Hassan, wegloper en crimineel in ruste
Hans Werdmölder volgde jonge (Marokkaanse) misdadigers vanaf de jaren tachtig. Eerdere afleveringen van deze serie in Wynia’s Week gingen over Najib, Ilias, Abdel, Rinus, Chico, Bob, Brahim en Driss.
Het uit zeven personen bestaande gezin Amhar, onder wie Mohammed en Hassan, is in 1977 in het kader van gezinshereniging naar Nederland gekomen. Vader was van beroep visser. Elke dag kwam hij met boodschappen en verse vis naar huis. De kinderen in het gezin Amhar gingen ook vaak naar de zee, om er te zwemmen en te vissen.
Eind jaren zestig is vader naar het buitenland gegaan, want daar kon hij meer verdienen. Eerst was hij gastarbeider in Spanje, later in Frankrijk en uiteindelijk is hij in Nederland terecht gekomen. In Frankrijk werkte vader in een autofabriek aan de lopende band. Mohammed vertelt dat hij en zijn moeder niet wisten wat een lopende band was. Vader heeft het hen uitgelegd, toen hij weer thuis in Marokko was. De meester van Mohammed vindt het maar saai werk, waarvoor je geen hersens nodig hebt. Toen Mohammed dat hoorde, werd hij boos. Vader verdient meer dan zijn meester.
Eerste proces-verbaal
Mohammed en zijn drie jaar jongere broer Hassan heb ik in Nederland leren kennen. Hassan is een van de jongens die deel uitmaakt van de groep Marnel. Mohammed behoort tot de oudere garde in het clubhuis. In opdracht van hun vaders houden zij een beetje toezicht.
Het gezin Amhar woont eerst op een vierkamerwoning in Amsterdam-Oost. Die was echter te klein. Na een jaar zijn ze verhuisd naar een groter huis in De Pijp. Daar gaan Mohammed en Hassan ook naar school. Hassan leert in de buurt al snel Rinus en al die andere gasten kennen. Rinus spreekt ook een handvol Marokkaans, dat heeft hij van zijn Marokkaanse zwager geleerd.
‘Rinus heeft mij leren stelen’, zegt Hassan. ‘In Marokko heb ik nooit gestolen, echt waar. Een keertje ben ik met hem naar een groot warenhuis gegaan. Rinus vertelde me “Hier is alles gratis.” Ik ben toen gepakt, maar hij was weg. Hij heeft me leren stelen’.
Hassan heeft geen hoge dunk van de politie in Nederland. Zo vertelde hij mij het volgende verhaal. ‘Een keer was ik zo stom om in een warenhuis een zonnebril te jatten, maar ik werd gepakt. De politie kwam erbij en ik heb toen gezegd dat ik een bril meenam om aan een vriend te geven die een blauw oog had opgelopen bij een vechtpartij. Ik heb ook gezegd dat mijn ouders in Marokko zijn en dat ik op mijn kleine zusje moest passen. Ik heb ook gezegd dat we thuis geen telefoon hadden. Ze zijn helemaal niets nagegaan, de bril mocht ik houden en ze hebben mij maar eventjes vastgehouden.’ In Marokko zou dit beslist anders zijn afgelopen.
Hij is vijftien jaar als hij zijn eerste proces-verbaal krijgt, ditmaal vanwege het stelen van een bromfiets.
Leerkracht fungeert als verzachtende bemiddelaar
Hassan loopt ook regelmatig van huis weg. Hij heeft vaak ruzie met zijn vader, over zakgeld, over spijbelgedrag op school, over hasjgebruik en over te laat thuiskomen. Hij vindt zijn vader veel te streng. Hassan zit nog op een ITO-LTS, een school met meer dan 60 procent buitenlandse leerlingen. Daar zitten ook veel leerlingen bij van Marokkaanse herkomst. De school heeft hij niet afgemaakt.
Over het type leerlingen op deze school merkte een leerkracht op. ‘Sociaal zijn ze weerbaar op het niveau van volwassenen, maar emotioneel komen ze heel veel te kort.’ Hij noemt als reden dat dit type leerlingen vaak een scheve, volkomen manke ontwikkeling hebben doorgemaakt, vaak het resultaat van persoonlijke en huiselijke omstandigheden. De meeste leerlingen hebben thuis veel problemen. Als leerkracht heeft hij vaak de rol van verzachtende bemiddelaar tussen ouders die strenge straffen uitdelen en jongens die de fout ingaan. Dit geldt ook voor Hassan.
