snijden geen hout. Studenten beweren na hun studie met torenhoge schulden te zitten. De werkelijkheid is dat de gemiddelde studieschuld van een afgestudeerde aan een universiteit €26.000 bedraagt.
Onderzoek van het CPB geeft aan dat de meeste afgestudeerden weinig problemen hebben met het terugbetalen hiervan. Zeven jaar na afstuderen heeft ongeveer een derde van de studenten hun schuld afbetaald. Dat is niet verwonderlijk. Gemiddeld is het salaris van een jonge academicus €53.000 per jaar. Dat is twee zo veel als een MBO’er verdient en anderhalf keer zo veel als het inkomen van een HBO’er, blijkt uit onderzoek van de Leidse hoogleraar Koen Caminada. Als een universitair opgeleide net zo veel zou uitgeven als een MBO’er, is de gemiddelde studieschuld binnen een jaar afbetaald.
Het sociaal leenstelsel leidt niet tot leenangst, zoals tegenstanders beweren. Het bedrag dat wordt geleend is gestegen na invoering van het sociaal leenstelsel. De toegankelijkheid van het hoger onderwijs is ook niet minder geworden. Het aantal havo- en vwo-leerlingen dat gaat studeren is niet afgenomen. Afgelopen jaar zijn zelfs een recordaantal studenten aan een universitaire opleiding begonnen.
De financiering van het hoger onderwijs vergroot de inkomensongelijkheid. Mensen met een laag inkomen zonder diploma van het hoger onderwijs betalen voor de studie van mensen die na hun afstuderen tot de hogere inkomensverdieners gaan behoren. In een tijd waarin we sociale ongelijkheid willen verminderen is het hypocriet om de basisbeurs die de inkomensongelijkheid nog verder vergroot, weer in te invoeren.
4 Het fonds voor onderzoek en wetenschap
Voor wetenschap en onderzoek komt er een fonds van €5 miljard om de komende tien jaar achtergebleven investeringen in onderzoek in te halen, de kwaliteit van onderwijs te verhogen, de werkdruk te verlagen en meer ruimte te bieden voor ongebonden onderzoek. Of we blij moeten zijn met dit onderzoeksfonds, is de vraag.
De ervaringen met onderzoeksfondsen zijn negatief. Zo was er tussen 1995 en 2010 het Fonds Economische Structuurversterking waaruit vooral onnodige en prestigieuze onderzoeksprojecten werden gefinancierd. Wie herinnert zich nog de sleutel gebieden, het topsectorenbeleid of de Nationale Wetenschapsagenda? De overeenkomst tussen deze fondsen was dat onderzoeksgeld werd verspild.
Zodra werkgevers of universiteitsbestuurders gaan bepalen hoe het geld van onderzoeksfondsen wordt verdeeld weet je een ding zeker: niet de kwaliteit van de onderzoeksvoorstellen maar koehandel en vriendjespolitiek bepalen wie onderzoeksgeld krijgen. Als het geld voor wetenschappelijk onderzoek niet effectief besteed kan worden, kan het fonds beter worden geschrapt.
5 Alle medisch specialisten in loondienst
Het kabinet dreigt medisch specialisten te verplichten om in loondienst te gaan werken. Nu nog is ongeveer veertig procent van de medisch specialisten zelfstandig ondernemer. Het aandeel vrijgevestigde specialisten wordt wel steeds minder en steeds meer specialisten werken in loondienst van het ziekenhuis. Vrijgevestigd specialisten sluiten een contract om in het ziekenhuis te mogen werken.
Vrijgevestigde medisch specialisten zouden volgens sommigen te veel gericht zijn op productie en minder bereid zijn taken over te dragen aan bijvoorbeeld huisartsen. De productieprikkels zijn de laatste jaren wel minder geworden. Daarnaast zijn er hier en daar tekorten aan medisch specialisten. De toename van het aantal ouderen dat zorg gebruikt zal dit tekort alleen maar groter maken.
Belangrijker is dat het verplicht in loondienst gaan van medisch specialisten het kabinet ruim € 2 miljard kost. Dit geld is nodig om de medisch specialisten te compenseren voor de ‘goodwill’ die ze hebben betaald om als vrijgevestigd medisch specialist aan de slag te mogen jn een ziekenhuis. Dat is een verspilling van geld. Beter lijkt het om de vrijgevestigde specialisten langzaam te laten uitsterven.
