Europese Unie ‘à la carte’ is de enige uitweg
Na Brexit verkeert de Europese Unie (EU) in een vertrouwenscrisis. In plaats van de noodzakelijke hervormingen door te voeren heeft de EU de vlucht vooruit naar ‘meer Europa’ gekozen. Onder het mom van participatie-democratie zou de ‘Conferentie over de toekomst van Europa’ met burgerpanels tot voorstellen voor hervorming (lees: verdere integratie en machtsverschuiving) moeten komen. Met de voorgekookte voorstellen tot hervorming overspeelt de EU echter haar hand en riskeert zij implosie.
Er is een alternatief: een divers Europa, maar dan niet zoals de Europese Commissie dat wil. Alleen een meer dienstvaardige ‘EU à la carte’ die een Europa op verschillende snelheden bevordert, kan het Europese project nog redden. Lucas Bergkamp schetst de contouren van een EU die niet probeert alle lidstaten ‘waarden’ voor te schrijven, maar die toegevoegde waarde voor alle burgers creëert.
De waarschuwing van Brexit
Brexit was een waarschuwing voor de Europese Unie – als de kloof tussen Brussel en de burgers van een lidstaat te groot wordt, dan komt het EU-lidmaatschap zelf ter discussie te staan. De waarschuwing is in Brussel echter nooit aangekomen, want Brexit zou volgens de gangbare opvatting slechts het resultaat zijn van populistische anti-EU propaganda.
Na Brexit heeft zich ook in andere landen een sterker anti-EU sentiment gemanifesteerd. Uit onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau blijkt dat een meerderheid vindt dat Nederland te veel macht heeft overgedragen aan de EU. Al enkele jaren is een Nexit denktank actief, die waarschuwt voor een federaal Europa. Ook in andere lidstaten zijn soortgelijke initiatieven genomen. De EU wil echter van niks weten.
De struisvogelpolitiek van het regeerakkoord
Het regeerakkoord voor het kabinet Rutte IV ademt dezelfde struisvogelpolitiek. In plaats van de fundamentele problemen onder ogen te zien, wil Nederland ‘een leidende rol nemen’ en ‘kopgroepen vormen om tot oplossingen te komen, bijvoorbeeld op de gebieden klimaat, migratie, veiligheid, handel en het tegengaan van belastingontwijking’.
Lidstaten die niet in dat gareel willen meelopen zullen het volgens het regeerakkoord moeten ontgelden – waar ‘gedeelde waarden, afspraken of de democratische rechtsstaat’ geschonden wordt, zullen andersdenkende lidstaten worden ‘teruggefloten’.
Ook wil Nederland het vetorecht afschaffen in het EU buitenlandbeleid. Zo zal vrij baan worden gemaakt voor de meerderheid om sancties op te leggen, maatregelen te nemen bij mensenrechtenschendingen en civiele missies te ordonneren. Naast allerhande nieuwe Europese belastingen, kan zelfs het controversiële idee van een ‘Europese veiligheidsraad’ op bijval van Rutte IV rekenen.
Rutte IV denkt de democratische legitimiteit van de EU te kunnen vergroten door de besluitvorming in de EU transparanter te maken voor burgers en nationale parlementen, het Europees Parlement de bevoegdheid te geven een individuele Eurocommissaris af te zetten en het systeem van de ‘spitzenkandidaat’-lijsten bij Europese verkiezingen te verbeteren. Nederland zal wijziging van de EU verdragen op basis van de conferentie over de toekomst van Europa omarmen. Tenslotte wil Rutte IV ook tot een nog niet nader omschreven ‘Europawet’ komen.
Kortom, net als de EU zelf, verkeert de nieuwe Nederlandse regering in de ontkenningsfase. Het regeerakkoord negeert zowel de structurele problemen van de EU als de wens van de burger om de kosten van de EU en de bemoeienis te beperken.
Rutte IV kiest de vlucht vooruit naar verdere Europese integratie en federalisering die dan als enige ‘totaalpakket’ van EU-lidmaatschap wordt gepresenteerd. Daardoor verschuift de macht van de nationale democratie naar de ondemocratische, schimmige besluitvorming in Brussel.