Met een stuk hout het huis uit geslagen
Eenmaal van school en zonder werk brengt hij zijn dagen door in het clubhuis, de vaste hang-out voor jongens in de buurt zoals hij. Vanwege zijn wat slome gezichtsuitdrukking krijgt hij al gauw de bijnaam van ‘schaap’.
Zijn vader weigert hem nog langer financieel te ondersteunen. Als Hassan na een heftige ruzie zijn vader bedreigt, wordt hij met een stuk hout het huis uitgeslagen. Hij is dan zeventien jaar. Hij vindt tijdelijk onderdak in een voormalige, leegstaande fietsenstalling. Van een aanbod om in een opvanghuis te overnachten ziet hij af. ‘Daar zitten alleen jongens zonder ouders’, zegt hij. ‘Bovendien moet je daar elke dag vóór tien uur binnen zijn.’
Mijn hoofd doet het
Hij slaapt afwisselend op straat, bij vrienden of in de nachtbus. In deze periode maakt Hassan zich, samen met Bob, schuldig aan diefstal en straatroof. Dronkaards vormen een gewild doelwit. Op grond van verschillende delicten krijgt hij een tuchtschoolstraf van vier maanden, met een proeftijd, opgelegd.
Op vakantie in Marokko is Hassan alles weer vergeten en hangt hij de geslaagde Hollander uit. In El Hoceima heeft hij ook voldoende geld om iedereen te trakteren. Als ik Hassan in 1984 op straat ontmoet, zit hij weer diep in de put. Hij woont niet meer thuis en slaapt voor 150 gulden per maand bij een vriend. Behalve hasj rookt hij ook zo nu en dan heroïne. ‘Ik weet niet waarom ik het doe, ik begrijp het niet, mijn hoofd doet het’, zegt hij.
Hij komt ook vaker in een coffeeshop in Amsterdam-West, waar hij bij een politie-inval wordt opgepakt. Zijn dolkmes, merk Mabroute, en het gokgeld worden in beslag genomen. Hij laat mij trots het bewijs van ontvangst zien. Bij zijn paperassen zit ook een brief van een meisje uit Zaandam. Hij heeft haar leren kennen op vakantie in El Hoceima. ‘Ze is verliefd op mij’, zegt Hassan. ‘Maar ze weet niets van mijn problemen, hier.’
Werk als oplossing
Door hulpverleners wordt Hassan als een ‘hopeloos geval’ beschouwd. Volgens zijn oudere broer Mohammed worden alle problemen, ook die met zijn vader, opgelost, als hij eenmaal vast werk zou hebben. Zo is het ook gegaan. Dankzij intensieve bemoeienis van Hans Blomsma, de hulpverlener, krijgt hij werk bij de dienst Groenvoorziening. Daar komt hij ook jongens tegen die hij nog kent uit de buurt. Tot niet geringe verbazing van zijn voormalige vrienden in het clubhuis, die hem ‘schaap’ noemden, haalt hij ook nog het rijexamen. Nu kan hij met de auto naar Marokko rijden, tot dan toe het hoogtepunt in zijn leven.
De ruzie met zijn vader wordt bijgelegd. Volgens zijn oudere broer heeft Hassan het werk bij de Groenvoorziening kunnen volhouden mede dankzij zijn moeder. Die haalde hem elke ochtend uit bed, ze deed de was en zorgde voor het eten. Hassan heeft weer vertrouwen in de toekomst. Hij is 23 jaar en in crimineel opzicht een ‘vroege uittreder’. Verreweg de meeste jonge criminelen stoppen met hun criminele gedrag na hun twintigste levensjaar.
