Mehdi, een notoire veelpleger

WERDMOLDER020322-Mehdi
Het Lloyd Hotel in Amsterdam, nu weer een hotel, maar eerder jeugdgevangenis. Ook voor Mehdi

Hans Werdmölder volgde jonge (Marokkaanse) misdadigers vanaf de jaren tachtig. Eerdere afleveringen van deze serie in Wynia’s Week gingen achtereenvolgens over Najib, Ilias, Abdel, Rinus, Chico, Bob, Brahim, Driss, Hassan, Joessef, Said, Abdelkader, Karim en Nordin. Volgende week kijkt Werdmölder in een afsluitend essay terug op deze serie.

Issa zit op zijn vaste kruk aan de bar in het clubhuis Marnel. Het is november 1982. Issa staat bekend als aardig en vriendelijk. Misschien wel te aardig en vriendelijk voor deze omgeving, want hij wordt vaak wat pesterig aangesproken met zijn bijnaam: Louisa. De jongens in Marnel vinden hem geen echte, stoere man.                                                                                    

Issa is de intellectueel van het gezelschap; dat wil zeggen, hij gaat nog steeds naar school en spijbelt niet. In het huisblad De Telegraaf kijkt Issa altijd eerst naar de misdaadkoppen.

Zijn oog valt ditmaal op een klein bericht. Hardop en op wat lacherige toon leest hij: ‘Zwitser in cel verkracht. Een 20-jarige Zwitser, aangehouden vanwege een winkeldiefstal, is in een politiecel door een medegevangene mishandeld en seksueel misbruikt.’ De jongens aan de bar, waaronder de vaste bezoekers, moeten erom lachen. Commentaar van Abdelkader: ‘Begint het hier ook al.’         

Een maand later word ik door de hulpverlener Hans Blomsma bij de strafzaak betrokken. Hans is door justitie, school en de hulpverlening benaderd om te bemiddelen. Het blijkt te gaan om Mehdi, een jongeman van zestien, die wordt beschuldigd van het plegen van ontucht met geweld.

Verkrachting in een politiecel

Wat gebeurde er precies in de nacht van 15 op 16 november 1982? Drie Marokkaanse jongens, onder wie Mehdi, hebben na een avondje stappen een oudere homoseksueel beroofd van geld, betaalkaarten, inclusief het giropasje, en zijn cassetterecorder. De man, een niet onbekende acteur, heeft de knapen leren kennen in Lord, een bekende Amsterdamse homobar.

Na sluiting van de zaak heeft hij de jongens uitgenodigd om bij hem thuis nog wat te drinken. Onder de ogen van de gastheer vindt de diefstal plaats, waarna de dieven zich uit de voeten hebben gemaakt. De drie jongens worden in beschonken toestand opgemerkt door een passerende politiepatrouille.

Ze worden van straat geplukt en, onder verdenking van diefstal, naar het Bureau Lijnbaansgracht gebracht. Daar worden ze geplaatst op een groepscel, speciaal ingericht voor verdachten met een glaasje op. Later in de nacht krijgen ze gezelschap van een dronken Zwitser, die naar later blijkt ten onrechte werd verdacht van het plegen van een diefstal.

De nieuwkomer neemt plaats op de bank bij Mehdi. Er zijn slechts drie britsen in de cel. Daar heeft onder bedreiging de verkrachting plaats gevonden, waarbij ook rake klappen zijn gevallen. Toen Mehdi zich gereed maakte voor de penetratie zou hij tegen zijn maten hebben gezegd: ‘Jullie mogen niet kijken.’ De man heeft moord en brand geschreeuwd.

Op verzoek van de rechtbank heeft Mehdi de gebeurtenissen op papier gezet. ‘Ik lag op de bank en hij lag naast mij en toen ging hij aan mijn been voelen, toen staan ik op en toen gingen wij praten en toen vraagt hij om seks. Toen ging hij mij pijpen en daarna vraagt hij om te neuken. Ik heb geneukt en toen ging hij op de bank liggen. Toen vraag ik hem of ik mag bij hem zitten, want wij hadden op de grond gepist. Was vies dus. Hij wilde alleen liggen en ik zei waarom. Toen ging hij mij bedreigen en toen denk ik wat krijgen wij nou. En toen gingen wij vechten en heb ik hem geslagen. De ruzie was alleen om de zitplaats.’

