Nordin, succesvolle handelaar in softdrugs

coffeeshop
Coffeeshop in de Pijp.

Hans Werdmölder volgde jonge (Marokkaanse) misdadigers vanaf de jaren tachtig. Eerdere afleveringen van deze serie in Wynia’s Week gingen achtereenvolgens over Najib, Ilias, Abdel, Rinus, Chico, Bob, Brahim, Driss, Hassan, Joessef, Said, Abdelkader en Karim. In deze aflevering: Nordin.

Nordin (1966) is de tough guy van de veertig Marokkaanse jongemannen uit mijn onderzoek. In clubhuis Marnel staat hij bekend als een trotse, rebelse jongen. Eind jaren zeventig komt Nordin voor het eerst in aanraking met politie. Hij zal zich gaandeweg ontwikkelen tot een succesvolle professionele hasjhandelaar.                                                             

Voor het eerst op dievenpad

Nordin was zes jaar oud toen hij voor het eerst voet zette op Nederlandse bodem. Het gezin – Nordin, zijn oudere broer Abdelkrim en twee meisjes – komt te wonen in een typisch Amsterdamse buurt met veel landgenoten.                     

Nordin gaat al op jeugdige leeftijd zijn eigen weg. Zijn ouders noch zijn oudste broer Abdelkrim hebben vat op hem. Nordin is dertien jaar en leerling op de Arabische school. Met zijn vriendjes gaat hij al regelmatig op dievenpad. Een keer loopt het minder goed af en worden ze aangehouden. Het akkefietje komt hem te staan op een verplicht bezoek aan het Bureau van de Jeugdpolitie. Het zal niet de laatste keer zijn. Als hij voor de vierde keer wordt opgepakt krijgt hij een Summier Rapport (SR), te vergelijken met een gele kaart in het voetbal.                                                                                                    

Volgens zijn broer Abdelkrim is hij er door Rinus, de Hollandse leider van de jeugdbende, ingeluisd. Abdelkrim heeft Rinus gewaarschuwd: ‘Je laat mijn broertje voortaan met rust.’ Die boodschap heeft Rinus, die in de buurt bekend staat als de ‘witte Marokkaan’, goed begrepen. Op 18-jarige leeftijd komt Nordin toch weer in contact met politie en justitie. Hij wordt op heterdaad betrapt bij een inbraak, samen met zijn gabbers uit het clubhuis Marnel. Hiervoor krijgt hij een voorwaardelijke straf.

Vader en oudste broer zien dat het niet goed gaat met Nordin. Daarom sturen ze hem naar een vakschool in Zaandam. Bij de wegenbouw kan hij een vak leren en met werkende mensen in contact komen. Voor 400 gulden worden de noodzakelijke boeken aangeschaft. Op een ochtend gaat Nordin met de trein naar Zaandam, waar de opleiding is gevestigd, maar aan het eind van de middag is hij alweer thuis. Een carrière als stratenmaker ziet hij niet zitten. Hij heeft andere plannen.

De droom van een eigen coffeeshop

Eind jaren tachtig maakt Nordin zijn droom waar: een eigen coffeeshop in het hartje van De Pijp. Met wat geleend geld van thuis en de adviezen van zijn goede vriend  Brahim, wordt de onderneming gestart. De kosten gaan voor de baten uit. Die kosten zijn de huur van het pand, meubilair, een akoestisch rapport en een gokkastvergunning. Dan heb je nog wat geld nodig voor reclame, zoals de naam van de coffeeshop op de voetbalshirtjes, en de aanschaf van ‘joint filters’.

Om de paar dagen moet de coffeeshop worden bevoorraad, want formeel mag je maar een voorraad hebben van 500 gram cannabis. Hij laat zich bevoorraden door ‘mijnheer Koerd’, een Turkse hasjhandelaar.        Het benodigde geld wordt geleend van zijn familie en van een kennis. De coffeeshop krijgt de illustere naam High Light

Nordin ziet ook meteen het gat in de markt: levering op bestelling. De coffeeshop gaat drugs leveren op basis van telefonische bestellingen. Hij mikt op klanten, die liever niet hun gezicht willen laten zien in een coffeeshop. Een van de klanten werkt bijvoorbeeld als hulpverlener bij de GGD. Ze krijgen hun waren netjes aan de deur afgeleverd door een hasjkoerier. De omzet van de coffeeshop schommelt tussen twee- à drieduizend gulden per dag.

