Grenzen, de grootste aller uitvindingen
Het nieuwe boek van de Belgische socioloog Mark Elchardus heet Reset en is 608 pagina’s dik. Het boek is een sensatie in politiek en intellectueel Vlaanderen, omdat de gelouterde auteur – ook een leven lang sociaaldemocraat – zijn politieke vrienden niet ontziet en flirt met zijn traditionele tegenstanders. Elchardus is weliswaar kritisch op het liberalisme, maar deelt ideeën over migratiebeleid met Bart De Wever, leider van de N-VA.
In deze Wynia’s Week een ruime voorpublicatie uit Reset. Over het nut van grenzen en over de lichtzinnigheid van de Europese regeringsleiders. ‘Alsof we zonder grensbewaking democratie en mensenrechten kunnen waarborgen.’
door Mark Elchardus
Een basisargument voor grenzen is dat mensen om goed en vreedzaam te kunnen samenleven een mate van eensgezindheid moeten bereiken over hoe ze waar en onwaar, rechtvaardig en onrechtvaardig, goed en slecht, kennis en onwetendheid van elkaar onderscheiden. Zonder een mate van eensgezindheid daarover is het heel moeilijk in eenzelfde rechtsorde, politieke, economische of sociale gemeenschap te leven.
Wantrouwen ten opzichte van de wetenschap kan het tijdens een pandemie bijvoorbeeld moeilijk of onmogelijk maken voldoende groepsimmuniteit te bereiken. Nu blijkt dat culturen en beschavingen nogal verschillen in de manier waarop zij die cruciale onderscheiden maken. Grenzen zijn een manier om die verschillen te laten bestaan en tegelijk binnen de eigen grenzen naar een grotere mate van eensgezindheid te streven. De grens maakt het mogelijk te zeggen: hier leven wij zoals wij willen, daar leven jullie zoals jullie dat willen.
Zowel Michel de Montaigne in de zestiende als Blaise Pascal in de zeventiende eeuw wezen er al op dat wat als waar wordt beschouwd aan deze kant van de bergen, als onwaar wordt beschouwd aan de andere kant. In de formuleringen van Montaigne en Pascal zorgt een natuurlijke grens voor de mogelijkheid, nooit de zekerheid, dat beide waarheden vreedzaam naast elkaar kunnen gelden. Iedereen leeft in en met zijn eigen waarheid.
Grenzen: duidelijk, bewaakt en gerespecteerd
De antropoloog Claude Lévi-Strauss spelt het uit: ‘Die relatieve incompatibiliteit is geen vrijgeleide om de waarden die wij verwerpen of hun vertegenwoordigers te vernielen. Op zich heeft zij niets verwerpelijks. Zij is misschien gewoon de prijs die we moeten betalen om de verschillende waardensystemen van de verschillende spirituele families of verschillende gemeenschappen te laten voortbestaan en hen de kans te geven in het eigen erfgoed de middelen te vinden om zich te vernieuwen.’
Duidelijke, bewaakte en gerespecteerde grenzen zijn een eerste middel om dat mogelijk te maken. Als we de mensheid in haar geheel bekijken, zijn grenzen de voorwaarde van diversiteit. Zij vloeien voort uit diversiteit en laten deze bloeien.
Afhankelijk van de uitgangspunten die je huldigt, hebben zowel grenzen als het respect voor diversiteit een heel andere betekenis, ook emotioneel. Liberalisme is grensoverschrijdend, gemeenschapsdenken grensrespecterend. Liberalisme wil grensverleggend zijn, gemeenschapsdenken grensbevestigend.
In de liberale verbeelding zijn markteconomie, liberale democratie, mensenrechten onstuitbaar grensverleggend, geroepen om zich over de wereld te verspreiden, grenzen te doen vervagen en verdwijnen. Gemeenschapsdenken keert daarentegen emotioneel terug naar de oudste muren van onze beschaving, die van Uruk.
In het vierduizend jaar oude verhaal, het eerste geschreven verhaal van de mensheid, streelt Gilgamesh de muren van zijn stad. Hij vraagt zich af of ze wel uit wijsheid zijn geboren. Als hij, later in het verhaal, beseft dat hij niet onsterfelijk is, dat het onmetelijke niet voor hem is weggelegd, bieden die muren troost. Zij beschermen, zo snapt hij, niet alleen de inwonenden, maar alles wat hem zal overleven, wat hij samen met zijn gemeenschap, haar verleden en toekomst, als onsterfelijkheid in zich draagt.