De volgende dag heeft de Zwitser aangifte gedaan van verkrachting. Mehdi krijgt als minderjarige een straf van vier maanden plaatsing in een tuchtschool en één jaar Ondertoezichtstelling. Ik heb Mehdi verschillende keren in het oude Lloyd hotel, de toenmalige jeugdgevangenis, opgezocht.

Nieuwmarkt als thuisbasis

Ruim zes jaar later maken Mehdi en ik een wandeling door de Nieuwmarkt, zijn nieuwe thuisbasis. In een interview, de vorige dag, heeft Mehdi mij laten weten alle hoeken, gaten, stegen en portieken van deze buurt te kennen. ‘Je kunt mij een blinddoek omdoen,’ zo vertelt hij met een twinkeling in zijn ogen, ‘dan nog weet ik precies hoe en waar ik loop.’

Mehdi voelt zich thuis in de warme buurt van Amsterdam. Op straat is hij gewend vele talen te spreken: Berbers, Marokkaans-Arabisch, Sranan, Frans en wat Engels. En op de kop van het Waterlooplein is Mehdi een bekende gast. ‘Als ik met een plastic zak aan kom lopen, komen al die helers op mij af.’ Nieuwsgierig of er wat waardevols bij zit.

Mehdi is 23 jaar, gaat niet meer naar school, woont niet meer thuis en slijt zijn dagen als junk in de binnenstad. Hij is gepokt en gemazeld in de drugsscene. Hij gebruikt 5 of 6 gram coke per dag, daarnaast nog andere drugs. ‘Coke is wit. Het pept je op en houdt je in beweging, bruin of heroïne remt je af,’ weet hij me te vertellen. ‘Je gaat gewoon veel gebruiken, want als wij gebruiken zijn we heel gezellig tegen elkaar.’

Die gezelligheid kent wel een prijs, gemiddeld 750 gulden per dag. Het geld komt vanzelf binnen. Voor honderd piek per keer speelt hij de hoer op het Rembrandtplein. ‘Maar,’ zo benadrukt hij, ‘ik laat nooit mijzelf neuken.’ Mehdi ziet het als een gemakkelijke manier om geld te verdienen.   

Hij pleegt regelmatig overvallen en berovingen, soms wel tien per nacht. Zijn specialiteit is autokraken: meestal diefstal van kostbare apparatuur uit auto’s. Van enige afstand kan Mehdi het type en merk van een autoradio herkennen.

In die tijd trekt hij ook veel op met Appie, zijn boezemvriend uit de jeugdgevangenis. Ze vormden een getraind koppel bij het zakkenrollen. Als ze werden aangehouden geven ze een valse naam op. Of ze vertellen de dienders dat ze afkomstig zijn uit Libanon. Naar dat land konden ze nooit worden uitgezet, want Libanon was toen in oorlog. Natuurlijk loopt Mehdi vaker tegen de lamp, maar de straffen zijn betrekkelijk mild: twee maanden, drie maanden, zes maanden, drie maanden en weer twee maanden.

Terug naar Marokko

Met Mehdi gaat het bergafwaarts, zo constateert ook zijn vader. In 1984 besluit vader zijn zoon naar Marokko terug te sturen, een ultiem middel. In Nador heeft hij een winkeltje in kleding voor hem geregeld. Mehdi heeft het er niet lang gewerkt. Hij voelde zich er constant bespied. Daar ging iedereen met zijn leven bemoeien. Dat vond hij maar wat lastig.

Met de bedoeling Mehdi in Nador op te zoeken, heb ik in 1989 zijn ouders in Marokko ontmoet. Ze wonen in een nieuwe woning, in een van de vele buitenwijken van Nador. Het is er nog half stad, half platteland. Tussen de huizen liggen veldjes, waar gewassen op het veld staan. In de tuin achter het huis staat een schaap te blaten.

Ik spreek eerst de moeder van Mehdi, een lieve vrouw die nauwelijks Nederlands spreekt. Haar handen en gezicht zijn getatoeëerd. Zij vraagt aan mij: ‘Hoe gaat het met Mehdi?’ Vader (52) is open en mededeelzaam. Hij is modern en vlot gekleed.

Vader bezit hier veel land. Hij wil de grond niet verkopen, want wellicht wil een van zijn zoons er een huis op bouwen. Misschien wel ijdele hoop, want vader is niet tevreden met zijn zoons. Een zoon heeft werk als schoonmaker, de ander werkt bij de Sociale Dienst van de gemeente en dan is er natuurlijk Mehdi.