De onmogelijkheid van Europese democratie
Het initiële idee achter Europa was het creëren van een douane-unie en een economische gemeenschap waarbinnen vrij verkeer van goederen, kapitaal en personen bestaat. Dat was een goed idee, omdat economische integratie, binnen zekere grenzen, voor alle lidstaten voordelen oplevert en binnen een niet-democratische structuur op legitieme wijze kan worden gerealiseerd.
Gaandeweg is Brussel zich echter met steeds meer zaken gaan bemoeien; harmonisering gaat al lang niet meer uitsluitend over de interne markt, maar ook over onderwerpen als handelspolitiek, ontwikkelingsbeleid, milieu, hulpverlening bij rampen, justitie, gezondheidszorg, onderwijs en cultuur.
De tragedie van de EU is dat hoe meer zij de pretentie heeft democratisch te zijn, hoe sterker het democratisch tekort bloot komt te liggen. Er bestaat geen Europese politieke ruimte, omdat er geen gemeenschappelijke taal en politieke cultuur zijn. Ook Europese publieke media ontbreken vrijwel volledig en nationale media rapporteren voornamelijk over nationale politiek.
Het politieke debat vindt plaats op het niveau van de lidstaten, maar de nationale parlementen hebben weinig beslissingsmacht en voeren voornamelijk EU wetgeving uit; zij zijn gedegradeerd tot de uitvoerende macht van de EU. Ten gevolge van de invoering van de Euro, is het de nationale regeringen van de Eurozone ook onmogelijk gemaakt om monetair beleid te voeren om de gevolgen van EU-wetgeving te verzachten.
Steeds verder verwijderd van de burger
Het gebrek aan democratische legitimiteit van de EU heeft zich in de loop der tijd steeds sterker doen voelen. De uitbreiding van de bevoegdheden van het Europese Parlement kon dat gebrek niet ondervangen. Dat parlement functioneert in de praktijk als een instituut dat de meeste voorstellen van de Europese Commissie nog wat verder in de richting van ambitie, integratie of federalisering trekt. Nu hebben we het punt bereikt dat de nationale democratie grotendeels is uitgehold door de EU.
In de afgelopen decennia heeft de EU het verdrag, dat de bevoegdheden van de EU omschrijft, steeds meer naar zijn eigen hand gezet ten koste van de lidstaten. Hoewel het verdrag eist dat ‘besluiten in zo groot mogelijke openheid en zo dicht mogelijk bij de burger worden genomen’ is het omgekeerde de praktijk geworden. Een verstikkende ‘one size fits all’-benadering die de meerderheid toelaat de minderheid te onderwerpen, heeft tot onvrede geleid.
Het Europese Gerechtshof in Luxemburg en het Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg hebben de zaak verergerd door zich ook een deel van de opgerekte politieke macht toe te eigenen. Ondertussen is er geen effectieve tegenmacht; burgers bijvoorbeeld kunnen tegen onwettige EU-wetgeving bij het Europese Gerechtshof meestal niets beginnen.
Nu wil de EU onder leiding van Duitsland en Frankrijk de volgende stap maken naar een federatie. Er zou ‘een crisis van onze nationale democratieën’ bestaan die door het verplaatsen van meer macht naar Brussel zou kunnen worden opgelost. In grote delen van Europa wordt de EU echter steeds meer gezien als het probleem, niet als de oplossing. De niet ophoudende machtsgrepen door Brussel hebben de argwaan van de burgers vergroot. Vandaar dat er een steeds sterkere roep klinkt om een kleinere, minder machtige EU die functioneert als een confederatie van onafhankelijke staten.
De gevaarlijke Europese ‘vervangreligie’
Het idee van de ‘suprematie van EU-recht’ maakt pijnlijk duidelijk dat zelfs nationale grondwetten moeten wijken voor de Brusselse dictaten. Het oprekken van vaag geformuleerde bevoegdheden en het gebruik van multi-interpretabele begrippen als de ‘rechtsstaat’ en ‘gemeenschappelijke Europese waarden’ om alle lidstaten in een Europese dwangbuis te moffelen, doen meer kwaad dan goed.