Een van de oudste literaire werken van de mensheid is meteen ook de eerste kritiek op de onmetelijkheid van abstract individualisme en universalisme. Respect voor wat zich aan gene zijde van de muur bevindt, wordt door liberalisme en gemeenschapsdenken ook heel verschillend bekeken.
Cliteur: liberaal of conservatief?
De rechtsfilosoof Paul Cliteur bijvoorbeeld, heeft een opvatting van relativisme die diametraal verschilt van de mijne. ‘Het cultuurrelativisme, dat alle culturen gelijkwaardig verklaart, is vrijblijvend gefilosofeer van politici in vredestijd die nooit echte verantwoordelijkheid hoeven te dragen voor de verdediging van hun cultuur.’
Cultuurrelativisme betekent voor mij zowat het tegenovergestelde, namelijk schroom om over andere culturen een oordeel te vellen in het licht van de criteria eigen aan mijn cultuur. Die houding impliceert twee dingen. Respect voor de eigenheid van andere culturen en de bereidheid de eigen cultuur binnen de eigen grenzen met hand en tand tegen externe en interne bedreigingen te verdedigen. Die bereidheid deel ik overigens met Cliteur, die soms schrijft als een liberaal, soms als een conservatief, terwijl die denktradities fundamenteel onverzoenbaar zijn.
Grenzen maken het mogelijk respect te hebben voor andere culturen en gehecht te zijn aan de eigen cultuur. Mensen die geen zicht hebben op, geen voeling met de grondslagen en de geschiedenis van hun cultuur, voor wie de inzichten, kennis, smaken, gevoeligheden die daaruit voortvloeien gewoon een kwestie zijn van persoonlijke smaak en preferentie – Roger Scruton omschrijft hen als de ‘oemma van de ontwortelden’ – zullen de zin en mogelijkheden van grenzen evenmin zien als liberalen die leven met de illusie dat hun vooroordelen universeel zijn.
Een geniale uitvinding
Grenzen zijn nochtans de meest geniale uitvinding ooit. Uiteraard, perfecte oplossingen bestaan niet, alleen betere en minder goede. Over grenzen wordt veel gevochten, hoewel in afnemende mate sinds de vrede van Westfalen in 1648. Toch is er geen enkele andere menselijke uitvinding die evenzeer heeft bijgedragen tot vrede, veiligheid en welvaart. Binnen gerespecteerde grenzen kan een staat bouwen aan normatieve eensgezindheid zodat ethisch handelen en verbondenheid het gebruik van geweld en dwang in grote mate kunnen vervangen.
Echte grenzen zijn niet zoals zij worden voorgesteld op een landkaart, een lijn. Sociologisch is een grens het complexe geheel van de voorzieningen die worden gebruikt om een gemeenschap af te bakenen. Dat is om voldoende politieke, economische, sociale en culturele soevereiniteit te behouden om de eigenheid van de gemeenschap te bestendigen en verder te ontplooien.
De geschiedenis is vol van voorbeelden van gemeenschappen die, doorgaans ten gevolge van decadentie, ophouden te bestaan, hun eigenheid zodanig verliezen dat het moeilijk wordt nog werkbaar te zijn. Dat is precies de reden waarom gemeenschappen die daartoe nog de besluitvaardigheid en moed hebben naar afbakening streven. Een onderdeel van dat streven is die denkbeeldige lijn die door het landschap loopt en die, zelfs als ze niet op het asfalt geschilderd staat, vaak merkbaar is aan een verschil in bouwstijl, taal en gewoonten.
Grenzen selecteren
Sociologisch gezien reiken grenzen ver buiten de lijnen die op landkaarten staan afgebeeld. Grensbewaking is ingrijpen op de gebeurtenissen die ver buiten de eigen grenzen gebeuren, maar die de veiligheid, de eigenheid en de belangen van de gemeenschap raken. Grensbewaking is selectie: doorlaten van wat bijdraagt tot, tegenhouden van wat afbreuk doet aan het maatschappelijk project. Dat kan aan de grens gebeuren, maar in een interdependente wereld zal dat vaak ver daarbuiten moeten plaatsvinden.
