Waar blijft het verzet tegen woke-minister Ingrid van Engelshoven?

engelshoven
Ingrid van Engelshoven (D66): minister met een woke-missie…

‘Alles wat nodig is voor de overwinning van het kwaad is dat goede mensen niets doen.’ Hoewel 250 jaar oud, blijven deze woorden van de Ierse filosoof Edmund Burke actueel. Ze verklaren hoe vergaande plannen razendsnel in beleid worden omgezet. Wie de recente opmars van woke wil begrijpen, kan niet om de passiviteit van de ‘goede mensen’ heen. Beleidsmakers spelen er handig op in.

Dit is een typisch Nederlands verschijnsel. In de Verenigde Staten wordt woke aangevuurd door een activisme met militante trekjes. Bivakmutsen, molotovcocktails, ingeslagen ruiten: zulke taferelen komen voor op Amerikaanse campussen. In Nederland vinden ze niet plaats en zullen ze vermoedelijk ook uitblijven. Geweld of de dreiging daarvan is onnodig, de progressieve agenda wordt op een andere manier ingevoerd.

Slechts een invloedrijke enkeling hoeft overtuigd te zijn van de wenselijkheid. Als die vervolgens nauwelijks op weerstand stuit, gaat de implementatie ervan door. Zelden komt beleid tot stand na een fundamentele discussie, door uitwisseling van argumenten. Eerder het tegendeel. Maatregelen en nieuw beleid zijn het gevolg van het uitblijven van een echt debat.

Woke per wetenschap

Stilte als de aandrijfas van de Nederlandse polder. Weinig beleidsmakers maken zo handig gebruik van het mechanisme als Ingrid van Engelshoven. Andere bewindslieden zijn vaker in de media en hebben nog grotere begrotingen dan de demissionaire minister van OCW. Intussen zou zij weleens één van de meest effectieve bestuurders kunnen zijn. Als geen ander heeft zij toegang tot de hoofden van burgers – via maar liefst drie kanalen: Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

We staan aan de vooravond van het nieuw academische jaar, dat volgende week begint. Met de blik op de toekomst zou je haast vergeten wat zich eind juli voltrok; van demissionaire deemoed was geen sprake. De Kamer was al met reces toen Van Engelshoven universiteiten nog eens op het hart drukte genderplannen op te stellen. Anders komen subsidies in gevaar.

Optreden tegen seksuele intimidatie was onvoldoende; de inmenging met de campus ging verder. De minister gaf alvast enkele richtlijnen mee aan de universiteiten. ‘Controleren van de fysieke omgeving’ ter voorkoming van kunstwerken op de campus die als microagressie kunnen overkomen. En: ‘Vakken over gender, intersectionaliteit en ongelijkheden.’

Waar je kritiek zou verwachten, bleef het nagenoeg stil. De Telegraaf en weblog Geenstijl sloegen aan, maar de onderwijssector zelf? Die reageerde nauwelijks.

Het geweten?

Deze stilte was laakbaar omdat wetenschappers hun intellectuele plicht verzaakten. Niet voor het eerst was er sprake van een verraad der klerken. Zo bekritiseerde Julien Benda zijn collega’s tijdens het interbellum. Intellectuelen loochenden hun roeping, vond deze Franse filosoof destijds. Morele en politieke idealen wogen zwaarder dan het ideaal van belangeloze kennisverwerving. Opnieuw verdient dat ideaal een hartstochtelijke verdediging, met een minister die zich intensief bemoeit met de wetenschap.

Noblesse oblige. De wetenschap heeft de lat voor haarzelf hoog gelegd. Nog geen half jaar geleden kwam de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW), het genootschap van uitmuntende geleerden en volgens eigen zeggen ‘het forum, de stem en het geweten van de wetenschap in Nederland’, op voor de academische vrijheid die nu in het geding is.

De KNAW schreef een uitvoerige notitie over het thema. De academische vrijheid blijkt een ideaal met vele implicaties. Misschien wel de belangrijkste is deze: ‘Overheden hebben niet alleen de verantwoordelijkheid om zich te onthouden van inbreuken op de academische vrijheid; zij dienen deze vrijheid ook te beschermen en te faciliteren.’

Het verraad begint met die (terechte) cursivering. Het schept verplichtingen als je de vrijheid als sleutelwaarde voor de wetenschap benadrukt. Dat vraagt om een assertieve verdediging als ze onder druk komen staan. Wanneer die uitblijft, verloochenen de hedendaagse klerken hun eigen ideaal.

De macht van soft power

Niet dat er helemaal geen reactie kwam. Enkele wetenschappers lieten per twitter van zich horen, maar zij zitten niet aan de knoppen van het academische bedrijf. Rectoren, collegevoorzitters, decanen – een enkeling daargelaten spraken zich niet uit tegen de Haagse bedilzucht.

Of de reactie was formeel van aard. De voorzitter van de Jonge Akademie, onderdeel van de KNAW, ageerde tegen misleiding door De Telegraaf, die het had over ‘dwang’ van de minister, terwijl zíj helemaal niet dwong, zo werd gesteld. De dwang kwam uit Europa, geldschieter van wetenschappelijk onderzoek via het HORIZON-programma. Daarbij stonden de voorgestelde maatregelen slechts in een ‘handreiking’ met suggesties.