Naast economische integratie bemoeit de EU zich met zo ongeveer alle terreinen waarop overheden beleid zouden kunnen willen voeren — van economie, landbouw, financiën en informatietechnologie tot en met privacy, gezondheidszorg en cultuur. De leemte die secularisatie en de ondergang van de familie in Europa hebben achtergelaten, is door de EU opgevuld met een ‘vervangreligie’ van duurzaamheid en diversiteit.
Het EU-beleid ten aanzien van duurzaamheid en klimaat is alomvattend en dringt geleidelijk de gehele maatschappij en het persoonlijk leven van de burger binnen. Diversiteit vereist doorgedreven ‘gelijkheid’ van uitkomsten en forse immigratiestromen, die ook door het lage geboortecijfer gerechtvaardigd zouden worden.
EU-invloed op publiek debat
Om dit beleid te verkopen, grijpt de EU steeds vaker naar propaganda en onderdrukking van afwijkende meningen of directe censuur. Door directe en indirecte subsidiëring van allerhande pro-EU-organisaties en zogeheten ‘influencers’ tracht de EU de Europese burger te leren wat te denken. Via de financiering van wetenschap heeft de EU ook enorme invloed op de uitkomsten van onderzoek. De Europese strijd tegen desinformatie en nepnieuws, die nodig zou zijn om ‘populisme’ en ‘buitenlandse inmenging’ te beteugelen, versterkt het pro-EU-narratief in de publieke media. Door de ‘techgiganten’ te onderwerpen tracht de EU ook grip te krijgen op de sociale media.
Het propageren van de dubieuze Europese vervangreligie, het onderdrukken van afwijkende meningen, het afdwingen van de algemene Brusselse wil en het smoren van het debat scheppen evenwel gevaren voor de EU die met name in Oost-Europa zichtbaar beginnen te worden. Of landen als Polen en Hongarije op termijn binnen de EU zullen blijven, is een open vraag geworden.
De vlucht in autoritarianisme
Maar de EU slaat deze waarschuwingen in de wind en tracht met harde hand verdere integratie op te leggen. Dat gebeurt steeds vaker met een beroep op een eenzijdige interpretatie van de ‘Europese waarden’, waartoe nu ook ‘diversiteit’ gerekend wordt. Ook een selectieve en arbitraire toepassing van het begrip ‘rechtsstaat’ is een instrument dat de EU gebruikt om lidstaten die tegenstribbelen, in het gareel te dwingen. Als het nodig is, zet de EU ook financiële sancties in om gehoorzaamheid af te dwingen.
Deze autoritaire houding van de EU staat in schril contrast met de pretentie dat de EU voor democratie staat. Via allerlei initiatieven suggereert de EU democratie te bevorderen, maar daarmee bevestigt de EU slechts dat zij niet democratie als systeem voor besluitvorming beschermt, maar slechts een bepaalde, dwingende ‘democratie’ die voor duurzaamheid en diversiteit staat.
Participatoire democratie als oplossing voor het democratische tekort
Al enkele decennia worstelt de EU met het ‘democratische tekort’. In al die tijd is dat tekort door de machtsuitbreiding van de EU alleen maar groter geworden. In plaats van structurele hervormingen heeft Brussel gekozen voor een cosmetische aanpak die bij oppervlakkige aanschouwing de suggestie van democratie wekt. Het gaat hier om de zogeheten ‘participatoire democratie’ die de burger, oftewel ‘civil society’ in Eurospeak, inspraak zou moeten geven in het EU-beleid.
Veelal komt het erop neer dat door de EU en pro-EU ‘filantropen’ gesubsidieerde actiegroepen voor Europeanisatie, duurzaamheid en diversiteit de EU, via het ‘Europees burgerinitiatief’ of in antwoord op beleidsvoorstellen, oproepen om haar voorstellen nog verder aan te scherpen en ‘meer durf en ambitie’ te tonen. Greenpeace heeft zelfs een aparte ‘Europese Unit’ opgericht om meer subsidies binnen te halen en meer druk uit te oefenen.