6 Het bevriezen van het eigen risico in de zorg
Het eigen risico in de zorg is al een aantal jaren bevroren op €385 per jaar. De eigen bijdragen in de zorg zijn in Nederland ongeveer de laagste ter wereld. Meer dan 95% van de zorgkosten wordt opgebracht door verplichte solidariteitsbijdragen.
Elk jaar betalen jonge gezonde mensen weer meer voor de zorg voor ouderen en zieken. Het is redelijk dat mensen die van zorg gebruik maken een deel van de kosten zelf betalen. Solidariteit is niet ongebreideld en onbeperkt. Laat daarom het eigen risico – zoals ook in de wet staat – gewoon weer meestijgen met de kosten van de zorg.
7 Extra geld voor jeugdzorg
Het kabinet trekt €3.5 miljard extra uit voor de jeugdzorg. Elk jaar maakt een op de acht jongeren gebruik van de jeugdzorg. Omdat de meeste jongeren niet hun hele jeugd in jeugdzorg doorbrengen, ligt het aantal jongeren dat in aanraking komt met jeugdzorg vele malen hoger. Gemeenten stimuleren het beroep op jeugdzorg en vragen steeds opnieuw om extra geld. Daarbij richten ze zich ook nog eens op de lichtere vormen van zorg en laten ze kinderen die echt hulp en zorg nodig hebben vaak in de kou staan.
De schrijnende situaties en de lange wachtlijsten in de jeugdbescherming zijn daarvan een voorbeeld. Ik heb daar in het verleden hier ook aandacht aan besteed. De vraag of het zo goed is voor kinderen om in de jeugdzorg terecht te komen, wordt niet gesteld.
Het kabinet zou gemeenten moeten dwingen hun uitgaven aan jeugdzorg te richten op de kinderen die echt hulp nodig hebben. Dat is de taak van de gemeente. De opvoeding van kinderen is daarentegen geen taak voor de gemeente maar voor de ouders. Als gemeenten daarmee stoppen is al dat extra geld voor jeugdzorg helemaal niet nodig.
8 Het uitkopen van boeren
Vanwege de stikstof crisis wordt deze kabinetsperiode €7.5 miljard uitgetrokken om boeren uit te kopen. Gezien de dreigende voedselcrisis door de oorlog in Oekraïne is dit niet het goede moment om boeren te dwingen te stoppen met hun bedrijf.
De wereld – en zeker het armere deel van de wereld – heeft betaalbaar voedsel nodig. De Verenigde Naties voorspellen dat de oorlog zal leiden tot de grootste hongersnood sinds de Tweede Wereldoorlog. Dan is het ronduit cynisch om in ons land de voedselproductie te beperken. De plannen voor het uitkopen van boeren kunnen daarom het beste in de ijskast.
9 Het nationaal groeifonds
Het kabinet Rutte III besloot in 2020 miljarden uit te trekken voor het ‘Wopke-Wiebes-fonds’. Dit nationaal groeifonds is een speelbal van lobby- en belangengroepen. Van dergelijke fondsen weet je één ding zeker: het geld wordt nooit goed besteed. In het coalitieakkoord is al afgesproken om dit fonds te halveren. Beter is het om het fonds helemaal op te doeken.
10 De AOW laten meestijgen met het minimumloon
Het laatste overbodige voorstel staat niet in het coalitieakkoord maar is een wens van de oppositiepartijen. Via een meerderheid in de Eerste Kamer probeert de oppositie af te dwingen dat de AOW meestijgt met de eenmalige verhoging van het minimumloon die in het coalitieakkoord is afgesproken. Dit is onnodig.
De AOW ligt al ruim boven het sociaal minimum. Negentig procent van de AOW’ers heeft ook nog eens een aanvullend pensioen. Hierdoor zijn ouderen vergeleken bij andere inkomensgroepen financieel goed af en is het aantal ouderen dat in armoede leeft zeer laag.
De reguliere koppeling van de AOW met het minimumloon blijft ook gewoon in stand, alleen de eenmalige verhoging met 7,5% van het minimumloon geldt niet voor de AOW. Een extra stijging van de AOW is kostbaar en moet door de jongere, werkende generaties worden opgebracht. Het valt niet te verdedigen dat jongeren nog meer zouden moeten betalen voor ouderen die het gemiddeld financieel al goed hebben.
Wim Groot schrijft paar keer per maand heldere analyses over het Nederlandse overheidsbeleid voor Wynia’s Week. Steunt u deze broodnodige, onafhankelijke berichtgeving? Doneren kan via de bankrekening van Wynia’s Week NL94 INGB 0006 3945 08 of HIER Hartelijk dank!