Gesloten wegens handel in ‘wit’

Zijn vrienden uit het clubhuis zijn stinkend jaloers op zijn succes. Er hangt altijd een mysterieus lachje om zijn mond wanneer Nordin wordt gevraagd hoe het gaat met de handel. ‘Uitstekend’, is steevast zijn antwoord. Zijn familie is echter minder enthousiast. Zijn oudere broer: ‘Wij worden erop aangesproken. Wij worden voor dealers uitgemaakt. Mensen in de buurt zeggen tegen ons: ‘Van welk geld rijden jullie in die auto?’ Nordin brengt schande over de familie.’ Op zijn beurt lacht Nordin zijn oudere broer vierkant uit, omdat hij met diens geploeter maar 800 gulden per maand verdient.                                         

[google_display}

’s Avonds gaat Nordin met zijn vrienden naar de disco’s op het Rembrandtplein. Het leven lacht hem toe. Maar Nordin kan de weelde niet aan. Tegen het advies van Brahim en andere coffeeshopeigenaren in, gaat hij handelen in ‘wit’, de harddrug cocaïne. Daarmee overtreedt hij de gemeentelijke gedoogregels.

Al na een paar maanden wordt de zaak op gezag van de burgemeester met planken dichtgespijkerd. Toen ik er langs fietste zag ik de planken voor de voorruit en wat natgeregende kranten op de deurmat, kennelijk was het abonnement op Het Parool nog niet opgezegd. Volgens zijn oudere broer is Nordin in de val gelokt. ‘Mijnheer Koerd’ zou bij de politie een valse verklaring hebben afgelegd.  

‘Een leugentje om bestwil’

Nordin en Abdelkrim komen uit een doorsnee immigrantengezin. De ouders proberen hun kinderen zo goed mogelijk op te voeden en op het rechte pad te houden. Maar ook oplettende ouders hebben niet alles in de hand, zeker niet als je  in de Amsterdamse wijk De Pijp of de Rivierenbuurt woont.                                 

Nordins vader en moeder wisten niet wat hen overkwam toen rechercheurs een huiszoeking kwamen verrichten. Ze zijn helemaal van de kaart. Aan de rechter-commissaris zou Nordin hebben verteld dat hij handelde in cocaïne om zijn hoge schulden af te betalen. ‘Een leugentje om bestwil’, vertelde hij mij toen ik hem opzocht in de bajes. ‘Ja Hans, jij hebt ons in onze eigen omgeving meegemaakt. Hij niet.’

Hier krijg je niets voor niets

De officier van justitie eist een straf van negen maanden, dat is wel even schrikken. Uiteindelijk krijgt hij vijf maanden. Zijn pro deo advocaat, die goed in de gaten heeft dat hij niet te maken heeft met een arme junk, vraagt 500 gulden cash voor zijn bemiddeling.                               

De gevangenis blijkt een nuttige leerschool. Nordin komt er ook bekende criminelen tegen. Hij is zeer leergierig en hij ziet de omgang met deze ervaren en doorgewinterde criminelen als een sociaal leerproces. Aldus Nordin:  ‘Ik ben nog jong. Ze weten waarom ik hier vastzit. Ze denken natuurlijk: die jongen heeft initiatief en een vlotte babbel.  Die grote Hollandse jongens praten niet zomaar met je hoor. Als ze bijvoorbeeld zien dat je shag rookt, ben je al niet meer interessant. Je moet hier Marlboro of Camel roken. Ze luisteren echt met veel plezier naar je en ze vinden mij interessant. Ik zou zo geld kunnen krijgen, maar ze geven je hier niets zomaar cadeau. Hier moet je tonen wat je waard bent. Hier krijg je niets voor niets.’                                               

Achteraf kan Nordins verblijf in de gevangenis worden gezien als een ‘prison-test’. In de wereld van criminelen tel je pas mee als je een tijdje in de bajes hebt gezeten. Rekrutering van jonge, veelbelovende criminelen vindt vaak plaats in de gevangenis. Nordin zegt ook geleerd te hebben van zijn fouten. Hij heeft aan de coffeeshop 15.000 gulden overgehouden. Dat bedrag heeft hij ‘veilig’ in Marokko gestald, als appeltje voor de dorst. Eenmaal op vrije voeten krijgt Nordin via de Reclassering werk aangeboden als stratenmaker, maar dat vindt hij te min. Hij heeft andere plannen. 

Schaapjes op het droge

Nordin beschikt over een vlotte babbel en door zijn contacten in de gevangenis heeft hij een klein crimineel netwerk opgebouwd. Hij stort zich op het voldoen aan de grote vraag naar softdrugs, waarbij hij handig gebruik maakt van zijn contacten in Marokko.