De enkele kritische stem, indien hoorbaar, kan eenvoudig genegeerd worden. Ook op het vlak van openheid, inzage en transparantie is er, ondanks de regelgeving, nauwelijks iets ten goede verandert. Participatoire democratie is geen neutrale methode voor inspraak, maar een instrument voor het legitimeren van voorgekookte progressieve politiek.
Burgerpanels voor de toekomst van Europa
Om de wens van de grote lidstaten om tot een Europese federatie te komen democratisch te legitimeren, is afgelopen zomer de zogeheten Conferentie over de toekomst van Europa van start gegaan. Daarmee wordt de suggestie gewekt dat de toekomst van Europa in handen van de burger ligt, die zijn stem laat horen en zegt ‘in wat voor soort Europa hij wil leven’. Naar beproefd recept maakt de conferentie gebruik van ‘burgerpanels’ om tot voorstellen voor hervorming te komen.
Deze burgerpanels zouden ‘random’ gekozen zijn, maar de EU zegt zelf al dat de panels op basis van ‘diversiteit’ zijn samengesteld en een disproportioneel aantal jongeren bevatten. In oktober vond de tweede vergadering plaats van de ‘burgerpanels’ die over de toekomst van de EU gaan beslissen. Er waren meer politici dan burgers. Dit is typerend voor de burgerparticipatie: de Europese politiek denkt de stem van de burger te horen, maar hoort de eigen stem.
Hoe de EU de stem van de burger stuurt, wordt duidelijk uit de keuze van de onderwerpen – klimaat en milieu, migratie, Europese democratie en sociale rechtvaardigheid. Ook via de experts die de panels bijstaan, oefent de EU invloed uit. Een sociaal geconstrueerde wetenschappelijke consensus functioneert als basis voor burgerbesluitvorming.
Zo wordt het EU-burgerpanel dat zich moet uitspreken over klimaatbeleid bijgestaan door 2 experts: de huidige vice-voorzitter van WG1 van de IPCC en Jean-Pascal van Ypersele, een oud-vice-voorzitter van de IPCC. Objectiviteit en balans zijn kennelijk ongewenst, want die zouden burgers slechts aanzetten tot onafhankelijk, kritisch denken dat niet dienstig is aan de uitbreiding van de macht van de EU en ambitieus beleid.
Europa à la carte als oplossing
Het doorgedreven Europese maakbaarheidsdenken leidt ertoe dat de EU denkt het Europese leven volledig te moeten omgooien. Overal moet de industrie ‘groener,’ de economie ‘sociaal-rechtvaardiger,’ de cultuur ‘diverser en inclusiever.’ Terwijl de EU-propaganda ongekende vormen aanneemt, blijven de ongunstige gevolgen van het Europees beleid in de media zwaar onderbelicht. De culturele en sociale consequenties van de Europese cultuurstrijd en de van bovenaf opgelegde immigratie beginnen voor veel Europese burgers echter steeds duidelijker te worden.
Ook kan de EU niet blijven ontkennen dat windenergie, zonneparken en biomassacentrales de natuur en onze elektriciteitsvoorziening bedreigen en de energiekosten de hoogte in jagen. Zo zijn er nog veel meer voorbeelden van contra-productief EU-beleid dat vanuit de Brusselse ivoren toren over het volk wordt uitgerold.
Volgens de huidige dogma’s moet Europees beleid in alle lidstaten uniform worden uitgevoerd en zijn uitzonderingen op EU-regels onwenselijk. Er rust een taboe op ‘een Europa op verschillende snelheden’, want dat zou de Europese integratie frustreren. Dit taboe moet weg: een Europese Unie ‘à la carte’ is de enige weg uit de crisis waarin de EU verkeert. De van bovenaf gedicteerde totaalhervormingen en de ‘one size fits nobody’-benadering werken niet. Een Europa op verschillende snelheden is niet het probleem, maar de oplossing.