Behalve van weinig urgentie getuigden deze sussende woorden van een gering inzicht in het politieke krachtveld. Komt een handreiking van de minister, dan is dat niet ‘slechts’ een handreiking. Evenmin kunnen universiteiten de ‘suggesties’ even makkelijk naast zich neerleggen als ze overnemen. De dwang mag uit Europa komen, de drang is afkomstig van een minister die weet hoe de raderen van de macht draaien.

Natuurlijk zet ze niemand het mes op de keel via harde pressie. Zo gaat dat in autocratische regimes, niet bij ons. Maar soft power – uitgeoefend via de handreiking en suggesties – kan ook effectief zijn. Deze benadering heeft als voordeel dat grote ophef uitblijft die losbreekt als regeren per decreet gaat. Waarna de minister het stilzwijgen kan uitleggen als instemming en een volgende stap zet in de uitvoering van haar ambitieuze agenda.

Erbij horen

Het persoonlijke is politiek geworden. Voor Van Engelshoven geldt dat meer dan voor andere bewindslieden. Hen zie je makkelijk switchen van ministerie; bij haar is dat moeilijker voorstelbaar. Vergroting van de diversiteit en meer inclusie is niet zomaar een takenpakket, zoals een andere minister als wegen moet aanleggen. Van Engelshoven heeft een missie. Ze herkent zich in de groep waarvoor ze opkomt, want kent volgens eigen zeggen het gevoel tot een minderheid te behoren.

Midden jaren tachtig kwam de 20-jarige Ingrid naar Nederland, nadat ze haar jeugd in België had doorgebracht. ‘Wij waren de eerste “buitenlanders” in het dorp,’ zei ze na haar aantreden tegen Trouw (5 mei 2017). ‘Ik kan me nog steeds inleven in wat integratie in de praktijk betekent. De hardnekkigheid van het stempel dat je anders bent, wat je ook doet. En vooral: de diepe wil om erbij te willen horen.’

Het gaat te ver om het ministerschap van Van Engelshoven te zien als een vorm van traumaverwerking. Wel wil ze minderheden het gevoel geven dat zij heeft ontbeerd.  Behalve onderwijs en wetenschap zet zij daartoe ook cultuur in. Meest in het oog sprong haar besluit in 2019 dat de canon op de schop moest.

Nu evolueert een canon voortdurend. Nimmer zijn het de statische dingen geweest die de pleitbezorgers van verandering ervan maken. Zij moffelen weg dat nieuwe inzichten invloed tot een andere invulling van de canon. De herziening door Van Engelshoven was echter van een andere orde. Haar voorstel had een sterk politiek karakter. De vijftig vensters van de canon verwerden tot een instrument van de tijdgeest.

Er moest meer aandacht komen voor de zwarte bladzijden uit de geschiedenis, gaf de minister mee als opdracht aan de samenstellers van de nieuwe canon – alsof in de oude canon niet al heel wat slavernij zat. Door het prisma van de identiteitspolitiek naar de geschiedenis werd nog iets duidelijk: vrijwel alleen maar witte mannen. Met die oververtegenwoordiging getuigde de canon van gisteren, terwijl de generaties van de toekomst zich erin moeten herkennen.

Meebuigen

Weer contrasteerde de assertiviteit van de minister met de lauwheid vanuit het veld. Historicus James Kennedy zag geen belemmering om het comité voor te zitten dat de nieuwe canon moest samenstellen, hoewel de minister het gewenste resultaat voorafgaand aan het onderzoek bestelde.

Zo stond het op rijksoverheid.nl (31 mei 2019): ‘Ik vraag de commissie om evenwichtig aandacht te besteden aan de verhalen en perspectieven van verschillende groepen in de samenleving, en om de schaduwkanten van de Nederlandse geschiedenis voldoende aan bod te laten komen.’ 

Dus niet: ik vraag de commissie om te onderzoeken of de canon te weinig divers is. De minister beschouwde de canon niet als uitkomst van wetenschappelijk onderzoek, per definitie een grillig en onvoorspelbaar proces. In plaats daarvan betrof het een rechtvaardigheidsvraagstuk. De geschiedenis werd in een taart die je in gelijke punten moet verdelen over de maatschappelijke groeperingen. Alsof geschiedschrijving zo werkt.

Geen principiële bezwaren intussen bij historicus Kennedy, maar meegaandheid. Dit was een typische Hollandse reflex, die nota bene hijzelf blootlegde in zijn dissertatie Nieuw Babylon in aanbouw (1996). Daarin vroeg hij zich af waarom de jaren ’60 in Nederland zo rimpelloos verliepen in vergelijking tot elders? Omdat het maatschappelijke middenveld de kunst van het meebuigen verstond. En meebuigen doet het dus nog steeds.

Terwijl de tijd vraagt om Prinzipienreiter. In de snelle transitie van Nederland tot woke-land worden principes met de voeten getreden, blijven fundamentele discussies uit. Aan de vooravond van een nieuwe academische jaar en cultureel seizoen hoop je op meer zelfbewustheid en grotere waakzaamheidberaad. Variërend op de woorden van Burke: de kans op een overwinning van het goede neemt toe als goede mensen van zich laten horen.

Sebastien Valkenberg, maar ook andere auteurs van Wynia’s Week leggen regelmatig hun vinger bij de even snelle, als sluipende infiltratie van ‘woke’-identiteitspolitiek via overheid, onderwijs, cultuur en media. Wynia’s Week gaat onverminderd door met kritische publicaties over deze gevaarlijke ontwikkeling. Steunt u onze broodnodige berichtgeving? Doneren kan op verschillende manieren. Kijk HIER. Hartelijk dank!