Vader zegt dat hij meer dan 24 jaar in Nederland heeft gewerkt en onvoldoende toezicht heeft gehouden op het gedrag van zijn zoons. ‘De jongens luisterden ook niet naar hun moeder,’ zegt hij. Over zijn dochters is hij meer te spreken. Een dochter is getrouwd, een dochter werkt op een bank en een andere dochter zit nu op drie Havo. Zij is de jongste en de trots van vader. Ondanks de problemen met zijn zoons, is vader een goedlachse man. Hij is ook trots op zijn neef, die werkzaam is op de universiteit van Oujda.

Tijdens ons gesprek blijkt dat Mehdi al weer lang terug is in Nederland. Hij zit in de penitentiaire inrichting van Maastricht een straf uit van negen maanden. Achteraf moet vader ook om zichzelf lachen, vanwege zijn poging om Mehdi terug te laten keren naar Marokko.

Mehdi heeft in Nador het winkeltje in kleding twee jaar gehad. Het eerste jaar gaat het nog redelijk, maar in het tweede jaar niet meer. In plaats van kleren te verkopen, gaat Mehdi marihuana roken en wijn drinken. Op gegeven moment liggen achter in de zaak allemaal lege wijnflessen.

Mehdi ontvangt er ook meisjes, en dat word allemaal gezien door de buren. Het wordt een faliekante mislukking en zijn vader heeft hem weer op het vliegtuig gezet naar Nederland. Net op tijd, want Mehdi was toen nog twintig jaar en in het bezit van een blauwe kaart. Het heeft vader wel een bom duiten gekost. Hij noemt een bedrag van 25.000 gulden.

Wat vergoelijkend laat vader mij weten: ‘Mehdi is een goeie jongen, maar alle problemen komen door het roken van drugs.’ Toch ziet Mehdi zelf zijn toekomst nog hoopvol in. Als ik hem in Nederland weer spreek, zegt hij: ‘Als ik dertig of veertig ben hoop ik iets bereikt te hebben. Werk, een meisje, trouwen, leuk kindje … iets doen waarvan ik denk: dat is het echte leven.’

Nog steeds crimineel en verslaafd

In 2009 ben ik weer op zoek naar Mehdi. Mijn pogingen lijken in eerste instantie vergeefs. Bij toeval hoor ik dat Mehdi op een afkickboerderij verblijft te Beneden Leeuwen, Gelderland. Ik neem telefonisch contact op met de Piet Roordakliniek. Er wordt mij medegedeeld dat Mehdi al weer een half jaar op eigen benen staat, meer informatie wilde men mij niet verstrekken. Dankzij zijn oudere broer weet ik hem toch op te sporen.

Mehdi verblijft in het opvanghuis van het Leger des Heils, midden op de Amsterdamse Wallen. Daar neem ik contact met hem op. Als ik aankom op het adres, zit Mehdi voor het raam op de uitkijk. We begroeten elkaar hartelijk. ‘Je bent niet veel veranderd,’ merkt hij op.

Mehdi is een man van in de veertig. Hij heeft een driehoekig gezicht, ingevallen wangen met uitstekende jukbeenderen. Zijn kastanjebruine ogen liggen diep in de oogkassen, maar ik zie wel twee lichtpuntjes. Boven zijn lippen zie ik een klein, bescheiden snorretje. Mehdi draagt een zwarte ijsmuts die zijn zwarte krullen volledig bedekken.  

We praten wat bij. Over wijlen Hans Blomsma, die een paar jaar eerder is overleden, over mijn gezin en zijn familie. Zijn criminele carrière heeft zich gewoon voortgezet. Ook in de jaren negentig, keer op keer zit hij vast, in de regel vanwege diefstallen, inbraken en bedreiging.

In de diverse Huizen van Bewaring is Mehdi een bekende verschijning, zo stel ik vast bij lezing van enkele rapportages. ‘Gedetineerde is een oude bekende, mengt zich makkelijk met de rest.’ Of: ‘Gedetineerde kwam bij ons binnen en gaf ieder even een handje en was weer ‘blij’ ons te zien. Voelde zich direct ‘thuis’.’ En: ‘Bijzondere gedetineerde die al meerdere malen heeft gezeten. Babbelt erg veel, tot vervelens toe.’