Unanimiteit, EU-modelwetgeving en wederzijdse erkenning
In het huidige Europa hebben de grote lidstaten het voor het zeggen. Wanneer de Duitse Bondkanselier roept ‘wir schaffen das’, dan is dat meteen een probleem voor alle lidstaten. In tegenstelling tot de situatie in federaties als de Verenigde Staten, genieten de kleinere lidstaten geen privileges of bescherming tegen de tirannie van de meerderheid; integendeel, door het systeem van gewogen (‘gekwalificeerde’) stemming op basis van het aantal inwoners zijn de kleintjes altijd in het nadeel. Soms kan zelfs een minderheid door de twijfelaars met oneigenlijke beloften over de streep te trekken, haar wil aan geheel Europa opleggen.
De voorstellen voor hervorming gaan exact in de verkeerde richting. De Europese federalisten willen het vereiste van unanimiteit afschaffen. Nu is dat vereiste nog van toepassing op terreinen zoals buitenlands beleid en belastingen. Met de afschaffing zou de meerderheid het op alle gebieden voor het zeggen krijgt.
Dit dictatoriale systeem van besluitvorming is onwenselijk. In plaats van beslissen bij meerderheid zou de EU unanimiteit juist als enige procedure moeten hanteren. Dat zou leiden tot betere, meer inclusieve besluiten die ook de noden van de minderheid verdisconteren.
Om de rol van de nationale parlementen te versterken, kan dit systeem in de praktijk het best ten uitvoer worden gelegd door op het niveau van de EU modelwetgeving aan te nemen, die dan door de nationale volksvertegenwoordigers al dan niet kan worden omgezet in nationale wetten. Zo is verzekerd dat EU-wetgeving steeds toegevoegde waarde heeft voor de burgers van Europa. Aan dit systeem van EU-modelwetgeving kan dan het beginsel van wederzijdse erkenning gekoppeld worden, zodat de overspannen drang tot ‘harmonisatie’ ook verleden tijd zal zijn.
Nationale uitzonderingen op de Europese verdragen
Om dit te verwezenlijken is wijziging van de EU-verdragen noodzakelijk. Verdragswijziging is toch al voorzien in verband met de conferentie over de toekomst van Europa, dus dat is geen belemmering. De aanpassingen van het verdrag zouden tot een kleinere, meer beperkte en meer dienstbare EU moeten leiden.
Als deel van de wijzigingen zou ook meteen een procedure kunnen worden ingevoerd die de lidstaten toelaat om af te wijken van de interpretatie van de verdragsbepalingen door het Europese Gerechtshof. Een dergelijke regeling is bijvoorbeeld in de grondwet van Canada opgenomen. Krachtens zo’n regeling zou een lidstaat een uitspraak van het Europese Gerechtshof opzij mogen zetten voor een verlengbare periode van bijvoorbeeld vijf jaar.
Een maximum van bijvoorbeeld tien rechterlijke uitspraken zou zo langs democratische weg verworpen kunnen worden. Wanneer een lidstaat de tien toegestane uitzonderingen heeft opgebruikt, dan moet zij een reeds bestaande uitzondering laten vervallen alvorens zij een nieuwe uitzondering mag maken.
Hoe extreem de Europese zendingsdrang is, bleek recent nog maar weer eens. Terwijl het debacle van de Europese campagne ‘beauty is in diversity as freedom is in hijab’ nog vers in het geheugen lag, lekten concept-communicatierichtlijnen uit van de Europese Gelijkheidscommissaris Helena Dalli waarin het gebruik van de woorden ‘Kerstmis’ en ‘dames en heren’ wordt afgeraden. Dat zouden ‘vakantieperiode’ en ‘aanwezigen’ moeten zijn, want dat is ‘inclusiever’.
Het verstikkende groene, woke Europa dat de EU ons wil opdringen, is niet het Europa waarop haar burgers zitten te wachten.