Om lid te worden van de ‘criminele elite’ heb je meer kwaliteiten nodig dan ‘harde knuisten’ en een ‘grote mond’. Het gaat om risicovol ondernemerschap, lef en innovatie, intelligentie, geheimhouding en besluitvaardigheid. Kennelijk beschikt Nordin over deze kwaliteiten, want hij wordt een succesvolle handelaar in cannabis. Sinds 1990 is Nordin, op een gewelds- en opiumdelict na, uit handen van politie en justitie weten te blijven.

Tegenwoordig woont Nordin in de buurt van Tétouan. Hij heeft zijn schaapjes op het droge. Het met de hasjhandel verdiende geld belegt hij, met Marokkaanse vrienden uit Nederland, in de toeristenbusiness. Hij is getrouwd met een Marokkaanse vrouw. Ze heeft een hogere opleiding gevolgd, een zogeheten marrying-up huwelijk. Uit deze relatie zijn twee kinderen geboren. Na een paar jaar huwelijk zijn ze weer gescheiden, de reden is mij onbekend. Tegenwoordig leeft Nordin samen met een andere vrouw, niet in Nederland maar in Marokko.                                                                                               

Zijn broer Abdelkrim heeft in Amsterdam een eigen cateringbedrijf. Als ik hem in 2009 weer ontmoet, ziet hij er heel anders uit. Abdelkrim draagt een lange witte djelleba. Zo ken ik hem niet. ‘Hoe ouder je bent, hoe Marokkaanser je wordt,’ zegt hij half lachend als we elkaar weer zien. Abdelkrim vertelt: ‘Nordin komt af en toe naar Nederland om ‘boodschappen’ te doen.’ Laatst was hij weer even ‘thuis’. Het was een bloedhete zomerse dag. Abdelkrim, in het bezit van een eigen zaak, heeft wat problemen met de Belastingdienst. Nordin heeft hem op de man af gevraagd: ‘Is er iets dat ik voor je kan doen?’ Abdelkrim heeft geantwoord: ‘Ja, je kunt het hier wat frisser maken.’ Een ludieke manier om ‘nee’ te zeggen. Ingaan op het aanbod van zijn broer zou volgens Abdelkrim ook bepaalde verplichtingen met zich meebrengen.

Nordin heb ik helaas, in het kader van mijn follow-up onderzoek, niet kunnen spreken. Een vroegere vriend typeerde hem als een ‘eigenheimer’, iemand die nooit het achterste van zijn tong laat zien. Hij opereert in het verborgene, ook zijn familie weet weinig van wat hij allemaal uitspookt. Hij kent wel de top van de criminele wereld, zowel in Marokko als in Amsterdam.         

Het overlijden van Abdelkrim

Toch zal ik Nordin door een samenloop van omstandigheden nog ontmoeten. Dat is bij het overlijden van Abdelkrim in oktober 2015. Ik wilde die dag mijn pas verschenen boek, Marokkanen in de marge, aan Abdelkrim persoonlijk overhandigen. Als ik bij zijn woning aanbel, laten zijn bedroefde dochters mij weten dat hun vader een dag eerder is overleden. Ik wist dat hij ziek was, maar ik schrik van dit onverwachte, droeve bericht. Abdelkrim is niet ouder dan 52 jaar geworden.                            

Nordin is hiervoor speciaal naar Nederland gekomen, zodat ik hem persoonlijk kan condoleren bij zijn ouders thuis. We hebben elkaar zeker 25 jaar niet gezien, maar hij herkent mij nog wel. Ik geef hem het boek dat eigenlijk was bestemd voor zijn broer. Het Nederlands van Nordin is nog steeds heel behoorlijk. Ik spreek hem nog even in het bijzijn van zijn vrienden. Nordin vertelt mij dat het goed met hem gaat,  maar ook ditmaal laat hij niet het achterste van zijn tong zien.     

Abdelkrim zal in Marokko worden begraven. ‘Eens Marokkaan, altijd onderdaan’, zo luidt een bekend gezegde, ook wanneer je niet meer leeft. Het hele gezin vliegt mee. Nordin laat mij weten mijn boek in het vliegtuig te zullen lezen.  

Hans Werdmölder is de auteur van ‘Den Hollander, dwars boegbeeld van de Nederlandse sociologie’. Vorige week verscheen van zijn hand ‘Nederland Narcostaat, 50 jaar drugshandel, en vele liquidaties’, waarin de rol van Nederland als buitenbeentje qua drugsbeleid aan de kaak wordt gesteld.