Het is duidelijk dat grensbewaking in een wereld van sterk interdependente landen anders verloopt dan in een wereld met lage interdependentie. In een interdependente wereld impliceert effectieve grensbewaking dat er controle is op en verweer tegen al de kwetsbaarheden die voortvloeien uit die interdependentie, bijvoorbeeld dat er greep, verweer of vergeldingsmogelijkheid is tegen de hackers die je energievoorziening bedreigen of de landen die migratiestromen als machtsmiddel gebruiken.
De onverantwoordelijke leiders
Een van de grootste verdwazingen waarvan grote delen van de Europese elite de laatste halve eeuw het slachtoffer werden, is de trivialisering van grenzen: het geloof dat het volstaat te zeggen waarvoor een natie staat, zonder daaraan de verantwoordelijkheid van reële gemeenschapsafbakening en grensbewaking te koppelen. Die houding blijkt bijvoorbeeld onomwonden uit de Verklaring van Laken van december 2001, waarmee de Europese Unie de Conventie in het leven riep die een Europese grondwet moest voorbereiden. ‘De enige grens die de Europese Unie trekt, is die van de democratie en de mensenrechten.’
Een meer onverantwoordelijke houding is moeilijk denkbaar. Alsof we zonder gemeenschapsafbakening en effectieve grensbewaking democratie en mensenrechten kunnen waarborgen op dit kleine en kwetsbare continent. We kunnen ons nu, amper twintig jaar later, nog maar moeilijk voorstellen in wat voor (denk)wereld de mensen leefden die in een plechtige verklaring dergelijke wereldvreemdheid optekenden. In welke denkwereld heeft een deel van de Europese elite geleefd, leeft zij misschien nog?
Wat een hypocrisie ook blijkt uit die verklaring. De toenmalige Europese elite deed alsof grensbewaking en defensie-uitgaven overbodig, ja zelfs moreel verwerpelijk zijn. Zij deed dat echter, schuilend achter de hoge militaire uitgaven en harde machtspolitiek van de Verenigde Staten.
Dat was twintig jaar geleden. Delen van de Europese elite werden ondertussen nuchter. De Unie en de lidstaten leveren nu wel degelijk inspanningen om grenzen ver buiten de eigen buitengrenzen te bewaken. Europese landen bewaken hun grenzen in Afrika en in het Midden-Oosten, proberen irreguliere migratie richting Europa tegen te gaan.
De Europese Commissie die in 2020 aantrad omschreef zich als ‘geopolitiek’. De Franse president Macron spreekt van een ‘soeverein Europa’. Er worden inspanningen geleverd om Europeanen te overtuigen van de noodzaak van grensbewaking en hogere defensie-uitgaven.
Nu zijn het de lichtzinnige ngo’s
De onverantwoordelijkheid die twintig jaar geleden poseerde als hogere moraal is echter geenszins verdwenen. Talrijk zijn de organisaties en belangengroepen die militeren tegen doeltreffende grensbewaking en gemeenschapsafbakening. Dat terwijl bewaakte grenzen, niet een verzonnen natuur, het ware fundament van rechten en plichten zijn. Rechten bestaan slechts in de mate dat zij worden gegarandeerd door georganiseerde, werkbare gemeenschappen. Dat is wat Jean Jaurés deed zeggen dat de staat het enige eigendom is van de arme.
In Spheres of Justice verwoordde Michael Walzer diezelfde idee door te stellen dat het mooiste geschenk dat we elkaar kunnen geven, het lidmaatschap van een gemeenschap is. Om dat geschenk aan zijn kinderen te kunnen geven, dient het gemeenschapsproject bewaard te worden. Dat is één van de fundamenten van het gemeenschapsdenken.
Mensen hebben geen rechten als dusdanig, als mens, ten gevolge van een openbaring of een denkbeeldige natuur. Mensen hebben rechten doordat zij zich organiseren in gemeenschappen die tegelijk hun opvattingen over rechten inspireren en, indien het om werkbare gemeenschappen gaat, deze ook effectief kunnen garanderen.
Liberale denkers als Krastev en Holmes zullen mijn standpunt over grenzen als het echte fundament van rechten niet delen. Zij moeten echter wel toegeven: ‘Alles wel beschouwd, de meest effectieve mensenrechtenorganisatie in de wereld is de liberale natiestaat.’ Juister nog ware geweest te spreken van de democratische natiestaat, maar liberale denkers verwarren wel vaker liberalisme en democratie.
