Kuipers en Helder moeten nu besluiten nemen waar zij eerder tegen waren
De bestuursvoorzitter van het grootste ziekenhuis van Nederland en voorzitter van de belangenvereniging van centra voor acute zorg, Ernst Kuipers, wordt voor D66 minister van Volksgezondheid. De bestuursvoorzitter van een instelling voor langdurige zorg en voorzitter van de belangenvereniging van bestuurders in de langdurige zorg, Conny Helder, wordt voor de VVD minister van langdurige zorg. Twee bestuurders die de overstap maken van de ene kant van de onderhandelingstafel naar de andere: van belangenbehartiger naar minister.
Het maakt opnieuw duidelijk hoe nauw verweven belangengroeperingen zijn met de Nederlandse politiek. Als het nieuwe politiek is om vertegenwoordigers van belangenorganisaties minister te maken, moet je je afvragen of we niet terug moeten naar de oude politiek.
Voor voormalig ministers geldt de regel dat zij na hun ministerschap twee jaar lang niet mogen optreden als belangenbehartiger bij het ministerie waarvoor zij verantwoordelijk waren. Omgekeerd geldt dat niet: belangenbehartigers mogen zonder probleem minister worden op het departement waar ze voorheen lobbyden.
Straks komt de evaluatie van het coronabeleid
Zowel Ernst Kuipers als Conny Helder hebben als belangenbehartiger een belangrijke rol gespeeld bij de aanpak van de coronapandemie. Kuipers kwam daarbij op voor de belangen van de ziekenhuizen, Helder voor die van de langdurige zorg. Hierdoor zijn beide benoemingen ook politiek riskant.
In het voorjaar komt de Onderzoeksraad voor Veiligheid met een evaluatie van het beleid gedurende de eerste maanden van de coronapandemie. Het is zeer wel mogelijk dat de Onderzoeksraad kritisch oordeelt over de invloed van belangengroepen op het coronabeleid. Hierdoor zouden beide bewindslieden in de problemen kunnen komen.
Denk bijvoorbeeld aan het feit dat in de beginperiode van de pandemie alle beschermingsmiddelen – zoals mondkapjes en beschermende kleding – door de ziekenhuizen werden geclaimd en niet voor de verpleeghuizen en de thuiszorg beschikbaar waren. De Onderzoeksraad zou wel eens duidelijk kunnen maken welke rol de vereniging van ziekenhuizen heeft gehad bij dit besluit en waarom de belangenorganisatie voor de langdurige zorg, Actiz, waarvan Conny Helder voorzitter was, hiermee akkoord ging.
Kuipers diende de grote academische ziekenhuizen
Het is goed dat er na ruim vier jaar weer ministers komen met kennis van de zorg, maar de visie die beide bewindslieden hebben op de zorg is sterk gekleurd door de functies die ze hebben bekleed en de belangen die ze hebben behartigd.
Het vakblad Zorgvisie gaf deze week een overzicht van de visie van Ernst Kuipers op de toekomst van de ziekenhuiszorg. Kuipers is voorstander van het concentreren van complexe zorg in een beperkt aantal grote ziekenhuizen, hij vindt dat het aantal spoedeisende hulpposten verminderd moet worden, alle medisch specialisten zouden op termijn net als in de academische ziekenhuizen in loondienst van het ziekenhuis moeten gaan werken en het aantal ic-bedden in ziekenhuizen zou uitgebreid moeten worden.
Dit zijn opvattingen die vooral in het belang zijn van de grote academische ziekenhuizen en niet van de kleinere algemene ziekenhuizen waar de meeste medisch specialisten werken als vrijgevestigd ondernemer. Het is een visie die past bij een bestuursvoorzitter van het Erasmus Medisch Centrum. Van een minister van VWS mag verwacht worden dat hij niet alleen de belangen van de grote academische ziekenhuizen dient, maar beleid voert in het belang van de patiënt en de gehele zorg.
Zorguitgaven mogen minder stijgen dan nodig is
In de media is de benoeming van Kuipers vergeleken met die van Els Borst in de jaren negentig. Beiden lid van D66, allebei arts. De vergelijking is terecht, maar om een andere reden dan gedacht. In het eerste kabinet Kok, waar Els Borst minister van Volksgezondheid was, mochten de zorguitgaven slechts met anderhalf procent per jaar toenemen. Dat was te weinig om de groei van de zorgvraag op te vangen. Het gevolg was dat tijdens het kabinet Kok de wachtlijsten enorm toenamen. Met de wachtlijsten nam ook de onvrede onder de bevolking over de zorg toe. In De puinhopen van acht jaar Paars heeft Pim Fortuyn deze onvrede uitgebreid beschreven.