Zijn ouders zijn nog in leven. Mehdi, inmiddels 43 jaar, is nooit getrouwd. Hij heeft wel een relatie gehad met een meisje uit Marokko, een buurmeisje uit Rabat. Hij heeft haar daar leren kennen. Als hij weer in Nederland was, houden ze contact en schrijven elkaar brieven.

Mehdi heeft het uitgemaakt. ‘Het had ook geen zin,’ vertrouwt hij mij toe. ‘Ik was weer gaan gebruiken.’ Zijn familie heeft geprobeerd hem aan een andere vrouw te helpen, maar dat is ook niet gelukt. Dat wilde hij zelf niet.

Hij heeft ook nog even een relatie gehad met een meisje uit Amstelveen. Haar vader is half Nederlands en half Amerikaans. ‘Ook dat is niet goed gegaan. Drugs in het spel. Dat gaat nooit goed samen.’

In 1999 krijgt hij een terugval, hij is weer heroïne gaan gebruiken. Hetzelfde patroon herhaalt zich in 2002. Mehdi heeft in deze periode zelfs een zelfmoordpoging gedaan. Binnen mijn onderzoeksgroep van veertig jongemannen spant Mehdi met 152 geregistreerde delicten absoluut de kroon.

Een compleet andere wereld

De wereld van Mehdi bestaat uit junks op straat, hulpverleners, bewakers en dienders. In deze wereld voelt hij zich thuis. Op straat en in de bajes voelt hij zich senang, dan is hij in zijn element. Mehdi zal zich nooit op zijn gemak voelen met een vrouw en kinderen aan zijn zijde, hoewel hij keer op keer zegt dit ideaal na te streven.

Ik stel voor om wat te gaan wandelen. Wandelend en druk keuvelend arriveren we ongemerkt bij het kantoor van de GGD, halverwege de Wibautstraat. De ingang voor de verslaafde cliënten bevindt zich om de hoek. Twee forse bewakers in uniform bewaken de toegang. Ze herkennen Mehdi en ik mag mee naar binnen als zijn begeleider. We moeten wachten bij een loket, de vrouw achter de balie herkent hem van gisteren. Mehdi was toen heel boos, want er klopte iets niet. Gelukkig is de arts nu wel aanwezig en Mehdi kan met hem meekomen.

Ik ben beland in een voor mij compleet andere wereld. De ene na de andere junk komt sloffend de ruimte binnen, uit hun gedrag merk ik op dat zij hier dagelijks komen. Opvallend vind ik dat niet iedereen past in het clichébeeld van de junk: mager, slecht gekleed en een ingevallen uiterlijk. Ik zie ook wat gezette mannen van in de vijftig.

Sommigen wassen hun handen bij het fonteintje, waar papieren doekjes beschikbaar zijn. Een aantal mannen gebruikt ze om hun neus te snuiten. Op mijn nieuwsgierige blikken wordt gereageerd door de dame achter het loket. Volgens haar is het beter dat de junks in deze beschermde en veilige omgeving kunnen gebruiken, anders zouden ze dat buiten de deur moeten doen.

Mehdi moet zijn papieren laten zien, want daarin staat welke medicijnen hij krijgt toegediend. Mehdi haalt al zijn zakken leeg, op zoek naar het juiste formulier. Eindelijk vindt hij het. Mehdi krijgt een drankje uit een kartonnen beker, dat hij meteen opdrinkt. De twee strippen met methadon-tabletten neemt hij mee.

Het ISD-traject

Nadat we het pand van de GGD hebben verlaten, gaan we in een koffiebar wat drinken. Mehdi wil een biertje en ik bestel een cappuccino. Mehdi pakt meteen de draad van ons gesprek weer op. ‘Sta je weer op straat. Zo gaat dat, want ik ben weer gaan gebruiken en, ja, dan ga je ook weer stelen.’ Hij heeft twee jaar opgesloten gezeten op grond van een ISD-traject.         

ISD staat voor Plaatsing in Inrichting voor Stelselmatige Daders, de categorie zeer actieve veelplegers. Als deze criminelen voldoen aan een groot aantal voorwaarden, kunnen ze worden opgesloten voor één of twee jaar.   