Huwelijk en een criminele terugval
In 1985 trouwt Hassan met het Marokkaanse meisje uit Zaandam. Zowel zijn vader als broer Mohammed hebben sterk op het huwelijk aangedrongen. Zijn vrouw heeft een grote invloed op zijn gedrag. ‘Zij houdt hem een beetje strak, maar ze begrijpt hem ook heel goed. Zij is ook tweede generatie’, legt Mohammed uit. Gedurende deze periode wonen ze nog in bij Hassans ouders.
In de weekeinden gaat Hassan nog steeds met zijn vrienden op stap. Hij laat zich ook verleiden tot diefstal. Een keer worden ze gepakt, Hassan stond op de uitkijk bij het plegen van een inbraak. Hij zit nog in de proeftijd van een vorige straf, zodat hij er nu minder goed vanaf komt. De rechter legt hem een alternatieve straf op met een lange proeftijd. Hij moet zich elke zaterdagochtend melden bij het kantoor van de reclassering, in het kader van de ‘dienstverlening’. De weekeinden krijgen nu een heel andere invulling.
Zijn aanhouding is voor hem en zijn vrouw een grote schok. Hassan schaamt zich, niet alleen tegenover zijn vrouw maar ook tegenover zijn schoonfamilie. Hij heeft met zijn gedrag heel wat op het spel gezet. Niet alleen zijn werk, maar ook het respect van zijn vrouw en het inmiddels opgebouwde krediet bij zijn ouders. Volgens Mohammed is hij toen pas echt gaan oppassen.
Als ik hem een paar jaar later weer ontmoet, werkt hij nog altijd bij de Groenvoorziening. Ook zijn vrouw heeft werk gevonden. Ze zijn verhuisd naar een driekamerwoning, niet ver van het ouderlijk huis. Met zijn tweedehands Mercedes zijn ze op vakantie geweest in Marokko. De Mercedes heeft hij daar met een vette winst weer verkocht. Binnen niet al te lange tijd hoopt hij het ‘groot vrachtwagenbewijs’ te halen, want hij wil hogerop en meer geld verdienen. Zijn oude vrienden ziet hij nooit meer. Toch kan hij soms niet de verleiding weerstaan om een gokje te wagen. Zo heeft Bob hem eens ontmoet in een coffeeshop, in een dronken bui en volkomen blut.
Werk, wijf en woonplaats
Het contact met zijn ouders is weer hersteld. Zijn ouders zijn zelfs bij hun zoon en schoondochter uitgenodigd om te komen eten. ‘Je ziet het,’ zegt Mohammed tegen mij: ‘Ik heb het je gezegd, werk is de oplossing.’
De carrière van Hassan voldoet aan alle kenmerken van de sociale integratietheorie van de bekende criminoloog Travis Hirschi. Delinquent gedrag wordt, aldus Hirschi, niet zozeer veroorzaakt door frustratie en stress, maar door de afwezigheid van effectieve sociale bindingen. Wat mensen afhoudt van het plegen van criminele feiten, of op zijn minst beperkt, zijn de bindingen met maatschappelijke instituties zoals het gezin, school, werk, kerk (of moskee), maar ook door de sancties opgelegd door het wettelijk systeem.
Iemand met een baan, een gezin en een maatschappelijke reputatie zet veel meer op het spel als hij criminele activiteiten pleegt dan iemand zonder gezin, werk of maatschappelijke positie. Crimineel gedrag wordt bovendien gemakkelijker als jongeren opgroeien in een omgeving waar dit gedrag niet expliciet wordt afgekeurd. Het zijn de bekende drie W’s (werk, wijf en vaste woonplaats). Ik voeg daar zelf de ‘K’ van kinderen aan toe. Maar dat had zijn broer Mohammed al lang begrepen.
In 2009 gaat Hassan niet in op mijn verzoek hem nog eens te spreken. Inmiddels weet ik dat hij een gezin heeft en dat het goed met hem gaat. Ik heb ook niet kunnen constateren dat hij nog een keer met justitie in aanraking is geweest. Eind goed, al goed.
Hans Werdmölder is de auteur van ‘Den Hollander, dwars boegbeeld van de Nederlandse sociologie’. Op 16 februari verschijnt van zijn hand ‘Nederland Narcostaat, 50 jaar drugshandel en 250 liquidaties’, waarin de rol van Nederland als buitenbeentje qua drugsbeleid aan de kaak wordt gesteld.