Activistisch gebruik slavernij schaadt geschiedwetenschap – deel I

PietEmmer 17-9-21
Kinderen lezen in de brochure Slavernij, En nu?, behorend bij de slavernijtentoonstelling in het Rijksmuseum te Amsterdam

De geschiedenis is nog nooit zo actueel geweest. De critici van het kapitalisme gebruiken tegenwoordig steeds meer het verleden om aan te tonen dat onze westerse cultuur onrechtvaardig is, door en door racistisch en niet te hervormen.

Een van de belangrijkste kroongetuigen is het koloniale slavernijverleden, dat nog steeds zijn schaduwen vooruit zou werpen en de basis zou vormen voor het ‘institutioneel racisme’, waarover zelfs onze minister-president zich zorgen lijkt te maken.  

Interview

Geen wonder dat televisiemakers brood zien in ons slavernijverleden. Omdat er in de social media nogal wat kritische opmerkingen te lezen zijn over mijn publicaties op dit gebied, werd ik benaderd voor een interview. Ik zou worden ondervraagd over de argumenten, die de voor- en tegenstanders van de slavernij op elkaar loslieten. Dat bleek een lokkertje, want de interviewster vroeg uitsluitend naar die onderwerpen uit mijn De geschiedenis van de Nederlandse slavenhandel, waarover op het internet beroering was ontstaan.

Dat de interviewster gemakshalve het boek zelf niet had gelezen, bleek al uit de eerste vraag: waarom had ik de beenruimte aan boord van de slavenschepen gemeten en daarna vergeleken met de ruimte in een vliegtuig?

Slaven en landverhuizers

Het woord beenruimte komt in mijn boek niet voor, wel het totale aantal kubieke centimeters, dat een slaaf aan boord gemiddeld ter beschikking had. Dat ik die vergelijking gebruikte om te illustreren hoe primitief de omstandigheden waren aan boord van een slavenschip, vond ze maar vreemd.

Ik kreeg geen kans te wijzen op het belang van zulke cijfers voor het onderzoek, want eenzelfde berekening voor passagiersschepen ten tijde van de slavenhandel laat zien dat landverhuizers nog minder ruimte ter beschikking hadden dan de slaven. Als verklaring voor de extreem hoge sterfte aan boord van de slavenschepen kan die krappe ruimte dus worden weggestreept, want onder landverhuizers was het sterftepercentage veel lager.   

Brandmerken

Vervolgens vroeg de interviewster naar het brandmerken. In mijn boek leg ik uit, dat dit voor de nieuwe slaven op de plantages een ‘rite de passage’ was. Het brandmerk deed de slaven beseffen dat ze eindelijk ergens bij hoorden na vaak meer dan een jaar van hand tot hand te zijn gegaan tijdens hun maandenlange voettocht in Afrika, hun verkoop aan het slavenschip, en na een wekenlange reis over de Atlantische Oceaan de verkoop aan hun huidige eigenaar.

Een van mijn promovendi onderzocht hoe de nieuwe slaven op een plantage werden geïntegreerd en ontdekte dat de planters probeerden van het brandmerken iets feestelijks te maken door hun nieuwe slaven op die dag wat geschenken te geven zoals een lap stof, tabak en een ‘zopie’ (rum).

Tatoeages en inkepingen

Dat beviel de interviewster niet, want dat brandmerken had vast veel pijn gedaan. Daar moest ik haar gelijk in geven, hoewel die pijn de Afrikanen in Afrika zelf er blijkbaar niet van weerhield met tatoeages en inkepingen op hun schedel (!) te laten zien bij welke natie ze hoorden.  

In Europese ogen is brandmerken daarentegen iets barbaars en hoogstens geschikt voor koeien en paarden. Daarom maakte de landbouwkundige Anthony Blom, die de Surinaamse plantages kende als geen ander, er zich aan het einde van de achttiende eeuw al zorgen over dat de tegenstanders van slavernij het brandmerken als argument zouden gebruiken om de slavernij af te schaffen.

Blom bracht daar tegenin dat de slaven het brandmerken juist op prijs stelden als bewijs dat ze eindelijk ergens bij hoorden en niet weer verkocht zouden worden. Bovendien probeerde Blom zijn lezers gerust te stellen door te wijzen op de dikke laag kaarsvet, die eerst op de huid werd aangebracht voordat het hete ijzer erop werd gedrukt. Laten we maar hopen dat hij gelijk had.   

Meer en beter voedsel maakt mensen langer

Helemaal tegen het zere been van de interviewster was de passage in mijn boek, waarin wordt uitgelegd dat meer en beter voedsel en minder ziekten mensen langer maakt en dat de skeletten van zowel de vrije kolonisten als de slaven in de Nieuwe Wereld in doorsnee langer waren dan die van hun leeftijdgenoten in Europa en Afrika. Zo is de Nederlandse man tussen 1900 en 2000 gemiddeld maar liefst 12 centimeter langer geworden.

Volgens de interviewster kon dat niet kloppen, want skeletmetingen op Sint-Eustatius lieten in sommige jaren juist het tegendeel zien. Ze leek niet te beseffen dat de voedselsituatie op de extreem kleine eilanden af en toe precair was en dat de overgrote meerderheid van de slaven elders daar blijkbaar geen last van heeft gehad. Op eenzelfde manier kun je immers volhouden dat in de afgelopen honderd jaar voedselschaarste in ons land de belangrijkste doodsoorzaak is geweest met verwijzing naar de cijfers in Amsterdam tussen januari en mei 1945.  

Tot slot een goede raad voor de antikapitalistische activisten: de geschiedenis is niet geschikt als basis voor een ideologie, daarvoor bevat zij veel te veel nuances.  

Op 16 september 2021 werd het interview uitgezonden op Nederland 3 tussen 21:00 en 21:36. Piet Emmer is de auteur van onder meer:  Geschiedenis van de Nederlandse slavenhandel (2020) en De geschiedenis van de Nederlandse slavernij in een notendop (2011)