Mehdi: ‘Dan hebben ze weer een klant voor het ISD- traject, daar verdienen ze dik aan. Dat vind ik nu smerig.’ ‘Ik ga er een boek over schrijven,’ zegt Mehdi beslist. ‘Ik heb al zoveel meegemaakt, dat wil je niet weten. Ik weet precies hoe het allemaal in elkaar zit. Ik heb meegewerkt aan de ISD, maar er is een grens, een grens aan alles. Ik ben weer gaan gebruiken, en dat vind ik het ergste van alles.’

Mehdi ziet zichzelf als een tikkende tijdbom, die elk moment kan ontploffen. ‘Maar ik laat het niet gebeuren, want dan hebben ze een stok om mij te slaan. Het vreet wel aan je, ik eet slecht, ik slaap slecht. Maar de waarheid komt boven tafel.’

Na een paar maanden kom ik hem bij toeval tegen. Hij ziet er uit als een afgeleefde junk. En hij moet stelen, blijven stelen. We lopen weer naar de GGD op de hoek van de Wibautstraat, waar zijn dagelijkse rantsoen afhaalt. Mehdi is heel erg boos. Boos op de hulpverlening, boos op de reclassering en boos op GGD. Hij heeft een officiële klacht ingediend bij de gemeentelijke ombudsman. ‘Er klopt helemaal niets van, want door hun fouten zwerf ik weer over straat en ben ik weer gaan gebruiken.’

Ik krijg het verhaal te horen over de afgelopen drie jaar. In maart 2007 is aan hem een ISD maatregel opgelegd, ditmaal was diefstal van een fiets de bekende druppel. Mehdi zegt dat hij akkoord is gegaan, want er moest iets definitief veranderen.

Volgens Mehdi kost zo’n ISD-traject de samenleving een bedrag van 300.000 euro aan belastinggeld. Dat geld wordt gebruikt voor zijn reïntegratie, gebaseerd op een zorg- en begeleidingsplan.

Mehdi heeft eerst in het Huis van Bewaring De Havenstraat gezeten. Daarna is hij overgebracht naar De Schans, een van de torens van de Bijlmerbajes. Daar is verder bekeken wat voor hem het beste plan zou zijn, een speciaal ISD-team houdt zich daarmee bezig. Ze kijken naar de behandeling, training en aangepast werk. ‘Daar is helemaal niets van waar,’ zegt Mehdi fel, ‘er was helemaal geen programma gemaakt.’

Maanden heeft hij daar voor niets gezeten. Toen heeft hij zijn advocaat ingeschakeld. Dat heeft wel geholpen, want Mehdi werd naar de Piet Roordakliniek in Apeldoorn gebracht. Hij werd daarna doorverwezen naar een afkickboerderij in Beneden-Leeuwen.

‘Ze hebben daar een werkzaal, een tuin met allerhande groentes, kippen en schapen. Je kunt er ook tafels maken.’ Hij heeft er 17 maanden ‘gewerkt’. Omdat hij niet goed in de groep paste, is hij onder begeleiding zelfstandig gaan wonen. Dat was in de in de gemeente Wamel. ‘Je hebt dan alleen je uitkering van 314 euro, je hoeft geen huur te betalen. Maar je moet wel werken.’

‘Het zijn net leeuwen’

Mehdi is vanuit de kliniek aangemeld om zelfstandig te gaan wonen, zodat hij ook zou kunnen gaan solliciteren. Dat was de derde fase in het zorg- en behandelplan. ‘Daar is ook helemaal niets van terecht gekomen. Ik was het zo zat,’ zegt hij. ‘De belastingbetaler heeft er recht op dat het geld goed terecht komt, want die ISD maatregel is er om mensen zoals ik van straat te houden. Maar ze geven het niet toe.’

‘Het zijn net leeuwen,’ vindt Mehdi. ‘Als ze de kans krijgen, dan pakken ze me. Een vinger mogen ze hebben, maar niet de hele hand.’ ‘Wie zijn dan die leeuwen?’ vraag ik een beetje verwonderd. ‘Dat zijn al die mensen die mij steeds dwars zitten.’

Hans Werdmölder is de auteur van ‘Den Hollander, dwars boegbeeld van de Nederlandse sociologie’. Onlangs verscheen van zijn hand ‘Nederland Narcostaat, 50 jaar drugshandel, en vele liquidaties’, waarin de rol van Nederland als drugs-buitenbeentje aan de kaak wordt gesteld.