De moeilijke kunst van het grenzen trekken
Het is nogal evident dat mensen grenzen trekken rond gemeenschappen die in termen van wijzen van denken en voelen al een mate van interne homogeniteit vertonen en waarvan de leden zich onderling verbonden voelen. Nu is de geschiedenis van grenzen uitermate bewogen. Bij het trekken van grenzen werd zeker niet altijd gestreefd naar maximale interne homogeniteit en een zo duidelijk mogelijk onderscheid met wat zich buiten de grens bevindt.
We kunnen ons inbeelden dat we een heel gedetailleerde beschrijving hebben van het denken en voelen van alle mensen op deze planeet en dan via een statistische techniek (clusteranalyse) nagaan hoeveel landen we zouden moeten onderscheiden om tot een beperkt, handelbaar aantal landen te komen waarvan de burgers zoveel mogelijk op elkaar lijken en tevens zoveel mogelijk verschillen van de burgers van de andere landen.
Ik durf niet meteen te voorspellen hoeveel landen uit een dergelijke analyse zouden komen, maar het zouden in elk geval landen zijn gekenmerkt door een grotere mate van interne homogeniteit en onderling meer verschillend dan de huidige.
De hedendaagse grenzen zijn niet op die manier tot stand gekomen. Een anekdote wil dat Churchill pochte dat hij op een namiddag in Caïro het Midden-Oosten heeft opgedeeld, met potlood en liniaal, in één trek de grens tussen Syrië en Jordanië op de kaart heeft gezet. Los van die anekdote geldt dat vele landen in het Midden-Oosten, die na de Eerste Wereldoorlog ontstonden, arbitraire grenzen hebben, zonder wortels in het verleden, met het gevolg dat zij gebieden afbakenden die dan wel een staat, maar geen natie vormden. Het waren veeleer verzamelingen van individuen waarvan de contouren door de Franse en Britse grootmachten werden bepaald. De nefaste gevolgen daarvan laten zich tot vandaag voelen.
Vergeleken met het resultaat van clusteranalyse werkte het verleden betrekkelijk slordig. Toch was de clusterlogica niet helemaal afwezig. Politieke onafhankelijkheid, grenzen, werden vaak gewonnen door verzamelingen van mensen die zich natie voelden, verbonden waren met een territorium en die samenhangend en krachtig genoeg waren om nationale onafhankelijkheid af te dwingen. Op die manier hebben mensen als het ware een beperkte vorm van clusteranalyse doorgevoerd. Dat betekent ook dat bestaande naties, als we hen beoordelen op basis van homogeniteit van denken, voelen en doen, nooit meer zijn dan clusters met rafelranden in plaats van scherpe grenzen.
We zouden kunnen stellen dat gemeenschappen, zodra zij hun grenzen kunnen doen respecteren, clusters zijn met de heel bijzondere capaciteit om onder meer via onderwijs en cultuurbeleid hun homogeniteit te vergroten, hun uitwisseling en kruisbestuiving met andere clusters te controleren. We leven echter duidelijk in een wereld waarin grenzen op een onvolkomen wijze gemeenschappen afbakenen. Slechts een beperkt aantal landen is etnisch en linguïstisch homogeen, om enkel die kenmerken te noemen. Vandaar veel bloed en tranen, etnische strijd, instabiliteit, onbestuurbaarheid.
Terwijl we sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog een verdere daling van conflicten tussen staten zien, zijn we getuige van een sterke stijging van conflicten binnen staten. De meeste daarvan vinden hun oorsprong in of zijn sterk verbonden met etnisch conflict. Deze vorm van geweld nam spectaculair toe tussen 1975 en 1990. Er is voor dergelijke kwalijke gevolgen van diversiteit slechts een beperkt aantal oplossingen, geen van alle perfect, maar beter dan moord en brand: hertekenen van grenzen, homogeniseren, en leren leven met verdeeldheid.
Grenzen kunnen worden hertekend, wat niet zelden gepaard gaat met verplaatsingen van bevolkingsgroepen. Ook als deze laatste vreedzaam verlopen – wat zelden het geval is – zijn zij een lijdensweg. Dat lijden dient echter te worden afgewogen tegen het risico op burgeroorlog, etnische zuivering en volkerenmoord.
Mark Elchardus, Reset. Over identiteit, gemeenschap en democratie. Uitgeverij Ertsberg, 608 pagina’s, 39,95. Bestellen en informatie HIER