In de komende kabinetsperiode gebeurt iets vergelijkbaars. Om de toenemende zorgvraag door de vergrijzing en de stijgende kosten door het gebruik van nieuwe medische technologieën op te vangen is de komende vier jaar zo’n 15 miljard euro extra nodig. In het Regeerakkoord is echter opgenomen dat de zorguitgaven de komende jaren met slechts 9 miljard mogen stijgen. Dat is minder dat nodig is om de vergrijzing op te vangen en ook een stuk minder dan de groei van de zorguitgaven in de afgelopen kabinetsperiode.
Nog minder groei
Dit strakke begrotingsbeleid voor de zorg betekent dat minister Kuipers veel tijd kwijt zal zijn om met de ziekenhuizen, huisartsen en de geestelijke gezondheidszorg afspraken te maken om de groei van de zorguitgaven binnen de perken van het regeerakkoord te houden. Of dit zal lukken is de vraag.
Nu al klagen de ziekenhuisbestuurders, waar Ernst Kuipers er tot voor kort een van was, dat de groei van de de zorguitgaven in de afgelopen kabinetsperiode te weinig was om als ziekenhuis financieel gezond te blijven. Kuipers zal ze moeten overtuigen dat ze de komende jaren met nog minder groei genoegen moeten nemen.
Oppositie had het niet door
Tijdens het debat over het regeerakkoord ontging het de oppositiepartijen overigens dat de groei van de zorguitgaven minder was dan noodzakelijk om aan de toenemende zorgvraag te voldoen. De oppositiepartijen begonnen over een ‘bezuiniging’ in 2052, maar zagen de achterblijvende groei van de uitgaven tijdens deze kabinetsperiode over het hoofd.
Toen ChristenUnie fractievoorzitter Gert-Jan Segers bij interruptie zei dat de uitgaven de komende jaren toch met 9 miljard euro stijgen, hadden de drie linkse partijleiders Ploumen, Klaver en Marijnissen daar geen verweer tegen. Nergens in het regeerakkoord wordt ook genoemd dat de autonome groei van de zorguitgaven veel lager is dan eerder door het Centraal Planbureau geraamd.
Geen extra salarisverhoging zorgpersoneel
Dit kabinet is geen huwelijk dat uit liefde is gesloten, het is een moetje. In een verstandshuwelijk zullen partijen elkaar streng aan de gemaakte afspraken houden. Dit betekent voor ministers dat ze vooral de bulletpoints uit het regeerakkoord zullen moeten afwerken. Afwijken van de gemaakte afspraken zal moeilijk zijn.
En in de bulletpoints van het regeerakkoord staan een aantal dingen die die nieuwe ministers van VWS zwaar zullen vallen. Zo staat er in het regeerakkoord niet dat er geld komt voor extra salarisverhoging voor het zorgpersoneel. Voor de vakbonden was de extra salarisverhoging die het kabinet tijdens de Algemene Beschouwingen heeft toegezegd slechts het begin van het dichten van de salariskloof met het bedrijfsleven.
Het kabinet heeft tijdens de Algemene Beschouwingen 675 miljoen toegezegd voor extra salarisverhoging. De vakbond voor zorgpersoneel NU’91 eist 2,5 miljard voor salarisverhoging en werkdrukvermindering, de FNV vindt dat 2,25 miljard nodig is. Als bestuurder van Actiz pleitte Conny Helder ook voor hogere salarissen voor zorgpersoneel. Nu zal ze de boodschap moeten overbrengen dat er in het regeerakkoord geen geld is opgenomen voor extra salarisverhoging.
Langere wachtlijsten
Minister Helder zal haar voormalige collega-bestuurders er ook van moeten overtuigen dat kwetsbare ouderen minder snel in een verpleeghuis moeten worden opgenomen en meer verpleeghuiszorg thuis moeten krijgen. Deze omslag zal ongetwijfeld op verzet stuiten van verpleeghuisbestuurders en van familieleden van dementerende ouderen die langer thuis moeten wonen. Nu al zijn de wachtlijsten voor een opname in een verpleeghuis vaak lang, deze zullen door het beleid dat minster Helder moet uitvoeren alleen maar toenemen.
Ernst Kuipers en Conny Helder zullen over hun schaduw van belangenbehartiger moeten springen en als minister besluiten nemen waar zij als belangenbehartigers in de zorg waarschijnlijk faliekant tegen zouden zijn geweest.
Wim Groot is hoogleraar gezondheidseconomie in Maastricht. Voor Wynia’s Week licht hij regelmatig het overheidsbeleid door. Vindt u deze heldere berichtgeving broodnodig, ook in 2022? Doneren aan Wynia’s Week kunt u HIER Hartelijk dank!